ECLI:NL:GHARL:2013:8810

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
21-000879-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mensenhandel, mishandeling en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor mensenhandel, mishandeling en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1974, heeft in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 september 2007 samen met anderen vrouwen gedwongen tot prostitutie en hen seksueel uitgebuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik maakte van geweld en bedreigingen om controle over de slachtoffers te behouden. De zaak is behandeld in meerdere zittingen, waarbij getuigen zijn gehoord en bewijsmateriaal is gepresenteerd, waaronder telefoontaps en verklaringen van slachtoffers. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde feiten, terwijl andere feiten wel bewezen zijn verklaard. De zaak benadrukt de problematiek van mensenhandel en de rol van criminele organisaties in de uitbuiting van kwetsbare personen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000879-11
Uitspraak d.d.: 22 november 2013
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 18 februari 2011 met parketnummer 08-963019-07 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1974],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 oktober 2011, 1 november 2011, 21 juni 2012, 22 juni 2012, 12 juli 2012, 12 september 2012, 20 december 2012, 5 april 2013, 20 september 2013, 8 oktober 2013, 10 oktober 2013 en 22 november 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal kort en zakelijk weergegeven inhoudende dat verdachte terzake de feiten 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 1]) en 5 zal worden vrijgesproken en terzake de feiten 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 2]), 4, 6 en 7 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 jaar.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht kort en zakelijk weergegeven inhoudende:
  • primair dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van feit 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 1]) en ten aanzien van feit 5,
  • subsidiair dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging en
  • meer subsidiair dat verdachte terzake feit 1 (voor zover nog aan de orde), 4, 5, 6 en 7 zal worden vrijgesproken.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover verdachte hoger beroep heeft ingesteld tegen de vrijspraak voor de onder 1 (voor zover het de mensenhandel van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] betreft), 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zal de verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarbij komt dat het hof met zijn beslissing van 1 november 2011 het openbaar ministerie terzake feit 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3]), 2 en 3 reeds niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
Op grond van het voorstaande zijn in hoger beroep dus nog de volgende feiten aan de orde:
- feit 1: (medeplegen van/medeplichtigheid aan) mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in verschillende varianten
- feit 4: (poging tot) moord/doodslag/(zware) mishandeling van [slachtoffer 6] en een persoon noemende [slachtoffer 7]
- feit 5: poging tot afpersing/bedreiging van [slachtoffer 7]
- feit 6 en 7: telkens deelname aan een criminele organisatie
Ten aanzien van feit 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 1]) en ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman primair gepleit tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep. De raadsman heeft dat standpunt slechts onderbouwd met een verwijzing naar ’s hofs beslissing tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep van 1 november 2011 ter zake andere feiten. Die beslissing zag echter op situaties waarin het openbaar ministerie bij aanvang van het hoger beroep te kennen gaf geen bezwaar te hebben tegen de in het vonnis in eerste aanleg gegeven vrijspraken en ook overigens geen concrete aanwijzingen had dat nader onderzoek materiaal zou opleveren dat het openbaar ministerie van mening zou doen veranderen. Daarvan was ten aanzien van feit 1 voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 1] en ten aanzien van feit 5 geen sprake nu in dat verband is getracht [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] als getuigen te horen op verzoek van zowel de raadsman als het openbaar ministerie. Het hof heeft op grond daarvan het openbaar ministerie ten aanzien van die feiten ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De raadsman heeft op dat moment ook niet verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaringen in het hoger beroep. Nu voorts het onderzoek in deze zaak zich tevens op die feiten heeft gericht, is voor een beslissing zoals door de raadsman is verzocht naar het oordeel van het hof geen ruimte.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt terzake het onder 4 ten laste gelegd feit.
Daarbij zij opgemerkt dat het hof terzake de feiten 1, 5, 6 en 7, alsmede de strafoplegging grotendeels tot dezelfde beslissingen komt als de rechtbank en zoals hierna weergegeven de overwegingen van de rechtbank terzake die feiten grotendeels tot de zijne maakt.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Door de raadsman is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de strafvervolging van verdachte. Het hof kan zich op dit punt verenigen met de wijze waarop de rechtbank het verweer van de raadsman heeft weergegeven en de wijze waarop de rechtbank dat verweer heeft verworpen.
Voor zover de overwegingen van de rechtbank in
bijlage 1zijn opgenomen maakt het hof die tot de zijne. Het hof overweegt in aanvulling daarop als volgt.
1.
In hoger beroep heeft de raadsman ter illustratie van het achterhouden van relevante processtukken nog naar voren gebracht dat in hoger beroep door het openbaar ministerie niet tot voeging is overgegaan van:
(a) een proces-verbaal van een in verband met de zaak Sneep 1,5 in Turkije plaatsgevonden verhoor van [slachtoffer 7] en
(b) de arresten in de zaak Sneep 1,5.
Het hof stelt in dat verband voorop dat de arresten in Sneep 1,5 openbare en ook door de raadsman te raadplegen rechtsbronnen betreffen. Procespartijen kunnen het hof daar op wijzen net zoals op andere rechtsbronnen en reeds op grond daarvan kan het niet voegen van de Sneep 1,5 arresten niet dienen ter illustratie van het achterhouden van relevante processtukken door het openbaar ministerie.
Ten aanzien van het niet gevoegde proces-verbaal van het Turkse getuigenverhoor stelt het hof voorop dat het openbaar ministerie de nodige vrijheid toekomt bij het samenstellen van het procesdossier en dat die vrijheid haar beperking vindt in beginselen van behoorlijke procesorde waaruit onder meer voortvloeit dat het openbaar ministerie in ieder geval die stukken in het strafdossier dient te voegen die van belang kunnen zijn voor enig te nemen beslissing in de zaak waarop dat strafdossier betrekking heeft. Ten aanzien van het proces-verbaal, dat de raadsman heeft gehecht aan zijn pleitnota, stelt het hof vast dat de inhoud daarvan niet een dergelijk belang heeft. De verklaring van [slachtoffer 7] zoals dat in dat proces-verbaal is opgenomen komt er namelijk op neer dat hij niet betrokken is geweest bij het feit dat verdachte onder 4 ten laste is gelegd. Op grond daarvan kan van de keus van het openbaar ministerie om niet tot voeging over te gaan niet gezegd worden dat daarmee in strijd is gehandeld met beginselen van behoorlijke procesorde. Bij die stand van zaken kan voeging van het proces-verbaal zoals de raadsman heeft verzocht dan ook achterwege blijven.
2.
Het hof begrijpt de overwegingen van de rechtbank naar aanleiding van het gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer aldus dat de aangevoerde gronden afzonderlijk noch in onderlinge samenhang bezien niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kunnen leiden. Die beslissing acht het hof als gezegd juist en op goede gronden genomen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zoals deze tenlastelegging ter zake deze feiten in eerste aanleg is gewijzigd, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 01 september 2007 te Utrecht en/of te [plaats], gemeente De Ronde Venen en/of te Amsterdam en/of te Alkmaar en/of te Haarlem en/of te Diemen en/of te Amstelveen en/of te Assendelft en/of te Den Haag en/of Eindhoven en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] heeft, heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1];
en/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] heeft, heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou / zouden stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard);
en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1];
en/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] heeft, heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen hem/hen, verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1], met of voor (een) derde(n);
terwijl dat feit / die feiten zwaar lichamelijk letsel tengevolge heeft /hebben gehad;
immers zijnde/hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- met voornoemde [slachtoffer 2] een (liefdes)relatie aangegaan en/of onderhouden en/of die [slachtoffer 2] (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], afhankelijk gemaakt en/of
- die [slachtoffer 2] in een (recreatie)woning ondergebracht en/of laten onderbrengen, althans voor die [slachtoffer 2] woonruimte/onderdak geregeld en/of laten regelen en/of
- voor die [slachtoffer 2] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of die [slachtoffer 2] naar haar werkplek(ken) gebracht en/of laten brengen en/of van haar werkplek(ken) opgehaald en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of toegezien of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [slachtoffer 2] als prostituee en/of die [slachtoffer 2] (verder) in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen en/of laten dwingen, althans bewogen en/of laten bewegen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 2] (het) door haar met/in de prostitutie verdiende geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s),waaronder [medeverdachte 1], doen afstaan en/of die [slachtoffer 2] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], afhankelijke positie gehouden en/of
- (beschermings) gelden geïnd en/ laten innen bij/van die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] laten betalen voor bescherming door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of
- die [slachtoffer 2] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 2] geslagen en/of laten slaan en/of onder druk gezet en/of onderdruk laten zetten en/of
- die [slachtoffer 2] met een riem geslagen en/of met een riem laten slaan en/of
- die [slachtoffer 2] mishandeld en/of laten mishandelen en/of gebruikmakend van een mes en/of een (honkbal) knuppel, althans haar mishandeld en/of laten mishandelen en/of
- die [slachtoffer 2] van vastgebonden en/of laten vastbinden met een (electriciteits)draad en haar vervolgens mishandeld en/of laten mishandelen en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd en/of laten bedreigen met een (keuken)mes en/of
- de tante van die [slachtoffer 2] bedreigd en/of laten bedreigen dood te maken en/of de tante van die [slachtoffer 2] gedreigd en/of laten bedreigen iets aan te doen en/of
- de hond van die [slachtoffer 2] mishandeld en/of laten mishandelen en/of met een mes gestoken en/of met een mes laten steken en/of tegen de muur gegooid en/of laten gooien, teneinde die [slachtoffer 2] te dwingen / onder drukte zetten in de prostitutie te blijven werken en/of
- gedreigd de hond van die [slachtoffer 2] te mishandelen en/of te laten mishandelen en/of
- die [slachtoffer 2] verkracht en/of laten verkrachten met behulp van een fles(je) en/of
- die [slachtoffer 2] tegen haar wil (met een fles(je)) vaginaal gepenetreerd en/of laten penetreren en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen en/of laten dwingen, althans bewogen en/of laten bewegen, tegen haar wil seksuele handelingen met hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], te verrichten en/of
- die [slachtoffer 2] gedreigd dood te maken en/of dood te laten maken en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen en/of laten dwingen, althans bewogen en/of laten bewegen, een abortus te ondergaan (teneinde het prostitutiewerk te kunnen (blijven) vervullen en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen en/of laten dwingen, althans bewogen en/of laten bewegen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen en/of laten dwingen te blowen en/of te snuiven en/of alcohol te drinken ("zuipen"), tot ze er bij neer zou vallen en/of misselijk zou worden en/of
- die [slachtoffer 2] gezegd en/of laten zeggen dat zij 240.000 Euro moest betalen, althans een (fors) geldbedrag, aan hem verdachte en/of aan verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], om van hem/hen af te zijn en/of
- die [slachtoffer 2] (voortdurend) gecontroleerd en/of (voortdurend) laten controleren en/of
- bepaald wanneer die [slachtoffer 2] mocht stoppen met werken en/of
- bepaald wat die [slachtoffer 2] moest doen en/of wanneer en/of hoe lang zij moest werken en/of waar zij naar toe mocht gaan (waardoor zij geen keuzevrijheid had) en/of
- de keuzevrijheid van die [slachtoffer 2] beperkt en/of ontnomen om tijdens het werk en/of buiten het werk te gaan en staan en/of om om te gaan met anderen dan verdachte en/of zijn medeverdachten, waaronder [medeverdachte 1], althans het moeten afleggen van verantwoording over het gaan en staan en/of omgang met andere mensen tijdens het werk en/of buiten het werk om en/of
- angst ingeboezemd bij die [slachtoffer 2] (waardoor zij geen / niet eerder hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- angst ingeboezemd bij die [slachtoffer 2] voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of vrienden en/of dierbare huisdieren en/of
- die [slachtoffer 2] onder druk gezet en/of in een afhankelijksheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon onttrekken aan de (groeps)dwang en/of (groeps) intimidatie, door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waaronder [medeverdachte 1], waardoor een dermate dreigende sfeer ontstond, waaraan zij geen weerstand kon bieden en/of
- instructies gegeven en/of laten geven aan die [slachtoffer 2], teneinde de prostitutie-werkzaamheden en de inkomsten van die [slachtoffer 2] te controleren;
en/of
- met voornoemde [slachtoffer 1] een (liefdes)relatie aangegaan en/of onderhouden en/of die [slachtoffer 1] (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], afhankelijk gemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] in een (recreatie)woning ondergebracht en/of laten onderbrengen, althans voor die [slachtoffer 1] woonruimte en/of onderdak geregeld en/of laten regelen, en/of
- voor die [slachtoffer 1] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of die [slachtoffer 1] naar haar werkplek(ken)gebracht en/of laten brengen en/of van haar werkplek(ken) opgehaald en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of toegezien en/ of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [slachtoffer 1] als prostituee en/of die [slachtoffer 1] (verder) inde gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 1] (voortdurend) gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- die [slachtoffer 1] (het) door haar met/in de prostitutie verdiende geld geheel of gedeeltelijk aan hem/hen, verdachte en/of verdachtes mededader(s),waaronder [medeverdachte 1], doen afstaan en/of die [slachtoffer 1] (aldus) in een (verder)van hem/hen, verdachte en/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], afhankelijke positie gehouden en/of
- (beschermings)gelden geïnd en/ laten innen bij/van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] laten betalen voor bescherming door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waaronder [medeverdachte 1] en/of
- die [slachtoffer 1] geslagen en/of laten slaan en/of onder druk gezet en/of onderdruk laten zetten en/of
- die [slachtoffer 1] mishandeld en/of laten mishandelen en/of
- [slachtoffer 7] en/of een ander of anderen laten weten / gezegd dat hij verdacht een/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], 30.000 Euro, althans een geldbedrag te goed had(den), omdat die [slachtoffer 1] was overgegaan van verdachte en/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], naar die [slachtoffer 7] en/of een ander of anderen en/of omdat die [slachtoffer 1] was "afgepakt" door die [slachtoffer 7] van verdachte en/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1] en/of
- [slachtoffer 7] en/of een ander of anderen bedreigd met de woorden "Jij of ik sterft" (omdat verdachte en/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], wilde(n) dat [slachtoffer 7] en/of een ander of anderen 30.000 Euro, althans een geld bedrag zou(den) betalen voor de overgang van die [slachtoffer 1] van verdacht een/of verdachtes mededader(s), waaronder [medeverdachte 1], naar die [slachtoffer 7] en/of een ander of anderen) en/of
- bepaald wat die [slachtoffer 1] moest doen en/of wanneer en/of hoe lang zij moest werken en/of waar zij naar toe mocht gaan (waardoor zij geen keuzevrijheid had) en/of
- de keuzevrijheid van die [slachtoffer 1] beperkt en/of ontnomen om tijdens het werk en/of buiten het werk te gaan en staan en/of om om te gaan met anderen dan verdachte en/of zijn medeverdachten, waaronder [medeverdachte 1], althans het moeten afleggen van verantwoording over het gaan en staan en/of omgang met andere mensen tijdens het werk en/of buiten het werk om en/of
- bij die [slachtoffer 1] angst ingeboezemd (waardoor zij geen/niet eerder hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- angst ingeboezemd bij die [slachtoffer 1] voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of vrienden en/of dierbare huisdieren en/of
- die [slachtoffer 1] onder druk gezet en/of in een afhankelijksheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon onttrekken aan de (groeps)dwang en/of (groeps) intimidatie, door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waaronder [medeverdachte 1], waardoor een dermate dreigende sfeer ontstond, waaraan zij geen weerstand kon bieden en/of
- instructies gegeven en/of laten geven aan die [slachtoffer 1], teneinde de prostitutie-werkzaamheden en de inkomsten van die [slachtoffer 1] te controleren;
4a.
