Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te Harderwijk,
appellant,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 114682 / HA ZA 10-1530)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Omnivent heeft geen verzet ingesteld tegen dit vonnis.
‘De debiteurenportefeuille bedraagt per 11 maart 2004 ca. € 617.000,-, waarvan in ieder geval door de SNS Bank en ondergetekende een bedrag van € 306.000,- als oninbaar zou kunnen worden afgeschreven. (…) Daarnaast wordt met dit bod[van de koper van de activa, hof]
een bedrag van € 5.000,- voor de handelsnaam en € 220.605,- voor de debiteurenportefeuille voldaan. Gezien de incassorisico’s ten aanzien van de vorderingen op debiteuren komt mij dit voorstel niet onredelijk voor’(productie F bij akte overlegging producties van 1 juni 2011). De curator heeft niet uitgelegd waarom hij in dit geding deze incassorisico’s anders taxeert, althans op nihil waardeert nu hij de nominale waarde van de vorderingen op debiteuren tot uitgangspunt neemt voor zijn schadebegroting. Verder maakt de onzekere toekomst van de onderneming in dit hypothetische scenario de boekwaarde minder betrouwbaar. De curator heeft in het faillissementsverslag, naar Nysingh onweersproken aanvoert, geschreven dat moest worden geconstateerd
‘dat de bedrijfsvoering van de gefailleerde vennootschap onderhevig was aan seizoensinvloeden, hetgeen met regelmaat leidde tot liquiditeitsproblemen’en dat
‘moeilijk is in te schatten’in hoeverre
‘de gefailleerde vennootschap bij het uitblijven van het faillissement levensvatbaar zou zijn geweest’(conclusie van antwoord in eerste aanleg, nr. 44).