ECLI:NL:GHARL:2013:8921

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2013
Publicatiedatum
25 november 2013
Zaaknummer
21-000865-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensenhandel en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De verdachte was aangeklaagd voor mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De zaak betrof onder andere de beschuldiging dat de verdachte [slachtoffer] had gedwongen tot prostitutie en dat hij voordeel had getrokken uit haar seksuele uitbuiting. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mensenhandel, omdat niet kon worden aangetoond dat de verdachte [slachtoffer] doelbewust had misleid. De verklaringen van [slachtoffer] gaven geen steun aan de stelling dat er sprake was van dwang of misleiding. Daarnaast werd de deelname aan de criminele organisatie niet bewezen geacht, omdat de verdachte niet kon worden aangemerkt als een deelnemer aan het criminele samenwerkingsverband. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten en sprak hem vrij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000865-11
Uitspraak d.d.: 22 november 2013
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 18 februari 2011 met parketnummer 08-963017-07 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van onderscheidenlijk 3 oktober 2011, 1 november 2011, 21 juni 2012, 22 juni 2012, 12 juli 2012, 12 september 2012, 20 december 2012, 5 april 2013, 20 september 2013, 8 oktober 2013, 10 oktober 2013 en 22 november 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal kort en zakelijk weergegeven inhoudende dat verdachte terzake de feiten 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 26 maanden.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht kort en zakelijk weergegeven inhoudende dat verdachte terzake de feiten 1, 2 en 3 zal worden vrijgesproken.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover verdachte hoger beroep heeft ingesteld tegen de vrijspraak voor de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zal de verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarbij komt dat het hof met zijn beslissing van 1 november 2011 het openbaar ministerie terzake feit 4 reeds niet-ontvankelijk heeft verklaard in het ingestelde hoger beroep.
Op grond van het voorstaande zijn in hoger beroep dus nog de volgende feiten aan de orde:
- feit 1 en 2: (medeplegen van/medeplichtigheid aan) mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer] in verschillende varianten
- feit 3: deelname aan een criminele organisatie

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen, omdat het tot een bewijsbeslissingen komt terzake de onder 1 en 2 ten laste gelegd feiten.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zoals deze tenlastelegging ter zake deze feiten in hoger beroep is gewijzigd, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2002 tot 01 januari 2005 te Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Spanje tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten[slachtoffer], (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen dan wel (telkens) door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) uit de opbrengst van haar seksuele handeling(en) met (of voor) (een) derde(n) te bevoordelen, immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- met voornoemde [slachtoffer] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [slachtoffer] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- die [slachtoffer] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld (onder het mom van sparen en/of van het opbouwen van hun, verdachtes en [slachtoffer]'s, toekomst) geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen overmaken en/of die [slachtoffer] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- die [slachtoffer] geschopt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- die [slachtoffer] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met de maand juni 2005 te Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of de Verenigde Staten van Amerika tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van een ander, te weten[slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n), immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- met voornoemde [slachtoffer] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [slachtoffer] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- die [slachtoffer] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld (onder het mom van sparen en/of van het opbouwen van hun, verdachtes en [slachtoffer]'s, toekomst) geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen overmaken en/of die [slachtoffer] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- die [slachtoffer] geschopt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- die [slachtoffer] in (een) positie/situatie gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie.
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 14 juni 2007 te Alkmaar en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije, heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of verdachte ('de organisatie [organisatienaam]'), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en/of
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die (zware) mishandeling onder andere bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en/of pooiers) en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens) en/of
- afpersing, als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 en 2 ([slachtoffer])