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 6] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging meteen ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 6] heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 6] heeft geslagen en/of geschopt, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 6] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 6] heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeftgemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en van die [slachtoffer 6] heeft geslagen en/of geschopt,zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 6], opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk (zwaar) lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging meteen ander of anderen, althans alleen, na kalm beraad en rustig overleg opzettelijk, althans opzettelijk, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 6] gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 6] geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 6] een steekwond in de buik heeft bekomen en/of letsel aan (een van) zijn nier(en) en/of internletsel heeft bekomen, althans (zwaar) lichamelijk letsel opliep;
meest subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 6], opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, na kalm beraad en rustig overleg opzettelijk, althans opzettelijk, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 6] gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 6] geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 6] een steekwond in zijn buik heeft bekomen en/of letsel aan (een van) zijn nier(en) en/of intern letsel heeft bekomen, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
b.
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die persoon, zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en/of hoofd van die persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, heeft geslagen en/of geschopt, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een persoon zich noemende [slachtoffer 7],werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, heeft gestoken en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam heeft gemaakt en/of (met kracht) tegen het lichaam en van die persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, heeft geslagen en/of geschopt, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk (zwaar) lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, na kalm beraad en rustig overleg opzettelijk,althans opzettelijk, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van die persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van die persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan die persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, een(steek)wond in de (rechter) elleboog) en/of een of meer (open) wond(en) op het hoofd en/of letsel aan zijn rug heeft bekomen, althans (zwaar) lichamelijk letsel opliep;
meest subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
verdachte op of omstreeks 11 mei 2006 te Amsterdam in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon zich noemend [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, na kalm beraad en rustig overleg opzettelijk, althans opzettelijk, met een mes en/of puntig (scherp) voorwerp in het lichaam van een persoon zich noemend [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, gestoken en/of met kracht tegen het lichaam van een persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan een persoon zich noemende [slachtoffer 7], werkelijk genaamd [slachtoffer 7], althans een NN-man, een (steek)wond in de (rechter) elleboog) en/of een of meer (open)wond(en) op het hoofd en/of letsel aan zijn rug heeft bekomen, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
5.
hij in of omstreeks de periode 01 oktober 2005 t/m 01 maart 2006 te Amsterdam en/of te Eindhoven en/of (elders) in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] te dwingen tot de afgifte van 30.000 Euro, althans een (fors) geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft / hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 7] te verstaan gegeven dat verdachte en/of zijn mededader(s) 30.000 Euro, althans een (fors) geldbedrag van hem, [slachtoffer 7], tegoed had(den) (voor de overgang en/of het "afpakken" van [slachtoffer 1] van verdachte en/of zijn mededader(s) naar die [slachtoffer 7]), en/of tegen die [slachtoffer 7] dwingend en/of dreigend heeft/hebben gezegd bij hem aan de deur te gaan en/of die [slachtoffer 7] dwingend /dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Jij of ik sterft", althans woorden van gelijke dwingende / dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
hij in of omstreeks de periode 01 oktober 2005 tot en met 01 maart 2006 te Amsterdam en/of te Eindhoven en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft / hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 7] te verstaan gegeven dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), 30.000Euro, althans een (fors) geldbedrag van hem, [slachtoffer 7], tegoedhad(den) (voor de overgang en/of het "afpakken" van [slachtoffer 1] van verdachte en/of zijn mededader(s) naar die [slachtoffer 7]), en/of tegen die [slachtoffer 7] dwingend en/of dreigend heeft/hebben gezegd bij hem aan de deur te gaan en/of die [slachtoffer 7] dwingend / dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Jij of ik sterft", althans woorden van gelijke dwingende / dreigende aard of strekking.
6.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 30 april 2006 in de gemeente Utrecht en/of Amsterdam en/of Alkmaar en/of (elders) in Nederlanden/of Duitsland en/of België en/of Turkije, heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit verdachte [verdachte] en/of een of meer van de volgende personen [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen (de organisatie "[organisatie 1]"),
- welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees);
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees en/of pooiers) en het laten uitvoeren van borstvergrotingen en/of laten aanbrengen van tatoeages;
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of steek- en/of steek- en/of vuurwapens);
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees);
- afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
7.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2006 tot en met 01 september 2007 in de gemeente Utrecht en/of Amsterdam en/of Alkmaar en/of (elders) in Nederlanden/of Duitsland en/of België en/of Turkije, heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit verdachte [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of een of meer anderen (de organisatie "[organisatie 2]"),
- welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees);
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees en/of pooiers) en het laten uitvoeren van borstvergrotingen en/of laten aanbrengen van tatoeages;
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of steek- en/of steek- en/of vuurwapens);
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees);
- afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 ([slachtoffer 2])

Anders dan de raadsman acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van mensenhandel voor zover dat is toegesneden op artikel 273a (oud)/273f eerste lid aanhef, sub 1, 4, 6 en 9 Sr.
Het hof verenigt zich ten aanzien van feit 1 voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 2] met de bewijsoverwegingen van de rechtbank en de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en maakt die overwegingen en de bewijsconstructie voor zover die in
bijlage 2zijn overgenomen tot de zijne.
In aanvulling daarop overweegt het hof dat de verklaring van [slachtoffer 2] ook op andere dan de door de rechtbank genoemde punten steun vindt in de gebezigde bewijsmiddelen. In het bijzonder de gebezigde telefoontaps en sms-berichten bevestigen het jegens haar gepleegde geweld, de angst die ze heeft, de controle die op haar is uitgeoefend en de door haar ervaren dwang tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, zelfs in het geval waarin ze zich ziek voelt na de pas ondergane abortus. Hetzelfde geldt voor het bewijs aangaande de mishandelingen en verkrachting op 1 mei 2006: daar vindt haar verklaring bevestiging in de bevindingen van de verbalisant met betrekking tot haar letsel en het onderzoek in haar huis.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 ([slachtoffer 1])

Evenals het openbaar ministerie, de raadsman en de rechtbank acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (een van) de tenlastegelegde varianten van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1]. Verdachte zal van dat feit worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4 (Steekpartij Amsterdam)

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van dit feit omdat volgens de rechtbank onvoldoende vaststaat dat verdachte bij de steekpartij betrokken is geweest.
In hoger beroep heeft het openbaar ministerie zich op het standpunt gesteld dat wel degelijk de betrokkenheid van verdachte kan worden aangetoond en dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich tweemaal heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit omdat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest de getuige die zich aanvankelijk [slachtoffer 7] noemde, noch de getuige [slachtoffer 6] te kunnen ondervragen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het onderzoek te heropenen en hen als getuigen op te roepen. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat, indien het hof de betrokkenheid van verdachte bewezen acht, onvoldoende bewijs aanwezig is voor het medeplegen van een poging tot moord cq. doodslag gezien het ontbreken van iedere wetenschap van de aanwezigheid van wapens en het feit dat cliënt daar evenmin van uit moest en kon gaan.
Het hof overweegt als volgt (de nummers in onderstaande bewijsoverwegingen verwijzen naar de bewijsmiddelen in
bijlage 3na dit arrest).
Op 11 mei 2006 komen vijf mannen een bel-/internetwinkel aan de [adres] te Amsterdam binnen. Twee in de winkel werkzame personen verklaren dat deze mannen direct richting een computer lopen achter in de zaak waar twee mannen plaats hadden genomen en daar op die twee mannen in beginnen te slaan. Volgens de beide getuigen worden de twee mannen door de vijf mannen geslagen gestompt(1a en 1b).
[slachtoffer 6] verklaart op 12 mei 2006 (een dag na het voorval) dat hij samen met [slachtoffer 7] aan het internetten was in een belwinkel aan de [adres] in Amsterdam. Opeens kwamen vijf mannen binnen. Deze liepen direct op [slachtoffer 7] af en begonnen [slachtoffer 7] te slaan. (2).
Het andere slachtoffer geeft bij de politie op te zijn [slachtoffer 7]. Hij zegt op 11 mei 2006 (twee uur na het voorval) dat hij van de daders drie mannen heeft herkend: [betrokkene 1], [verdachte] en [betrokkene 3] (3).
Twee weken later wordt [slachtoffer 6] nogmaals gehoord. [slachtoffer 6] verklaart dan dat hij van de vijf mannen er 3 kent omdat hij een tijd taxichauffeur is geweest. Ook hij noemt dan namen, te weten: [bijnaam betrokkene 3], [betrokkene 1] en [alias verdachte] wiens echte naam [verdachte] is, aldus [slachtoffer 6]. Als hem vervolgens afdrukken van de camerabeelden worden getoond wijst hij de man in het grijze shirt en met het kale hoofd aan als [verdachte], de man met de zwarte trui en zwarte muts als [betrokkene 1] en de man met het rode shirt als [bijnaam betrokkene 3] (4).
Uit het proces-verbaal waarin gerelateerd wordt over hetgeen op de videobeelden van het incident kan worden waargenomen blijkt dat vijf daders zonder aarzeling achter elkaar, door de winkel naar de internethoek rechtsachterin lopen. Voorts blijkt dat twee daders (waaronder de persoon die door [slachtoffer 6] wordt aangemerkt als verdachte) de in dat proces-verbaal als slachtoffer 1 aangeduide persoon met stoel en al achterover naar de grond trekken en dat drie daders (waaronder de persoon die door [slachtoffer 6] wordt aangemerkt als verdachte) zich op deze persoon storten. Deze persoon wordt aan het eind van de geweldplegingen door een van de mannen (niet zijnde verdachte volgens [slachtoffer 6]) tegen zijn hoofd en lichaam geschopt. Daar uit hetzelfde proces-verbaal volgt dat op de videobeelden te zien is dat slachtoffer 2 weg rent en [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij is weggerend, concludeert het hof dat slachtoffer 1 de persoon is die zich [slachtoffer 7] noemt (5 en 6).
Bij de geweldplegingen worden zowel [slachtoffer 6] als de persoon die zich [slachtoffer 7] noemt gestoken. Naast de daardoor ontstane steekwonden worden bij de persoon die zich [slachtoffer 7] noemt op het achterhoofd een grote bloeduitstorting en diverse kleine verwondingen op zijn rug geconstateerd (3).
In tapgesprekken gevoerd tussen [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1], [betrokkene 1] en [betrokkene 4] wordt gerefereerd aan het steekincident van mei 2006 en de daaromtrent afgelegde verklaringen door [slachtoffer 6]. Zo zegt [medeverdachte 1] dat hij het hoerenjongen [slachtoffer 6] in een reparatiewerkplaats heeft gevonden en hem een paar klappen heeft gegeven voor het afleggen van een verklaring en het noemen van namen. [medeverdachte 1] stuurt hem morgen naar een advocaat en dan moet [slachtoffer 6] maar zeggen dat hij “
dit gezegd heeft door druk van die andere hoerenjongens” (7). Uit latere tapgesprekken blijkt dat [slachtoffer 6] zijn aangifte niet heeft ingetrokken omdat de advocaat heeft gezegd dat alles op camera’s zou zijn opgenomen waarop alles duidelijk te zien zou zijn (8 en 9). In één van de gesprekken zegt [medeverdachte 1] letterlijk op de vraag van [betrokkene 1] of die flikker alle namen heeft gegeven: “
Van drie personen, van mijn abi (= het hof begrijpt: broer), van jou en van [bijnaam betrokkene 3]”. Als [medeverdachte 1] vervolgens opmerkt dat de advocaat heeft gezegd dat hij hen wel uit deze zaak zal redden, zegt [betrokkene 1]: “
Hoe kunnen we ons redden uit deze zaak, de namen van die op de camera zijn hetzelfde..” (9) Uit de in
bijlage 2terzake feit 1 als bewijs gebezigde bewijsmiddelen 1, 3, 11, 12 en 39 volgt dat verdachte de broer is van [medeverdachte 1].
[slachtoffer 6] trekt later een deel van zijn verklaring in. Ruim een jaar later op 27 augustus 2007 verklaart [slachtoffer 6] dat hij de mannen eigenlijk helemaal niet kent, maar dat een onbekende Turkse man hem in het ziekenhuis een briefje gaf met namen en beschrijvingen en dat deze man zei wat hij aan de politie moest vertellen. Hij kan niet de naam van deze Turkse man geven. Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig. Zo blijkt uit de eerder aangehaalde tapgesprekken dat [slachtoffer 6] vanwege zijn aangifte klappen heeft gekregen van [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 1] hem heeft opgedragen de aangifte in te trekken en om een andere verklaring bij de politie af te gaan leggen. [slachtoffer 6] laat dit aanvankelijk achterwege kennelijk omdat alles op camera’s staat en daarop alles duidelijk te zien is. Uit de tapgesprekken leidt het hof dan ook af dat de kort na het voorval genoemde namen kloppen.
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 6] in mei 2006 en de verklaring van de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde kort na het voorval, in samenhang bezien met de tapgesprekken, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een van de mannen is die behoorde tot de groep die in de internetwinkel geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer 6] en een persoon die zich [slachtoffer 7] noemde.
Naar het oordeel van het hof staat aan het gebruik van de verklaring van de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde niet in de weg dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest hem als getuige te horen. Daartoe neemt het hof in aanmerking dat zijn verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en in het bijzonder op dat onderdeel dat door de verdediging betwist wordt, te weten de betrokkenheid van verdachte bij het voorval op 11 mei 2006.
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof niet volgen dat verdachte de steekwonden aan de slachtoffers heeft toegebracht. Als eigen bijdrage van verdachte kan op basis van de wettige bewijsmiddelen slechts worden vastgesteld dat hij samen met zijn medeverdachten heeft geslagen en gestompt. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat een ander dan verdachte de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde heeft geschopt bij het verlaten van de belwinkel. Nu de verklaring van [slachtoffer 6] niets inhoudt over slaan, stompen en schoppen in zijn richting, maar slechts over het steken in zijn zij en bij hem alleen maar steekletsel is geconstateerd, terwijl ook de camerabeelden er niet op wijzen dat hij is geslagen, gestompt en geschopt, moet er van worden uitgegaan dat het slaan, stompen en schoppen alleen maar is uitgegaan in de richting van de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde. Een deel van het bij de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde geconstateerd letsel kort na het voorval past ook bij dergelijke geweldplegingen. De verklaringen van de beide in de winkel werkzame personen volgt het hof dus niet voor wat betreft het slaan en stompen van [slachtoffer 6].
De vraag is vervolgens hoe deze betrokkenheid van de verdachte in strafrechtelijke zin moet worden gewaardeerd. Anders dan het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om de vraag te beantwoorden of verdachtes opzet gericht is geweest op het doden van de beide slachtoffers danwel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Geen enkel bewijsmiddel biedt als gezegd zicht op de vraag of (ook) verdachte heeft gestoken en evenmin over de mate waarin verdachte bewust was van de kans dat een (of meer) van zijn medeverdachten de internetwinkel met een mes betrad. Voor het normatief toerekenen van enig opzet van de een aan de ander is in het strafrecht geen plaats. Dat betekent voor onderhavige zaak dat het eventueel aanwezige opzet bij (een van) de medeverdachten om met een mes de slachtoffers dodelijk te verwonden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen niet aan verdachte kan worden toegerekend. Dat neemt niet weg dat bepaalde gevolgen (zoals in casu de steekwonden) aan verdachte kunnen worden toegerekend, maar dan moet er wel bewijs zijn voor opzet bij verdachte op het toebrengen van dat letsel, bijvoorbeeld in de vorm van het bestaan van een gezamenlijk plan om de slachtoffers te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, waarvan de verdachte op de hoogte was en waarin hij participeerde. Daarvan ontbreekt echter ieder bewijs. Ook uit het gezamenlijk binnenvallen van de internet-/belwinkel kan het bestaan van een dergelijk plan niet worden afgeleid, nu niet blijkt dat (een van) de medeverdachten reeds bij het binnentreden van de winkel een mes in de aanslag had. Er valt op basis daarvan dan ook niet buiten redelijke twijfel uit te sluiten dat het mes of de messen pas in de winkel werd(en) aangewend zonder dat verdachte daar enige weet van had. Nu van het gebruik van wapens naar het oordeel van het hof voorts niet gezegd kan worden dat dit valt binnen een gezamenlijk streven om de slachtoffers (zonder wapens) te slaan, te stompen en te schoppen - ook niet gelet op de criminogene context waarin dit feit is gepleegd -, kan het letsel dat door een of meer messen is toegebracht in deze zaak dan ook niet aan verdachte worden toegerekend.
Nu ten aanzien van [slachtoffer 6] geen bewijs is voor ander letsel dan letsel dat door een mes is toegebracht, dient verdachte terzake de geweldplegingen richting [slachtoffer 6] reeds daarom integraal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde ligt dat anders. Naar het oordeel van het hof volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte samen met zijn medeverdachten deze persoon heeft geslagen, gestompt en geschopt. Hoewel verdachte zelf alleen maar heeft geslagen en gestompt en niet heeft geschopt, is het hof van oordeel dat dit schoppen verdachte in strafrechtelijke zin kan worden toegerekend. Uit de bewijsmiddelen volgt een gezamenlijk gewelddadig optrekken richting de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde, waarbij het opzet er op gericht was hem lichamelijk letsel toe te brengen. Het schoppen past binnen dat gemeenschappelijke opzet. Nu echter niets vast staat omtrent de intensiteit van het slaan, stompen en schoppen in de richting van de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde en het bij hem geconstateerde letsel dat daaruit kan worden verklaard van relatief geringe ernst is, terwijl de bewijsmiddelen evenmin uitsluitsel bieden over het (onderling kenbare) motief van verdachte en zijn medeverdachten buiten hun opzet de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde lichamelijk letsel toe te brengen, acht het hof ook langs deze weg onvoldoende bewijs voorhanden voor een verderstrekkend opzet, bijvoorbeeld gericht op de dood van de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde danwel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij die persoon.
De slotsom luidt dan ook dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op het jegens [slachtoffer 6] gepleegde geweld en voorts van de poging tot moord, doodslag cq. zware mishandeling van de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde. Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van de persoon die zich [slachtoffer 7] noemde.
Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman om, indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen, [slachtoffer 6] te horen wijst het hof af nu de raadsman in hoger beroep in de gelegenheid is geweest hem te horen. Ten aanzien van het (voorwaardelijke) verzoek tot het horen van [slachtoffer 7], die mogelijk de persoon is geweest die zich [slachtoffer 7] heeft genoemd, blijft het hof bij zijn eerdere beslissing inhoudende dat geen duidelijkheid bestaat over de identiteit van deze getuige en dat de verdachte door afwijzing van het verzoek niet in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad. Het hof heeft daartoe in aanmerking genomen dat blijkens het door de raadsman bij pleidooi overgelegde verhoor van [slachtoffer 7] in Turijke in een andere zaak, deze [slachtoffer 7] verklaart niet betrokken te zijn geweest bij het voorval op 11 mei 2006.

Vrijspraak ten aanzien van feit 5 (Poging tot afpersing/bedreiging)

Evenals het openbaar ministerie, de raadsman en de rechtbank acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing danwel bedreiging van [slachtoffer 7]. Verdachte zal van dat feit worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen feit 6 en 7 (deelname criminele organisatie)

Het hof verenigt zich ten aanzien van de feiten 6 en 7 met de bewijsoverwegingen van de rechtbank en de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Het hof maakt voor die overwegingen en bewijsconstructie van de rechtbank voor zover ze in
bijlage 4zijn overgenomen tot de zijne. Voor het bewijs acht het hof tevens redengevend de door de rechtbank gebezigde bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen ter zake feit 1 voor zover die in
bijlage 2zijn opgenomen, alsmede de door het hof gebezigde bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen ter zake feit 4 (voor de bewijsmiddelen verwijst het hof naar
bijlage 3na dit arrest).
De bewijsmiddelen vult het hof voorts met navolgende bewijsmiddelen aan:
 Een geschrift zijnde een tapgesprek tussen [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] (stemherkenning) en [betrokkene 14] alias [betrokkene 14] (stemherkenning) op 30 oktober 2006 om 23.41 uur, als pagina 36102A en 36102B van ordner 48A gevoegd in het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
U: Welke meisjes werken door de week zo lang?
Z: Ten eerste het meisje van [naam] gegarandeerd.. 6 uur, 7 uur.. helemaal geen probleem, ik zit als een ezel te wachten.. Ze zitten mij aan te staren en zitten te lachen.. Daarna [naam] ook hetzelfde.. en ‘yenge’ (yenge = tante wordt de partner/echtgenote van een mannelijk familielid, vriend genoemd) gaat ook om 4 uur naar huis.. zij zegt van niemand is meer in de straat.. Kijk het is niet zo dat ik aan het klagen ben broeder. Ik ben alleen. Ik heb tot half negen in de ochtend hier zitten wachten. Geloof mij.
U: Hoe kan [naam] werken, dat kan niet dat [naam] werkt, misschien is het een keer voorgekomen.
Z: Ze heeft nu een andere kamer genomen. Ze werkte beneden, ze is nu naar nummer 50 gekomen, hier kan ze van 7 uur tot 7 uur werken.. Tot 7 uur in de ochtend. Ik.. geloof mij ik kan het niet meer aan ik ben 37 jaar oud.. als ik iemand bij mij zou hebben dat een van ons gaat en de andere blijft en dat we om de dag kunnen wisselen.. dat is ook niet zo. We hebben niemand aangenomen. Niemand zegt iets. Ik.. Ik zeg dit niet omdat ik ziek ben maar normaal door de weeks.. vrijdag en zaterdag zal ik tot 8 uur in de ochtend wachten en ik heb ook gewacht en ik heb altijd mijn woord gehouden..
U: Ik begrijp het.
Z: Maar zondag, maandag, dinsdag, woensdag, donderdag..
U: Nou oke.. wacht even we gaan het zo doen.. Reis (baas).. wist niet dat zoiets het geval was..
(…) Ik zal dan tegen Reis zeggen..euh..(…) Ik zal naar Reis een telefoonnummer sturen. Hij zal jou bellen en je zult dan met Reis spreken, is dat Oke. Is dat goed?
Z: Akkoord (…) Jij kunt praten met hem het is niet nodig dat ik het vertel..
U: Als ik praat dan gaat het niet.. Jij moet vertellen en zeggen van abi er komen voorvallen voor van zo en zo …”Abi ik wil alles voor jou doen maar als bepaalde dingen zo gebeuren..voor jou wil ik alles wel doen maar jij hebt in het begin tegen mij gezegd van zo en zo zal het gebeuren en later is alles langer gaan duren” moet je zeggen.. Ik blijf alleen over en ik zeg dan ook niets.. begrijp je moet je zeggen.. je moet het zo vertellen..
Z: We hebben in jouw woning gepraat, er waren 8 vrouwen, kun jij je herinneren?
U: Ja.
Z: Dat zal ik ook vertellen, er waren 8 vrouwen, we werkten met twee personen samen met [naam], wij kregen met ons beiden 1000 lira. Ik krijg 500 lira en doe het werk van [naam] en breng de meisjes ook weg.. ik doe het alleen.
U: Jij moet zeggen van ik vraag niet om geld..(…) mijn lichaam kan het niet aan. Ik breng de meisjes heen en weer en na een bepaald tijdstip verdraagt mijn lichaam het niet. Geloof mij abi moet je zeggen.
Z: Dank je wel voor je advies.
 Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] op 27 januari 2010 bij de rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo en voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3] - zakelijk weergegeven- als volgt:
Als de rechter-commissaris mij vraagt wat [betrokkene 9] en [betrokkene 14] dan hebben gezegd over [medeverdachte 1] dan zeg ik dat zij gezegd hebben dat hij een grote jongen was van daar. Als de rechter-commissaris vraagt wat ik daarmee bedoel, dan zeg ik: “vrouwenhandel”. Zij hebben gezegd dat hij vrouwen verkoopt. Dit hebben ze ook van [betrokkene 1] gezegd’.