Anders dan de rechtbank en anders dan het openbaar ministerie acht het hof de feiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Door het openbaar ministerie wordt verdachte beschuldigd van mensenhandel in de vorm van het door misleiding [slachtoffer] dwingen of bewegen tot bevoordeling van hem uit de opbrengst van seksuele handelingen met of voor een derde en/of het opzettelijk voordeel trekken uit deze vorm van seksuele uitbuiting.
Om tot een bewezenverklaring van (een van) die feiten te komen dient wettig en overtuigend vast komen staan dat verdachte [slachtoffer] heeft misleid. Naar het oordeel van het hof moet het daarbij gaan om het doelbewust geven van een foute voorstelling van zaken.
Uit het dossier volgt voor zover hier van belang dat [slachtoffer] haar geld aan verdachte heeft afgestaan omdat hij het zou sparen voor hun gezamenlijke toekomst (op basis van de verklaring van [slachtoffer] en de moneytransfers), dat [slachtoffer] van dat geld uiteindelijk niets heeft terug gezien (op basis van de verklaring van [slachtoffer]) en dat verdachte meerdere vrouwen voor zich had werken (op basis van telefoontaps). Geen van de bewijsmiddelen levert echter enig bewijs op voor het door verdachte doelbewust geven van een foute voorstelling van zaken. Er is geen verklaring van verdachte, al dan niet van horen zeggen, die daar op wijst en evenmin zijn er telefoontaps die steun kunnen geven aan de stelling dat hij doelbewust een foute voorstelling van zaken aan [slachtoffer] heeft gegeven. Op grond hiervan valt dan ook niet uit te sluiten dat verdachte een voor hem reëel scenario heeft geschetst waarvan vastgesteld moet worden dat dit zich na beëindiging van de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] niet heeft verwezenlijkt. Dat [slachtoffer] daarmee geld is ontnomen, betekent niet tegelijkertijd dat zij daartoe doelbewust en op voorhand door verdachte is misleid. Tot die (strafbare) duiding kan op basis van het aanwezige bewijs niet gekomen worden, terwijl het hof voor de alternatieve (niet strafbare) duiding ondersteuning ziet in de omstandigheid dat [slachtoffer] heeft verklaard dat de liefdesrelatie tussen haar en verdachte zeer lange tijd (ze spreekt over 8 jaar) goed was. Het hof vermag niet in te zien dat verdachte gedurende die tijd reeds, zoals het openbaar ministerie stelt, [slachtoffer] heeft misleid met een verkeerde voorstelling van zaken.
Op basis van het dossier kan dan ook naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen dat [slachtoffer] door misleiding tot prostitutiewerkzaamheden is gedwongen of bewogen. Nu het hof, met de rechtbank en het openbaar ministerie, van oordeel is dat er ook geen bewijs is voor andere dwangmiddelen in relatie tot [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden, dient verdachte te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde mensenhandelvarianten.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3 (Deelneming aan de criminele organisatie [organisatienaam])
Anders dan het openbaar ministerie acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan de criminele organisatie [organisatienaam].
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat er op de Wallen een criminele organisatie actief was als beschreven in de tenlastelegging (in het dossier de groep “[organisatienaam]” genoemd). Verdachte ontkent dat hij aan die organisatie heeft deelgenomen. Uit de verklaringen van verdachte en uit in het dossier opgenomen tapgesprekken leidt het hof af dat verdachte in de tenlastegelegde periode contacten heeft onderhouden met [medeverdachte 1], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3]. Nadat een aantal van de genoemde personen op 7 februari 2007 was aangehouden heeft verdachte betalingen voor hen geregeld. Voorts zou uit het dossier kunnen worden afgeleid dat verdachte voor valse paspoorten heeft zorg gedragen, dat hij geld schuldig was aan (de organisatie) [organisatienaam] en dat hij verschillende leden van de organisatie [organisatienaam] dagelijks ontmoette. De vraag is nu of vast is komen te staan dat verdachte:
- behoorde tot het bewuste criminele samenwerkingsverband en een aandeel had in
gedragingen die strekten tot of verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie of dat betrokkene deze gedragingen ondersteunde;
- wist dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had.
Het openbaar ministerie heeft voormelde vragen bevestigend beantwoord.
Met de rechtbank beantwoordt het hof deze vragen negatief en zal verdachte eveneens van dit feit vrijspreken. Het hof acht de mogelijke activiteiten van verdachte, mede gezien de relatief lange pleegperiode die volgens het openbaar ministerie bewezen kan worden verklaard en dus het sporadische karakter daarvan, geen reden om aan te nemen dat verdachte betrokken was bij het crimineel samenwerkingsverband rond [medeverdachte 1]. Niet onaannemelijk is dat verdachte niet betrokken was bij het samenwerkingsverband, slechts incidenteel werd ingeschakeld door wel tot het verband behorende personen en dat hij dus geen rechtens relevante rol in die organisatie heeft gespeeld. De bewijsmiddelen geven ruimte voor de door de verdediging gegeven uitleg dat zijn overige contacten met de groepering vooral voortvloeiden uit het feit dat hij zelf verschillende meisjes als prostituee op de Wallen had werken. Niet iedereen die wel eens contact had met de groep [organisatienaam] of wel eens een dienst verleende aan (leden van) die groep kan echter worden beschouwd als deelnemer aan dat criminele samenwerkingsverband.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr M. Otte en mr P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Robroek, griffier,
en op 22 november 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.