 Een geschrift zijnde een tapgesprek op 21 februari 2006, 22.41 uur, als pagina 36833A van ordner 50 gevoegd in het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
[medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] wgd [medeverdachte 1]. K: Moeten we deze jongen slaan? (…) M: Hij zit in het restaurant… zeg tegen hem… Ga naar binnen en zeg ‘alles wat je tegen de ooms [politie] hebt gezegd dat moet ingetrokken worden, indien het niet ingetrokken wordt, dan is het slecht met je gesteld” moet je zeggen en daarna moeten jullie weggaan (…) meer niet. Ons mannetje die ’s middags samen met het meisje was gekomen die hebben ze vastgezet… Zeg ‘ga erheen, doe alles wat je moet doen, zet het recht, anders zal het heel slecht voor jou er uit zien’ moet je zeggen
 Een geschrift zijnde een tapgesprek op 16 februari 2006, 22.59 uur, als pagina 36556A van ordner 49A gevoegd in het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
[medeverdachte 1] wgd NNman. M: zeg tegen hem [medeverdachte 1] heeft hier de zeggenschap (…) zeg dat maar, dan strijken we meteen neer op hun hoofden. N: hahaha, is goed… ik zal een paar dagen aankijken, misschien is hij wel een spion, die door hen gestuurd is weet je, dat ie naar de situatie moet kijken. M: Ja toch, je moet het direct zeggen dat stuur ik onze [naam] er op af, maak je je maar geen zorgen. N: Hij vertelde verder dat [naam] en zo hier waren, ik heb gezegd: Ik neuk de kont van [naam], die heeft klappen gekregen en is weggegaan. We hebben niks met hen te maken heb ik gezegd en dat we een andere groep hebben [ntv] … we zien het wel (…) M: Praat met hem daar, zeg maar dat [medeverdachte 1] hier de zeggenschap heeft en zeg van ‘weet [medeverdachte 1] wel dat je hierheen gekomen bent’ (…) We nemen het, krijg jij het weekgeld.
Anders dan de raadsman acht het hof derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan de criminele organisatie. Hetgeen door de raadsman is aangedragen vindt naar het oordeel van het hof haar weerlegging in bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 1]), 4a, 4b primair en subsidiar en 5 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 (voorzover dat betrekking heeft op [slachtoffer 2]), 4b meer subsidiair, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 september 2007 in Nederland en Turkije, tezamen en in vereniging met een ander
- [slachtoffer 2] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft/hebben geworven en gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2]
en
- [slachtoffer 2] door dwang en geweld en andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard
en
- opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2]
en
- [slachtoffer 2] door dwang en geweld en door andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen hem/hen, verdachte en/of zijn mededader te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor derden
immers zijnde/hebbende verdachte en/of verdachtes mededader
- met voornoemde [slachtoffer 2] een liefdesrelatie aangegaan en onderhouden en
- voor die [slachtoffer 2] woonruimte/onderdak geregeld en/of laten regelen en
- voor die [slachtoffer 2] werkplekken geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/die [slachtoffer 2] naar haar werkplekken laten brengen en van haar werkplekken laten ophalen en
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en toegezien of laten toezien op de werktijden en daarmede de inkomsten van die [slachtoffer 2] als prostituee en die [slachtoffer 2] verder in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en
- die [slachtoffer 2] bewogen om vele uren achter elkaar en bij ziekte te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 2] het door haar met/in de prostitutie verdiende geld aan hem, verdachte doen afstaan en die [slachtoffer 2] aldus in een verder van hem, verdachte afhankelijke positie gehouden en
- die [slachtoffer 2] de huur van de gezamenlijke woonruimte laten betalen en
- die [slachtoffer 2] geslagen en onder druk gezet en
- die [slachtoffer 2] met een riem geslagen en
- die [slachtoffer 2] mishandeld gebruikmakend van een mes en een honkbal knuppel en
- die [slachtoffer 2] vastgebonden met een elektriciteitsdraad en
- die [slachtoffer 2] bedreigd met een mes en
- de tante van die [slachtoffer 2] bedreigd en/of laten bedreigen iets aan te doen en
- de hond van die [slachtoffer 2] met een mes gestoken en tegen de muur gegooid, teneinde die [slachtoffer 2] te dwingen/onder druk te zetten in de prostitutie te blijven werken en
- die [slachtoffer 2] tegen haar wil met een flesje vaginaal gepenetreerd en
- die [slachtoffer 2] bewogen tegen haar wil seksuele handelingen met hem, verdachte te verrichten en
- die [slachtoffer 2] gedreigd dood te maken en/of dood te laten maken en
- die [slachtoffer 2] bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en bij ziekte
te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 2] gedwongen en/of laten dwingen te blowen en/of te snuiven en/of
alcohol te drinken ("zuipen"), tot ze er bij neer zou vallen en/of misselijk
zou worden en
- die [slachtoffer 2] gezegd dat zij 240.000 Euro moest betalen aan hem verdachte om van hem af te zijn en
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd en/of laten controleren en
- bepaald wanneer die [slachtoffer 2] mocht stoppen met werken en
- bepaald wat die [slachtoffer 2] moest doen en/of wanneer en/of hoe lang zij moest werken en/of waar zij naar toe mocht gaan (waardoor zij geen keuzevrijheid had) en
- de keuzevrijheid van die [slachtoffer 2] beperkt om tijdens het werk en/of buiten het werk om te gaan met anderen dan verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte 1] en
- angst ingeboezemd bij die [slachtoffer 2] waardoor zij niet eerder aangifte deed en
- angst ingeboezemd bij die [slachtoffer 2] voor repressie en repercussie jegens haar en haar familie en een dierbaar huisdier en
- die [slachtoffer 2] onder druk gezet en in een afhankelijksheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon onttrekken aan de dwang en intimidatie, door verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1], waardoor een dreigende sfeer ontstond, waaraan zij geen weerstand kon bieden.
4b.
hij op 11 mei 2006 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon zich noemende [slachtoffer 7] opzettelijk lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met anderen tegen het lichaam van die persoon zich noemende [slachtoffer 7] geschopt en geslagen, tengevolge waarvan die persoon zich noemende [slachtoffer 7] lichamelijk letsel opliep;
6.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 30 april 2006 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit verdachte [verdachte] en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en [medeverdachte 1],
- welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees);
- mishandeling, als bedoeld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees;
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens);
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees);
- afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
7.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2006 tot en met 7 februari 2007 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit verdachte, [medeverdachte 1] en anderen ,
- welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees);
- mishandeling, als bedoeld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees;
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens);
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees);
- afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 4b meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van mishandeling.
het onder 6 en 7 bewezen verklaarde levert op telkens:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting het door de rechtbank gestelde kader als uitgangspunt genomen. Daarbij heeft het hof betrokken dat dit kader niet veel afwijkt van het door het openbaar ministerie in hoger beroep voorgestane straftoemetingskader, zeker niet in de concrete toepassing daarvan. Daar waar de uiteindelijk opgelegde straf afwijkt van de eis van het openbaar ministerie wordt dat vooral veroorzaakt door andere bewijsoordelen.
Het kader van de rechtbank houdt in dat voor de bewezenverklaarde mensenhandelzaken een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tien maanden per slachtoffer wordt gehanteerd, waarbij een verhoging zal worden toegepast indien er sprake was van geweld, ernstig geweld of verkrachting of wanneer het feit in vereniging werd gepleegd dan wel wanneer het ging om een lange periode. Voor deelneming aan een criminele organisatie gaat het hof met de rechtbank uit van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van twaalf maanden, te verlagen als de rol van verdachte in vergelijking met die van anderen ondergeschikt was.
Dit betekent voor verdachte het volgende.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode, samen met [medeverdachte 1], schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2]. Verdachte heeft daarbij zeer ernstig (seksueel) geweld toegepast. Daarnaast heeft verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig gemaakt aan mishandeling van een persoon. Ten slotte heeft verdachte gedurende 30 maanden deelgenomen aan een criminele organisatie.
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat in het bijzonder gelet op de ernst van die feiten, de inbreuken die met die feiten op de geestelijke en fysieke integriteit van de slachtoffers is gemaakt, alsmede het gewelddadige karakter van de criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen als straf niets anders in aanmerking komt dan een vrijheidsbenemende straf.
Voor de in vereniging gepleegde mensenhandel waarbij ernstig (seksueel) geweld is toegepast gedurende een lange periode, zal het hof aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 30 maanden opleggen. Voor de deelname aan de criminele organisatie legt het hof evenals de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op van 12 maanden. Aan verdachte wordt derhalve een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 42 maanden opgelegd. Het hof acht daarin de mishandeling die in tegenstelling tot de rechtbank wel bewezen wordt geacht in die straf voldoende verdisconteerd, temeer die mishandeling heeft plaatsgevonden in het kader van de criminele organisatie.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 140, 273a (oud), 273f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 (voor zover het de mensenhandel van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] betreft), 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3]), 2 en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 1]), 4a primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair, 4b primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 2]), 4b meer subsidiair, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 (voor zover dat betrekking heeft op [slachtoffer 2]), 4b meer subsidiair, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr M. Otte en mr P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Robroek, griffier,
en op 22 november 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Bijlage 1.

Overwegingen rechtbank met betrekking tot niet-ontvankelijkheidsverweer

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het recht tot strafvervolging, in de eerste plaats omdat er sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. In de tweede plaats beroept hij zich op HR NJ 1999, 567 en stelt dat is gehandeld in strijd met de grondslagen van het strafproces waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt. De volgende omstandigheden hebben daartoe volgens de samengevatte stellingen van de raadsman geleid:
- het openbaar ministerie heeft een verkeerd beeld over verdachte geschetst in de media en bij de rechtbank waardoor de onschuldpresumptie van artikel 6 EVRM is geschonden. Ten onrechte en zonder enige nuance wordt verdachte in verband gebracht met verhalen over verkrachtingen, honkbalknuppels, wapenbezit, drugshandel en witwassen. Door deze berichtgeving zijn mogelijk ook getuigen beïnvloed;
- gedurende lange tijd hebben in strijd met de wet, geheimhoudersgesprekken deel uitgemaakt van het dossier;
- door het openbaar ministerie is bewust ontlastend materiaal buiten het dossier gehouden: tapgesprekken zijn onvolledig uitgewerkt en ontlastende gedeeltes zijn weggelaten, van terloopse gesprekken door politieambtenaren met potentiële getuigen zijn is in strijd met artikel 152 Sv geen proces-verbaal opgemaakt en ontlastende getuigenverklaringen zoals de verklaring van de getuige Cusco, zijn niet aan het dossier toegevoegd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft de stellingen van de verdediging weersproken.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
De media-aandacht
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat, door handelen of niet handelen van het openbaar ministerie, de publiciteit over de Sneep-zaak tot gevolg heeft gehad dat de onschuldpresumptie, zoals beschermd door artikel 6 EVRM, is geschonden.
De geheimhoudersgesprekken
De officier van justitie heeft diverse processen-verbaal over zgn. geheimhoudersgesprekken aan het dossier toegevoegd. Het laatst toegevoegde proces-verbaal dateert van 4 februari 2010, is opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 5] en bevat het eindresultaat van de ‘zoekslagen’ naar geheimhoudersgesprekken in alle deelonderzoeken van het onderzoek Sneep.
Op basis van dat proces-verbaal staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat in het Sneeponderzoek en de tot het dossier behorende deelonderzoeken, ten aanzien van 106 geheimhoudersgesprekken in strijd met de toepasselijke bepalingen is gehandeld. Dat gebeurde door geheimhoudersgesprekken op te nemen en deze niet terstond te vernietigen. Dat levert onherstelbare vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Sv op.
Uit het hiervoor genoemde proces-verbaal van 4 februari 2010 blijkt ook dat geen sprake is geweest van geheimhoudersgesprekken waaraan verdachte heeft deelgenomen en waarmee in strijd met de toepasselijke bepalingen is gehandeld.
Het is vaste rechtspraak dat, indien het - zoals in deze zaak - niet verdachte is die door de niet-naleving van een voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, als regel geen rechtsgevolg zal behoeven te worden verbonden aan het verzuim. De rechtbank ziet, nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte op een dergelijke wijze is getroffen, geen aanleiding om anders te oordelen dan met de enkele constatering dat een vormverzuim is begaan.
Welbewust ontlastend materiaal buiten het dossier houden door het openbaar ministerie
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat het openbaar ministerie welbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte relevante stukken heeft achtergehouden waardoor het recht op een eerlijke berechting geschonden is. Over relevantie van stukken kan verschil van mening bestaan. Het is de taak van de raadsman om stukken die door het openbaar ministerie kennelijk niet relevant geacht werden, onder de aandacht van de rechtbank te brengen. Dat heeft de raadsman ook gedaan. Het is ook niet aannemelijk geworden dat door de politie (systematisch) geen processen-verbaal zijn opgemaakt in gevallen waarin dat wel had moeten gebeuren.
De conclusie
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de door de raadsman aangevoerde argumenten en gronden niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kunnen leiden. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen, met dien verstande dat volstaan wordt met de constatering van een vormverzuim ten aanzien van geheimhoudersgesprekken.

Bijlage 2.

Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van feit 1 ([slachtoffer 2])
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat, geordend per feit, de genummerde bewijsmiddelen.
Ter toelichting op een aantal bewijsmiddelen geldt, voor zover van toepassing, het volgende.
Algemeen bewijsmiddel
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal van verhoor door rechter-commissaris
Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van de rechter-commissaris, betreft dit een proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo.
Telefoontap
Wanneer hierna wordt verwezen naar een tapgesprek, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een telefoongesprek waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, gespreksnummer, ordnernummer/pagina. Indien het gesprek in een vreemde taal is gevoerd, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Sms-bericht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een sms-bericht, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een getapt sms-bericht waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, volgnummer, ordnernummer/pagina. Indien het bericht in een vreemde taal is geschreven, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Foto
Wanneer in de bewijsmiddelen wordt gesproken over foto’s uit ordner 16 dan betreffen dit - tenzij anders wordt vermeld – in ordner 16 onder de noemer ‘verdachten-betrokkenen’ of ‘slachtoffers’ opgenomen foto’s. De ordner bevat verder twee ambtsedige processen-verbaal waarin wordt gerelateerd welke foto’s van welke ‘verdachten’ of ‘slachtoffers’ in de ordner zijn opgenomen. Ook wanneer in het voorbereidend onderzoek foto’s zijn getoond onder andere aanduidingen (bijvoorbeeld ‘de fotomap’) maar met een uit de context op te maken corresponderende nummering, gaat de rechtbank ervan uit dat gedoeld wordt op ordner 16.
In die gevallen waarin het bewijsmiddel zelf niet vermeldt wie volgens de in ordner 16 opgenomen processen-verbaal op de getoonde foto zijn afgebeeld, zal de rechtbank dit zelf doen. Zij brengt dit tot uitdrukking door toevoeging in het bewijsmiddel (achter het fotonummer) van de tekst: “de rechtbank stelt vast (…)”, gevolgd door de naam van de persoon die staat afgebeeld op de uit ordner 16 afkomstige foto. Die vaststelling door de rechtbank is gebaseerd op de inhoud van voornoemde ambtsedige processen-verbaal (16/80018004 voor de verdachten en 16/80638067 voor de slachtoffers).
Bewijsoverwegingen rechtbank met betrekking tot feit 1 ([slachtoffer 2])
Verklaringen verdachte en [slachtoffer 2]
Verdachte is aangehouden noch gehoord. Zijn broer en medeverdachte [medeverdachte 1] (alias [medeverdachte 1]/[medeverdachte 1]) is evenmin aangehouden of verhoord.
[slachtoffer 2] is diverse keren door zowel de politie als de rechter-commissaris gehoord. De betrouwbaarheid van haar verklaringen is door de verdediging betwist. De rechtbank verwerpt dat verweer en verwijst op deze plaats naar de motivering aan het einde (…).
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
Identiteit verdachte
De rechtbank overweegt ten aanzien van de identiteit van verdachte het volgende.
Verdachte heeft tegen [slachtoffer 2] bij hun eerste ontmoeting gezegd dat hij [alias verdachte] heette. In haar aangifte en verklaringen spreekt [slachtoffer 2] telkens over [alias verdachte] als degene tegen wie zij aangifte doet c.q. heeft gedaan (1 en 8). Op 18 september 2006 zijn verdachte en [slachtoffer 2] in Turkije met elkaar getrouwd (1, 16 en 17). Verdachte is de broer van medeverdachte [medeverdachte 1] die ook [medeverdachte 1]/[medeverdachte 1] wordt genoemd (1, 3, 11, 12 en 39).
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte vanaf zijn eerste ontmoeting met [slachtoffer 2] in Nederland gebruik gemaakt heeft van de naam [alias verdachte]. In de diverse bewijsmiddelen en daarom ook in de overwegingen van de rechtbank, wordt verdachte ook als [alias verdachte] aangeduid.
Kennismaking verdachte met [slachtoffer 2]. Intrede [slachtoffer 2] in prostitutie
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], is 22 jaar oud wanneer zij verdachte, [verdachte] alias [alias verdachte], ontmoet en verliefd op hem wordt. Nadat zij seks met hem heeft gehad, dwingt hij haar om als prostituee te gaan werken en bepaalt hij dat zij duizend euro per dag moet verdienen. Zij zal uiteindelijk drie jaar voor hem in de prostitutie werken, tot haar vijfentwintigste. Verdachte verblijft op dat moment in Turkije (1, 13, 14).
Op basis van de in bewijsmiddel (1) opgenomen verklaring van [slachtoffer 2] stelt de rechtbank vast dat de tenlastegelegde periode bewezen is en dat het feit zowel in Nederland als in Turkije is medegepleegd (1).
Woon- en werkplekken
Zij woont bij verdachte in [plaats], in een bungalowpark (1, 6, 7, 8), maar ook wel elders. De rechtbank begrijpt uit haar verhaal dat het verdachte was die bepaalde waar ze woonden. [slachtoffer 2] moet de huur betalen (1, 11). Meestal woont ze samen met [betrokkene 8], de vriendin en latere echtgenote van [medeverdachte 1] [1] . Verdachte regelt een werkkamer voor haar. [betrokkene 8] neemt haar daar mee naar toe en legt haar uit wat zij moet doen. Verdachte zegt dat zij moet werken en dat zij daarover niets te zeggen heeft (1).
Brengen naar en halen van werkplekken, in de gaten (laten) houden, controleren, keuzevrijheid beperken in omgang met anderen
Zij mag alleen praten met de meisjes die bij haar en verdachte in [plaats] wonen. Als zij aan het werk is zijn er bodyguards die haar bewaken. Als zij naar haar werk moet, wordt zij opgehaald door een snorder (1, 2, 3, 11). Verdachte belt haar in het begin heel vaak. Later, als ze beter gaat verdienen, wordt dat minder. Als hij belde, vroeg hij of ze aan het werk was en genoeg had verdiend. Als ze vroeg of ze mocht stoppen reageerde hij agressief (1). Deze verklaring van [slachtoffer 2] wordt bevestigd door tapgesprekken, sms-berichten en de verklaring van snorder [verdachte 3] (18, 27, 28, 33, 34, 35, 38).
Werktijden en verdiensten, afstaan verdiensten, werken tijdens ziekte, mishandelingen [slachtoffer 2]
Het verdiende geld moet [slachtoffer 2] afstaan aan verdachte zodra ze thuiskomt. Wanneer zij te weinig verdient, slaat hij haar in elkaar. Hij slaat haar met een baseballknuppel en zij heeft regelmatig blauwe plekken die met make-up worden gecamoufleerd zodat ze daags erna weer kan werken (1, 11). Ook nadat zij een abortus heeft ondergaan moet zij de volgende dag, terwijl ze nog bloedt, weer werken (21, 22, 24, 26, 29, 31, 32). Wanneer zij moe en overbelast is, moet zij werken. Verdachte bepaalt haar werktijden. Als zij protesteert schreeuwt hij dat hij naar haar toe zal komen, dat hij haar zal vermoorden als ze niet doet wat hij wil. Zij werkt dan verder. Ze werkt van maandag tot zondag en is slechts af en toe vrij. Eigenlijk werkte ze het liefst alle dagen omdat ze dan niet met hem thuis is en zijn gewelddadigheid niet hoeft te vrezen (1 en 38).
Werken na een abortus en dus tijdens ziekte
Op 17 januari 2006 belt verdachte met [betrokkene 5] en zegt dat hij een dokter nodig heeft omdat zijn meisje zwanger is. Hij informeert of ze als gevolg van een abortus lang (thuis) in bed moet blijven (21). Drie dagen later bellen verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] over de geplande abortus (22). Diezelfde dag volgt er een sms-bericht van het toestel dat [slachtoffer 2] gebruikt naar dat van verdachte met de mededeling dat zij drie weken geen seks mag hebben omdat dat gevaarlijk is (26). Op 24 januari 2006 is [slachtoffer 2] al weer aan het werk en belt zij verdachte om hem te vragen hoeveel zij aan bodyguard [betrokkene 9] moet geven (23). Diezelfde dag bellen verdachte en [medeverdachte 1] om te bespreken dat verdachte zijn meisje naar het ziekenhuis moet brengen omdat ze koorts heeft en zweet (24). Niettemin blijkt uit tapgesprekken op 26 en 29 januari (29, 31) en sms-berichten van 30 januari (32) en 11 februari 2006 (30) dat [slachtoffer 2] ondanks hevig bloedverlies weer werkt. In het dossier zit een brief van een gynaecoloog die uitlegt dat na een abortus de baarmoedermond als een wond is te beschouwen en dat seks na een abortus ontraden wordt zolang er bloedverlies is, onder meer omdat er dan gevaar voor infecties is (25). Dat advies was verdachte bekend na de mededeling dat er drie weken geen seks mocht plaatsvinden (26). De rechtbank merkt de periode na de abortus bij [slachtoffer 2] aan als ziekte. Uit het feit dat [slachtoffer 2] desondanks, en zelfs na een tussentijdse opname en hevig bloedverlies, toch weer aan het werk ging, leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 2] door verdachte is bewogen om ook bij ziekte in de prostitutie te werken.
Mishandelingen, bedreigingen, intimidatie en angst, geen aangifte durven doen
Op 15 maart 2007 belt [slachtoffer 2] met haar tante [getuige 1]. Zij huilt en bespreekt met haar tante hoe ze zou kunnen vluchten (37). Op 16 maart 2006 bezoeken twee politieagenten [slachtoffer 2] op haar werkadres op de Wallen in Amsterdam. Zij vertelt hen dat ze wil stoppen maar dat dit niet kan omdat ze enorm bang is dat [alias verdachte], haar pooier, haar dan zal zoeken. Haar pooier en de groep om haar heen kan haar overal vinden. De agenten zien dat zij schrikkerig is, steeds opstaat, af en toe huilt en erg zweet. Ze kijkt voortdurend angstig om zich heen en zegt niet te kunnen praten omdat “zij” het anders konden horen (5).
Ruim een maand later, op 27 april 2006, meldt [slachtoffer 2] zich overstuur bij de politie in [plaats] en zegt dat ze aangifte wil doen. Zij vertelt dat zij een relatie heeft met [verdachte], die haar dwingt het in de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan en haar mishandelt en controleert. Dat laatste wordt direct geïllustreerd, als zij tijdens haar gesprek met de politie op 27 april 2006 diverse keren wordt gebeld op haar mobiele telefoon. De agent met wie zij sprak, begreep van haar dat het [verdachte] was die belde. De agent nam de telefoon van [slachtoffer 2] over en hoorde een man die meermalen dringend vroeg op welk politiebureau [slachtoffer 2] was. [slachtoffer 2] wil uiteindelijk geen aangifte doen. Zij wil dat de politie weet wat zich afspeelt omdat zij bang is dat haar iets zal overkomen (6). De rechtbank ziet in dit alles het bewijs voor het feit dat [slachtoffer 2] te bang voor verdachte was om aangifte te doen.
Mishandelingen en verkrachting op 1 mei 2006
Een paar dagen daarna meldt [slachtoffer 2] zich opnieuw: op 1 mei 2006 wordt de politie gebeld door een vrouw die zegt door haar man te zijn mishandeld. De politie treft haar zeer geëmotioneerd, huilend, in paniek en bang aan achter een vuilcontainer in een bungalowpark in [plaats]. De politieagenten zien in haar gezicht grote zwellingen en blauwpaars verkleurde huid rond haar ogen. Er druipt bloed uit haar mond en neus, er zit opgedroogd bloed op haar lip. Haar lippen zijn op diverse plaatsen rood en gezwollen. Het blijkt [slachtoffer 2] te zijn (7).
Diezelfde dag nog doet zij aangifte (8). Zij vertelt dat haar vriend en pooier deel uitmaakt van een organisatie die vrouwen voor zich in de prostitutie heeft. Hij heet [verdachte] en maakt gebruik van een vals paspoort (1). Die dag heeft hij haar mishandeld, net zoals op 27 april 2006 toen zij haar verhaal bij de politie had verteld. Die mishandeling hield in dat zij met een riem werd geslagen, dat zij met een knuppel werd geslagen, met elektriciteitsdraad werd vastgebonden en met een mes werd bewerkt door steken/prikken aan de achterzijde van haar benen. In de periode daarvoor heeft zij meermalen een mes op de keel gehad. Door het slaan met de knuppel heeft naar haar zeggen de dokter gebroken ribben geconstateerd. Zij zit onder de blauwe plekken. [verdachte] heeft haar die dag, 1 mei 2006, ook verkracht. Zij moest zich uitkleden toen hij haar sloeg. Hij heeft toen een flesje ‘Smirnoff Ice’ in haar vagina geduwd. Daarna gooide hij dit flesje kapot (7, 8). De politie trof bij een onderzoek in de woning waar dit alles zich had afgespeeld een vernield flesje ‘Smirnoff Ice’ in de vuilnisbak aan. Ook vonden zij een kapot keukenmes met scheef lemmet, de ontbrekende stukjes op de grond. En in de slaapkamer lag op het bed een leren riem en ernaast een elektriciteitsdraad waarin een lus was aangebracht (10).
Eerdere mishandelingen en verkrachtingen
Zij vervolgt haar verhaal. Behalve de verkrachting met het flesje, heeft hij haar vaker verkracht. Drie keer per week wil hij seks met haar zonder dat zij dat wil. Hij slaat haar in elkaar als ze niet wil. Hij slaat haar als ze weigert zes dagen per week te werken. Hij slaat haar als ze niet genoeg verdient. Vier maanden voor de aangifte op 1 mei 2006 heeft hij haar nog erger met een knuppel geslagen en moest zij daarna weer aan het werk. Zij deed dat ook. Om haar te dwingen in de prostitutie te blijven mishandelt hij haar hond (8). Hij heeft die hond meermalen geslagen en geschopt, hem tegen de muur gegooid en een keer met een mes in de zij gestoken, wetend dat hij haar daardoor extra raakt (8). Een tapgesprek tussen [slachtoffer 2] en haar tante [getuige 1] bevestigt dit (36).
Hij slaat haar vaak met zijn vuisten op haar hoofd waardoor zij bulten kreeg (6). Met zijn platte hand op haar oren waardoor ze minder goed kan horen. En met een honkbalknuppel op haar bovenbeen met blauwe plekken tot gevolg. Op 27 april 2006 had [slachtoffer 2] ook verteld dat zij drie weken ervoor was weggelopen naar haar tante [getuige 1]. Hij heeft haar daarvandaan gehaald en haar thuis volledig in elkaar geslagen. Hij dwong haar te blowen omdat hij wist dat ze daarvan beroerd werd (6 en 1). [verdachte 2], als bodyguard werkzaam op de wallen in Amsterdam verklaart dat [slachtoffer 2] door haar pooier en vriendje [verdachte] is geslagen (13, 14). De raadsman heeft betoogd dat [slachtoffer 2] ongeloofwaardig is als getuige omdat ze heeft verklaard dat ze iedere dag is geslagen en bedreigd door verdachte., terwijl verdachte sinds september 2006 in Turkije verblijft. Dat verweer berust op een verkeerde lezing van bewijsmiddel (3) waar [slachtoffer 2] verklaart dat zij het eerste jaar bijna elke dag werd geslagen
Intimidatie, dreigende sfeer
Daags na de aangifte van 1 mei 2006 spreken de politieagenten opnieuw met [slachtoffer 2]. Zij is bang voor [verdachte] en zijn vrienden. Hij heeft gezegd dat hij haar zal vinden en er wel zeven jaar voor zou willen zitten. Als zij 240.000 euro aan hem zou betalen, zou ze van hem af zijn. Hij had gedreigd haar dood te maken net als hij een andere vrouw had doodgemaakt. Die andere vrouw was volgens [slachtoffer 2] aan een overdosis overleden en omdat verdachte eens had geprobeerd haar zoveel te laten snuiven en zuipen dat ze er bij neer zou vallen, voelde zij zich door die uitlatingen van verdachte bedreigd (9). Een sms-bericht en tapgesprekken geven steun aan het bewijs voor de angst van [slachtoffer 2] voor verdachte (30, 33, 34).
Na de aangifte van 1 mei 2006 opnieuw uitbuiting
Na de aangifte van 1 mei 2006 vindt verdachte [slachtoffer 2] opnieuw. Ze wordt permanent bewaakt en kan nergens naar toe zonder bewaking. Een bodyguard brengt haar naar een speciale taxi die haar ophaalt en wegbrengt naar de Zeedijk ( de rechtbank begrijpt: in Amsterdam). Van daaruit wordt zij naar haar kamer begeleid door een bodyguard (1).
In augustus 2007, na de diefstal van 8.000 euro die [slachtoffer 2] na haar terugkeer uit Turkije had verdiend (15) komt er een einde aan de uitbuitingssituatie. Zoals [slachtoffer 2] op bladzijde 17 van haar verhoor bij de rechter-commissaris verklaart: “Dit was de laatste keer dat ik contact met die mensen heb gehad” (1).
Bedreigingen Tante [getuige 1]
Tante [getuige 1] bevestigt de verklaringen van [slachtoffer 2] op diverse punten. Niet alleen verklaart zij over hetgeen [slachtoffer 2] is overkomen maar ook tante zelf is bedreigd en geïntimideerd door verdachtes broer en medeverdachte [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1]. [slachtoffer 2] verklaart daarover ook (3). Zowel in de periode waarin verdachte in Nederland was, als wanneer hij in Turkije verbleef, bedreigde en intimideerde [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] en later ook haar tante (1, 3, 4). Ook daardoor werd [slachtoffer 2] onder druk gezet en werd haar angst ingeboezemd voor repressie of repercussies jegens haar en haar familie (3,4).
[getuige 1] als getuige
[getuige 1] heeft, toen de politie haar op 13 september 2007 een inbeslaggenomen telefoon kwam terugbrengen, aan hen het trouwboekje van [slachtoffer 2] en verdachte alsmede een foto van verdachte overhandigd (16, 17 en pagina 46E/22887). Verder is er de verklaring van [getuige 1] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris. Ook [getuige 1] verklaart dat [slachtoffer 2] na haar terugkomst uit Turkije weer in de prostitutie ging werken en al snel van haar geld was beroofd. [getuige 1] weet die gebeurtenis niet te dateren maar op basis van de aangifte van [slachtoffer 2] van augustus 2007 is dat in augustus 2007 geweest (15).
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van mensenhandel is vereist dat er tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) een zekere mate van nauwe en bewuste samenwerking is geweest. Er moet bij verdachte (voorwaardelijk) opzet op (1) het medeplegen van (2) die mensenhandel hebben bestaan. De samenwerking kan blijken uit voorafgaande al dan niet stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren ervan. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. [medeverdachte 1] en verdachte spraken bewijsbaar telefonisch met elkaar over [slachtoffer 2] (19, 22). [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] (“zijn grote broer”) en verdachte (alias [alias verdachte]) bedreigden haar beiden. Na haar vlucht in mei 2006 is het [medeverdachte 1] die tot vier keer toe bij haar tante aan de deur komt om haar te zoeken, waarbij hij één keer bedreigingen uit (1, 3, 4). Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat er tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een bewuste en nauwe samenwerking was gericht op de uitbuiting van [slachtoffer 2], zodat medeplegen van mensenhandel bewezenverklaard zal worden.
Zwaar lichamelijk letsel
De officier van justitie heeft niet onderbouwd waar dit letsel uit heeft bestaan. Vermoedelijk is dat de tenlastegelegde abortus. Op basis waarvan bewezen zou kunnen worden verklaard op welke wijze [slachtoffer 2] daartoe is gedwongen of bewogen, is evenmin onderbouwd. De rechtbank vindt daarvoor geen bewijs en zal verdachte daarom van zowel dat feitelijk deel van de tenlastelegging als van dit (strafverzwarende) bestanddeel vrijspreken. Dat laat onverlet dat de rechtbank wel vaststelt dat er een abortus heeft plaatsgevonden, welke vaststelling zoals hiervoor is overwogen, van belang is voor de bewezenverklaring van het feit dat [slachtoffer 2] is bewogen tijdens ziekte te werken.
Betrouwbaarheidsverweer
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet als bewijsmiddel gebruikt mogen worden omdat zij als getuige ongeloofwaardig is. In de kern komt het betoog van de raadsman op het volgende neer. De onbetrouwbaarheid is het gevolg van beïnvloeding van [slachtoffer 2] door pers, politie en openbaar ministerie en van haar naar eigen zeggen ontoerekeningsvatbaarheid / psychiatrische behandeling /drugsverslaving. De onbetrouwbaarheid blijkt uit de tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van [slachtoffer 2] en ander bewijsmateriaal uit het dossier.
De vraag die de rechtbank in het licht van dit verweer moet beantwoorden is hoe zij [slachtoffer 2] als getuige waardeert. De rechtbank heeft bij die waardering de verklaringen van [slachtoffer 2] getoetst op innerlijke consistentie tussen en in haar eigen verklaringen en op consistentie in samenhang met het overige bewijs. De rechtbank heeft daarbij gelet op de consistentie van de kern van de verklaring voor zover die in relatie tot de tenlastelegging van belang is. Dat [slachtoffer 2] moeite heeft gebeurtenissen in de tijd te plaatsen, wijt de rechtbank aan de omstandigheden waaronder zij een aantal jaren heeft geleefd, waarbij ook haar drugsgebruik een rol gespeeld zou kunnen hebben. Daarbij komt dat zij veelvuldig is gehoord en dat zij na aangiftes of meldingen bij de politie weer in de macht van verdachte en/of zijn medeverdachte kwam. Voor zover [slachtoffer 2] niet eenduidig heeft verklaard over zaken die slechts zijdelings verband houden met het ten aanzien van haar tenlastegelegde, hecht de rechtbank minder belang aan de gestelde tegenstrijdigheden. Uiteraard ook al omdat de rechtbank als feitenrechter de bewijsmiddelen mag waarderen. De rechtbank gaat er daarbij, anders dan de raadsman, niet zonder meer van uit dat alles wat andere getuigen in al dan niet ogenschijnlijke strijd met [slachtoffer 2] verklaren, wáár is. Als voorbeeld geldt de verklaring van [slachtoffer 2] over [naam] en [naam]. De raadsman heeft van deze vrouwen verklaringen overgelegd waaruit zou blijken dat [slachtoffer 2] niet de waarheid spreekt. De rechtbank ziet niet hoe een mogelijke discrepantie tussen die verklaringen het zo verstrekkende gevolg kan hebben dat de verklaringen van [slachtoffer 2] als geheel als onbetrouwbaar bestempeld zouden moeten worden (en bijvoorbeeld niet die van [naam] of [naam]). Hetzelfde geldt voor de (vele) andere voorbeelden die de raadsman ter onderbouwing van zijn stelling aanvoert.
De rechtbank vindt het volgende van belang voor een waardering van de verklaringen van [slachtoffer 2]. Bij haar verhoor bij de rechter-commissaris op 29 januari 2010 verklaart zij dat zij bij de politie steeds de waarheid heeft gesproken. Over de keer dat ze heeft verklaard toen ze net in het ziekenhuis lag, weet ze niet meer wat ze toen heeft gezegd en daarom ook niet of dat de waarheid was. In haar woorden was ze toen ontoerekeningsvatbaar. Het is niet vast te stellen op welke verklaring de getuige doelt. In aanmerking komen de volgende verklaringen:
  • de op 1 mei 2006 in de ambulance tijdens de rit van [plaats] naar het ziekenhuis tegenover de meerijdende verbalisant afgelegde verklaring zoals gerelateerd in het daarvan opgemaakte proces-verbaal van 4 mei 2006, pagina 46E/22532;
  • de op 1 mei 2006 na de opname en onderzoek door het medisch personeel in het ziekenhuis tegenover twee verbalisanten afgelegde verklaring zoals gerelateerd in het daarvan opgemaakte proces-verbaal van 4 mei 2006, pagina 46E/22533en 22534;
  • de op 1 mei 2006 om 18:30 uur opgenomen aangifte die [slachtoffer 2] zelf blijkens de tekst van het daarvan opgemaakte proces-verbaal van 2 mei 2006 heeft doorgelezen, pagina 46E/22536, 22537 en 22538;
  • de op 2 mei 2006 omstreeks 11:30 uur in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam afgelegde verklaring zoals die is gerelateerd in het proces-verbaal van 2 mei 2006, pagina 46E/22542 en 22543.
Hoewel de getuige zelf niet meer weet wat ze in het ziekenhuis heeft gezegd, en dus ook niet of het de waarheid was, leidt de rechtbank uit de consistentie tussen de ziekenhuisverklaring en haar overige verklaringen af dat zij ook in het ziekenhuis naar waarheid heeft verklaard.
Er is nog een moment waarop [slachtoffer 2] vraagtekens plaatst bij haar eigen verklaring. Op 27 augustus 2007 wordt [slachtoffer 2] gehoord in verband met een diefstal van geld (pagina 46E/22877 t/m 22884). Uit dat proces-verbaal blijkt dat [slachtoffer 2] sinds twee weken terug is uit Turkije en vervolgens weer in de prostitutie is gaan werken en is gaan wonen bij [betrokkene 10]. Vanuit die woning is 8.000 euro weggenomen. Verder blijkt dat [slachtoffer 2] opstandig is en eigenlijk niets wil verklaren wat wordt opgenomen en eventueel bij [medeverdachte 1] kan belanden. Zij bestempelt zichzelf als (op dat moment) ontoerekeningsvatbaar, ze loopt bij een psychiater. Zij verklaart verder dat zij de vorige keer ook niet is beschermd. Daarmee doelt zij op de mishandelingen op 1 mei 2006. Dat kan afgeleid worden uit het volgende. Zij verklaart dat ze toen met een baseballknuppel in elkaar is geramd en dat als bewijsmateriaal haar telefoon is opgehaald die ze nog steeds niet terug heeft. In samenhang daarmee is er het proces verbaal van 18 september 2007, pagina 46E/22897, zonder bijlagen, ook te vinden op pagina 6B/2369 e.v. met bijlagen. Uit dat proces-verbaal leidt de rechtbank af dat de op 1 mei 2006 inbeslaggenomen mobiele telefoon(s) (pas) in augustus 2007 is/zijn onderzocht en uitgelezen en dat (één van) die mobiele telefoon(s) op 13 september 2007 aan de [getuige 1] is teruggegeven (pagina 46E/22886).
In haar verhoor bij de rechter-commissaris op 17 februari en 3 maart 2010 zegt [slachtoffer 2] dat ze in augustus 2007 uit boosheid heeft verklaard dat ze ontoerekeningsvatbaar was. Boos, omdat de politie haar eerder had laten zitten en haar toen op 27 augustus geen garanties kon geven. De rechtbank acht dat een plausibele verklaring.
Concluderend acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar en gebruikt deze daarom voor het bewijs.
Bewijsconstructie rechtbank [slachtoffer 2]
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris van het verhoor van getuige [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], van 29 januari 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als u mij vraagt of ik in de prostitutie heb gewerkt, dan zeg ik niet gewerkt, gedwongen.
Ik ben volgens mij begonnen te werken in de prostitutie toen ik 22 was. Ik kwam [verdachte] tegen en ik werd verliefd op hem. Hij noemde zich [verdachte]. Toen ik éénmaal seks met hem had gehad moest ik meteen werken. Ik moest soms werken van ’s ochtends tot ’s avonds laat. Als u mij vraagt wat ik bedoel met “soms”, dan zeg ik, dat ik in het begin nog niet wist hoe ik het geldbedrag moest verdienen en dan had ik niet genoeg, dan moest ik langer doorwerken. Ik moest duizend euro per dag verdienen van [verdachte]. Als ik niet voldoende had verdiend werd ik geslagen met een baseball knuppel door hem, zodat ik weer aan het werk zou gaan en het bedrag zou verdienen. Ik ben ook bedreigd door zijn broer. Als u mij vraagt hoe dat de eerste keer in zijn werk ging, dan zeg ik dat [verdachte] en de meisjes die daar al werkten een kamer hadden geregeld. Ze hadden gelijk een vaste kamer voor mij en deze was al betaald. [verdachte] zei dat ik moest gaan werken en dat ik daar niets over te zeggen had. Ik ben door een aantal meisjes, ik herinner mij [betrokkene 8], meegenomen naar een kamer. Zij hebben mij wel uitgelegd wat ik moest gaan doen. Overal werkten meisjes van hen. Je mocht alleen praten met een meisje van de dichtst bijzijnde broers. Als u mij vraagt hoe ik wist met welke meisjes ik mocht praten, dan zeg ik dat die meisjes bij ons woonden. Bij ons is in [plaats]. We verbleven niet alleen in [plaats], maar soms ook elders. Meestal verbleef ik bij [betrokkene 8]. Het geld dat ik verdiende moest ik meteen aan [verdachte] afgeven als ik thuis kwam. Als het niet genoeg was, sloeg hij mij in elkaar. Ik had regelmatig blauwe plekken. Ook als ik blauwe plekken had, moest ik de volgende dag werken. Deze werden dan gecamoufleerd met make-up. [betrokkene 8] deed dat. Ik heb ook een keer een abortus ondergaan en de dag nadat de abortus is uitgevoerd moest ik weer werken. Ik bloedde nog. Als u mij vraagt wat ik gemiddeld per dag verdiende, dan zeg ik dat ik in het begin nog niet zo goed was. Ik verdiende toen tussen de vijfhonderd en zeshonderd per dag. Aanvankelijk werkte ik van tien uur ’s ochtends tot vier á vijf uur ’s nachts, wel met een pauze natuurlijk. Later, toen ik er achter kwam dat ik kon stelen van klanten en geleerd had hoe dat ging werkte ik van zeven uur ’s avonds tot vijf á zes uur ’s ochtend. Als u mij vraagt wie de werktijden bepaalde, dan zeg ik: “Hij”. Soms was het door de week heel slecht overdag. Daarom hebben die meisjes mij ook geleerd te stelen, want ik was ’s ochtends te moe, overbelast. Als ik daar iets over zei dan schreeuwde hij dat hij naar mij toe zou komen. Hij zei dat hij mij zou vermoorden als ik niet deed wat hij wou. En dan ging ik weer verder met werken. Als u mij vraagt welke dagen van de week ik werkte, dan zeg ik dat ik van maandag tot zondag werkte. Ik was af en toe wel een dag vrij, maar eigenlijk werkte ik het liefst elke dag en was ik niet thuis met hem, omdat hij zo gewelddadig was. Ik heb gewerkt tot mijn vijfentwintigste. Ik heb ongeveer drie jaar gewerkt. Als u mij vraagt wat de aanleiding was om te stoppen, dan zeg ik het volgende. [verdachte] had een vals paspoort. Dat was van een man in Duitsland, met wie hij had afgesproken dat hij diens naam mocht gebruiken. In Turkije ben ik gedwongen getrouwd met [verdachte], zodat hij een Nederlands paspoort zou krijgen. Zijn paspoort was namelijk verlopen of zoiets, hij kon niet terug naar Nederland. Zijn broer wel, ik bedoel dan zijn grote broer en ik wil liever geen naam noemen. Nadat ik door [verdachte] in elkaar ben geslagen en hij mij bijna heeft vermoord, heb ik direct daarna aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft mij toen weer gevonden. Ze hebben me toen bewaakt en ik kon nergens meer naar toe zonder bewaking. Ik werd door een bodyguard van en naar een speciale taxi gebracht die mij ophaalde en wegbracht. Een Turkse taxi bracht ons naar de Zeedijk. Van daaruit werden wij naar onze kamer begeleid door een bodyguard. We zijn toen naar Turkije geweest en toen ben ik met [verdachte] getrouwd. Op een gegeven moment moest ik natuurlijk wel weer aan het werk. Het geld was weer op. Ik ben toen teruggevlogen naar Nederland en door een andere broer, [broer verdachte], opgehaald. Ik was bij [betrokkene 10] in huis en toen zij weg moest en ik alleen thuis bleef, kon ik wegkomen. Ik heb mijn koffers gepakt en ben naar mijn tante gegaan. [betrokkene 10] had mijn geld meegenomen naar Turkije gaan. De broer van [verdachte] zat op mij te azen, maar hij had ook problemen in Nederland. Ik heb het dan over zijn grote broer. Ik bedoel daarmee [medeverdachte 1]. Ze zijn meerdere keren bij mijn tante aan de deur geweest. Ik bedoel dan [medeverdachte 1]. Hij heeft gedreigd mijn tante in de fik te steken. Hij kwam niet alleen aan de deur. Er waren andere mensen bij. Mijn tante heeft tegen mij gezegd dat het er meer waren. Ik heb ze niet gezien. Ik heb mij toen verstopt in de huiskamer. Mijn tante heeft de deur opengelaten, dus ik hoorde ze wel praten. Mijn tante heeft mij alles verteld toen zij weer in de kamer kwam.
[verdachte] bedreigde mij elke dag. Dan zei hij dat ik beter mijn best moest doen. Ik moest seks met hem hebben wanneer hem dat uitkwam. Ik moest zoveel uur werken per dag. Als ik dat niet zou doen sloeg hij met een ijzeren staaf op mijn handen. Ook sloeg hij met de vlakke hand op mijn schaamstreek. Hij deed ook sadistische dingen. Hij stopte een fles Wodka in mijn vagina. Hij bond mij vast. Hij sneed mij met een mes. Hij sloeg mij met een baseballknuppel op mijn hoofd, mijn bovenbenen, mijn handen en mijn middenrif. Ik heb vier gebroken ribben gehad. Hij sloeg mij ook met de baseballknuppel op mijn vagina. Als ik op de grond lag trapte hij mij. Als u mij vraagt hoe vaak ik werd geslagen met een baseballknuppel dan zeg ik dat ik mij dat niet herinner. Het was bijna elke dag. Ik mocht alleen omgaan met meisjes van de groep. Ik had heel vaak telefonisch contact met [verdachte] tijdens het werk. Als hij belde, vroeg hij of ik aan het werk was en of ik genoeg had verdiend. Soms was ik zo moe, dat ik hem vroeg of ik mocht stoppen. Hij reageerde daar agressief op. Soms belde ik om met hem te slijmen en te lijmen, zodat ik geen slaag kreeg en hij mij lief zou vinden. Hij dreigde mij met een overdosis coke om het leven te brengen. Hij zei dat ik toch maar een hoer was en dat niemand dat erg zou vinden. Ik kan niet tegen weed en hij liet mij wel eens weed roken. Hij dwong mij ertoe, hij zei op dwingende toon: “roken”.
Foto 5, 53 (de rechtbank stelt vast: [verdachte]).
De man op deze foto is [verdachte]. Ik kende hem ook als [verdachte]. Foto 57 is een foto van [verdachte] en mij samen, maar je kunt mij niet zo goed zien.
Foto 11 (de rechtbank stelt vast: [verdachte 3]
).
De man op deze foto was onze taxichauffeur. Hij heet [verdachte 3]. Hij was ook werkzaam voor hun. Als je iets deed dan vertelde hij dat door. Ik ben wel eens weggelopen en dan vertelde hij waarheen. Ze vonden me dan en hebben me in elkaar geslagen. Dat was één keer. Ik ging toen naar een huis van mijn tante. Hij bracht mij daar naartoe. Hij werd door hun, [verdachte] en z’n grotere broer betaald.
Foto 13 (de rechtbank stelt vast: [medeverdachte 1]).
Dit is de grote broer. Als u mij vraagt of hij wist dat ik voor [verdachte] werkte, dan zeg ik: “Natuurlijk”. Het is zijn broer. Hij wist alles. Ik wil liever niet over hem verklaren. Als u mij vraagt waarom niet, dan zeg ik dat ik bang ben voor hem. Als u mij vraagt waarom ik bang ben voor hem, dan zeg ik dat hij tien keer erger is dan [verdachte]. Hij heeft mij bedreigd en ook geslagen. Hij heeft mij gezegd dat hij mij afmaakt, als er iets gebeurt met zijn broer en hij maakt mij af. Ik vind hem gevaarlijk. Ik heb niet bijgehouden wanneer hij mij bedreigd heeft, dat is meerdere keren geweest. Je wordt op een gegeven moment zo vaak bedreigd dat het een gewoonte begint te worden. Hij heeft mij geslagen toen ik in [plaats] woonde. Ik denk dat het ongeveer vierenhalf jaar geleden is geweest.
Foto 15 (de rechtbank stelt vast: [verdachte 2]).
De man op deze foto is [verdachte 2], dat was een bodyguard. Dat was mijn bodyguard. [verdachte 2] wist dat ik voor [verdachte] werkte.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris van het verhoor van getuige [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], van 3 februari 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U toont mij de foto’s van de vrouwen. Ik heb meerdere keren periodes met [betrokkene 8] op één kamer gewerkt. Ik moest van [betrokkene 8] leren hoe ik geld kon maken zonder seks te hebben met klanten en hoe ik zoveel mogelijk geld kon maken en pikken van de klanten. Door de vrouw op foto 42 (de rechtbank stelt vast: [betrokkene 11]) heb ik een flink plak slaag gekregen. We deden het gordijn wel eens dicht en dan gingen we met elkaar babbelen met een drankje erbij. Een keer was [verdachte] via een andere kamer bij mij in de kamer gekomen, waar ik net met haar aan het drinken en giechelen was, met het gordijntje dicht. Dat mocht helemaal niet. Het was niet de bedoeling dat je ging praten. Je moest werken. Ik heb toen flink met de baseball knuppel gehad omdat zij mij had afgeleid. Ik kreeg klappen op mijn hoofd en op mijn benen.
3.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris van het verhoor van getuige [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], van 17 februari en 3 maart 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in Amsterdam en in Utrecht in de prostitutie gewerkt.
Ik ben door [verdachte] en [medeverdachte 1] gedreigd met slechte gevolgen als ik zou praten met de politie.
Toen [medeverdachte 1] aan de deur kwam, heeft hij zich aan mijn tante voorgesteld als de broer van mijn broeder. Ik voeg daaraan toe dat hij [verdachte] zei. Nadat hij weg was beschreef mijn tante de persoon aan de deur aan mij. De beschrijving paste bij [medeverdachte 1]. Ik heb hem ook horen spreken aan de deur. Ze heeft ook foto’s van [verdachte] aan de politie gegeven. Deze foto’s heeft mijn tante gezien voordat [medeverdachte 1] aan de deur kwam. Deze foto’s zaten in het trouwboek dat ik mee heb gekregen uit Turkije.
Als u mij vraagt hoe vaak ik geslagen ben met een baseballknuppel, dan zeg ik bijna elke dag, zeg maar van het eerste jaar elke dag. Toen ik beter ging verdienen werd het beter. Een paar keer heb ik 200 of 300 euro verdiend, maar dan kreeg ik de ergste klappen. Op een gegeven moment was 800 euro ook niet meer genoeg. De auto’s moesten betaald worden en ik moest de huur van [plaats] betalen.
U houdt mij voor dat ik verklaard heb dat [verdachte] wel eens in Turkije was en vraagt mij of ik in deze periode ook mijn geld moest afstaan en zo ja, hoe dit ging. Ik werd de hele tijd begeleid door bodyguards. Zijn broer [medeverdachte 1] was ook in Nederland om mij onder controle te houden. Ik gaf het geld aan [naam] abi waar ik op dat moment verbleef. [naam] abi stuurde het naar Turkije.
Met onder controle houden bedoel ik dat ik nergens alleen naartoe ging. Ik had overal en altijd begeleiding. Er was altijd een man/bodyguard bij aanwezig. Dit kon ook [medeverdachte 1] zijn. We hadden eigen taxi’s. We mochten niet met de normale taxi’s reizen.
Ze hebben ook tegen mij gezegd
,dat wanneer ik een keer gepakt zou worden ik niets moest zeggen, gewoon volhouden. Ze hebben mij ook voorgehouden dat ze mij konden vasthouden. Als ik nu nog bij hun zou zijn geweest had ik dit alles ook niet verklaard, maar ik ben nu gelukkig vrij.
Als u mij vraagt of [medeverdachte 1] wist van de abortus die ik heb ondergaan, dan zeg ik: “Ja”. Ik heb [medeverdachte 1] en [verdachte] daar samen over horen praten over de telefoon.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris van het verhoor van getuige [getuige 1] van 20 april 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hij belde regelmatig nadat hij en [slachtoffer 2] uit elkaar waren. Met “hij” bedoel ik haar man, de man van [slachtoffer 2]. Hij vroeg dan waar [slachtoffer 2] was. Dit was in de periode waarin ze bij hem weg was. Tijdens één van deze gesprekken heb ik hem verteld dat [slachtoffer 2] verslaafd was en hem gevraagd of hij haar daar niet vanaf kon helpen. Toen heeft hij haar over laten komen naar Turkije. Ze is in Turkije geweest en daarna moest ze al weer voor hem werken. Ze moest weer de hoer voor hem spelen. Ze kwam niet meer bij mij thuis terug, alleen om de koffers neer te zetten. Ze was gelijk weer weg. Zijn broer heeft haar toen opgehaald
Na twee weken kwam ze bij me en vertelde dat ze achtduizend euro had verdiend. Ze zei dat ze het had weggelegd en dat ze het zou sparen. Toen ze terugging waren die achtduizend euro weg. Ze was heel erg boos en kwam weer bij mij. Ze vertelde dat ze die achtduizend euro hadden weggepakt en dat ze die niet meer terugkreeg. Toen is ze bij die broer weggegaan. Daarna werd ze bedreigd. Ze was dan aan het schreeuwen aan de telefoon. Ze heeft mij niet verteld wie er aan de telefoon was, maar nadat ze het telefoongesprek beëindigd had, belde ze haar man op. Zij schreeuwde dan tegen haar man dat zijn broer haar zo bedreigde
.Ze was bang voor zijn broer. Die broer is ook aan de deur geweest bij mij. Daardoor wist ik dat het de broer was van de man van [slachtoffer 2]. Ze kwamen altijd met z’n vieren. Ze kwamen met z’n tweeën aan de deur en twee bleven er in de auto. Dit laatste hoorde ik van de buren. Hij, de broer van de man van [slachtoffer 2], zei tegen mij dat hij [slachtoffer 2] zou laten afmaken. Hij zei dat hij het niet zelf deed als hij iemand dood wilde schieten, maar dat hij dat liet doen. Ik heb thuis foto’s van de man van [slachtoffer 2], maar geen foto’s van zijn broer.
U houdt mij voor dat ik heb verklaard over vier mannen die aan de deur kwamen en vraagt mij hoe vaak dit is gebeurd. Dit is een keer of vier gebeurd. Dit was in de periode waarin [slachtoffer 2] bij mij thuis was en zij niet meer voor hem wilde werken. Een keer hebben bedreigingen geuit, de andere drie keren kwamen zij aan de deur om te vragen waar [slachtoffer 2] was.
Toen [slachtoffer 2] door haar man zodanig is geslagen dat ze daardoor in het ziekenhuis kwam, heb ik haar bezocht in het ziekenhuis. Hij had haar gezicht helemaal kapot geslagen. Ze zag er vreselijk uit. Hij had haar over het lichaam met een riem geslagen. Zij had daarvan striemen. Ze is nog kunnen vluchten en toen heeft ze gebeld met de politie. Die heeft haar opgehaald. Dit was in [plaats]. Als u mij vraagt of ik er met haar over heb gesproken, dan zeg ik dat [slachtoffer 2] mij er over verteld heeft. Zij heeft ook aangifte gedaan.
[slachtoffer 2] heeft mij ook verteld dat hij een fles in haar onderlichaam had geduwd. Dit staat los van hetgeen ik hierboven heb verteld.
Met “[verdachte]” bedoelde [slachtoffer 2] haar man. Hij had een rare naam volgens haar. Zo heette hij volgens haar. Zij zei dat dat zijn echte naam was, alleen “[verdachte]”. Als haar man belde, zei hij altijd: “Met de man van [slachtoffer 2]”.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van 16 maart 2006, pagina 46E/22515 e.v. voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Wij hebben op 16 maart 2006 omstreeks 22.55 uur een bezoek gebracht aan [adres] te Amsterdam, het werkadres waar [slachtoffer 2] als prostituee werkzaam was. [slachtoffer 2] gaf aan dat ze wel wilde stoppen maar dit niet kon omdat ze enorm bang was dat haar pooier haar zou zoeken. Zij verklaarde dat de groep rondom haar, haar overal wel konden vinden. De pooier van [slachtoffer 2] is [alias verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Zij wilde absoluut niet verklaren tegen haar pooier [alias verdachte]. Duidelijk waarneembaar was dat zij erg bang was. Ze was schrikkerig, keek voortdurend angstig om zich heen en zei steeds niet te kunnen praten omdat “zij” het anders konden horen. Ze stond steeds op, huilde af en toe en zweette erg.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van 26 mei 2006, pagina 46E/22522 e.v. voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 27 april 2006 kwam [slachtoffer 2] aan het politiebureau in [plaats]. Zij was zeer emotioneel en huilde. Zij riep dat zij aangifte wilde doen en naar een Blijf-van-mijn-lijfhuis wilde. Zij verklaarde het volgende. Ik heb een relatie met [verdachte]. Ik werd verliefd op hem. Ik weet dat zijn broer [medeverdachte 1] heet. Ik woon bij hem in een bungalow in [plaats]. Toen ik een relatie met hem kreeg ben ik in de prostitutie gaan werken in Amsterdam. Ik werd op een gegeven moment door [verdachte] gedwongen. Hij zei dan dat ik dit werk nog een jaartje moest doen en dan mocht stoppen. Ik verdien 600 a 700 euro per dag en moet dat aan hem afgeven. Ik houd helemaal niets over. [verdachte] is altijd bij mij en als ik aan het werk ben zijn er een soort bodyguards die mij bewaken. Als ik naar mijn werk moet word ik opgehaald door een snorder, [naam]. Ik heb lichamelijke klachten van het werk: veel last van buikpijn en ik word heel vaak geslagen door [verdachte]. Laatst met een honkbalknuppel op mijn bovenbeen, hierdoor had ik enorme blauwe plekken. Ook sloeg hij mij vaak met zijn vuisten op mijn hoofd, waardoor ik enorme bulten kreeg en met zijn platte hand op mijn oren waardoor ik nu minder goed kan horen. Hij schopt en slaat mijn hond regelmatig omdat hij weet dat hij mij hiermee pijn doet. Vandaag heeft hij mij meermalen geslagen tegen mijn hoofd met zijn vuisten. Ik voelde pijn. Hij heeft me meermalen bedreigd dat hij me een overdosis drugs zou toedienen als ik bij hem weg zou gaan. Drie weken geleden ben ik weggelopen naar tante [getuige 1]. Hij heeft me daar weer opgehaald en thuis volledig in elkaar geslagen. Ik moest toen blowen, omdat hij wist dat ik daar beroerd van word. Hij heeft me ook wel eens bedreigd met een mes op de keel. Tijdens het gesprek met mij, verbalisant, werd [slachtoffer 2] meermalen gebeld op haar mobiele telefoon. Ik begreep dat zij [verdachte] aan de lijn had. Ik nam haar telefoon aan en sprak met hem. Ik hoorde dat hij meermalen dringend vroeg op welk politiebureau [slachtoffer 2] was. [slachtoffer 2] wilde uiteindelijk geen aangifte doen. Zij wilde dat de politie wist wat zich afspeelde omdat zij bang was dat haar ooit iets zou overkomen.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2006, pagina 46E/22530 e.v. voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 1 mei 2006 omstreeks 13:15 uur kregen wij een melding over een vrouw die door haar man zou zijn mishandeld in bungalowpark [naam] in [plaats]. Wij kregen en hielden telefonisch contact met haar totdat wij ter plaatse waren. Zij was zeer geëmotioneerd en huilde hevig. Ze klonk in paniek en erg bang. Bij aankomst zagen wij dat zij zich achter een vuilcontainer had verstopt. De vrouw had grote zwellingen in haar gezicht, blauw-paars verkleurde huid rond haar ogen, er droop bloed uit mond en neus, er zat opgedroogd bloed op haar lip en haar lippen waren op diverse plaatsen rood en gezwollen. Ze identificeerde zich met een paspoort als[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] in Amsterdam. Ze vertelde dat ze door haar vriend in elkaar was geslagen. Ze zei dat ze werkzaam was in de prostitutie in de [adres] in Amsterdam, haar vriend was haar pooier en ze moest al haar verdiende geld aan hem afstaan. Ze verklaarde verder dat hij gedreigd had haar tante, van wie hij wist waar zij woonde, iets aan zou doen.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 1 mei 2006, pagina 46E/22536, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De man waarover ik spreek heet [verdachte]. Hij is van Turkse afkomst en komt oorspronkelijk uit Duitsland. Hij maakt gebruik van een vals paspoort. Vandaag is hij omstreeks 9.30 uur begonnen mij te mishandelen. Dat deed hij ook op 27 april 2006. Toen had ik een verhaal bij de politie in [plaats] verteld omdat hij mij die dag ook had geslagen. Toen durfde ik geen aangifte te doen. Vanmorgen heeft hij mij geslagen met een knuppel en vastgebonden met elektriciteitsdraad en mij met een mes bewerkt. Hij heeft me gestoken/geprikt aan de achterzijde van mijn benen. De afgelopen tijd heb ik meermalen een mes op mijn keel gehad. Het slaan met de knuppel heeft letsel opgeleverd: de dokter zegt dat ik meerdere gebroken ribben heb en ik zit onder de blauwe plekken. [verdachte] heeft mij vanmorgen ook verkracht. Ik moest me helemaal uitkleden toen hij me sloeg. Toen heeft hij een flesje van het merk Smirnoff Ice in mijn vagina geduwd. Dat flesje heeft hij later in de kamer kapot gegooid. Hij heeft me vaker verkracht. Hij wil drie keer per week seks met me zonder dat ik het wil. Als ik geen seks wil doet hij het toch en slaat me in elkaar. Hij eist dat ik zes dagen per week werk. Als ik weiger dan slaat hij mij in elkaar. Hij pakt mijn geld af en slaat me als ik niet genoeg verdiend heb. Vier maanden geleden heeft hij me in onze woning met een knuppel nog erger geslagen dan nu en daarna moest ik gewoon weer aan het werk. Ik deed dat ook. Hij heeft mijn hond meermalen mishandeld door hem te schoppen en te slaan. Ook heeft hij hem tegen de muur gegooid in de woning en een keer in de zij gestoken met een mes. Hij weet dat hij me extra raakt als hij mijn hond iets aandoet.
[verdachte] maakt deel uit van een organisatie die vrouwen in alle grote steden in Nederland en in Duitsland voor zich in de prostitutie hebben werken.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2006, pagina 46E/22542, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 2 mei 2006 zagen wij, verbalisanten, dat het gezicht van [slachtoffer 2] gezwollen en rood was, ze af en toe kortademig was en we hoorden dat zij pijn in haar gezicht had maar elders in haar lichaam niet omdat zij medicijnen toegediend had gekregen.
[slachtoffer 2] verklaarde erg bang te zijn voor [verdachte] en zijn vrienden. Hij zou gezegd hebben dat hij er wel zeven jaar voor zou willen zitten, maar dat ze haar zouden vinden. Zij zou 240.000 euro aan hem moeten betalen en dan van hem af zijn. [verdachte] had gedreigd haar dood te maken, net als bij [naam], waarover [slachtoffer 2] verklaarde dat die aan een overdosis was overleden. Zij voelde zich hierdoor erg bedreigd. Hij had al eens geprobeerd haar zoveel te laten snuiven en zuipen dat ze er bij neer zou vallen.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2006, pagina 46E/22599 e.v. voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 1 mei 2006 heb ik, technisch rechercheur bij de politie Utrecht een onderzoek ingesteld in de woning van [slachtoffer 2] in [plaats]. Op de laminaatvloer in de keuken zag ik bloedsporen. Op andere plekken in de woning zag ik bloeddruppels. In de afvalbak in de keuken lag een vernield flesje Smirnoff Ice. In de spoelbak lag een kapot keukenmes met kunststof heft, het lemmet stond scheef, er ontbraken stukjes die op de grond lagen. In de slaapkamer op het bed lag een leren riem en naast het bed een stuk elektriciteitsdraad waarin een lus was aangebracht.
11.
Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 11] van 3 maart 2006, pagina 46I/24394 e.v., voor zover inhoudende als haar verklaring:
Ik werk als prostituee op de wallen in Amsterdam. [slachtoffer 2] ken ik een maand. Haar vriend en pooier is [verdachte], een broer van [medeverdachte 1]. Ze is het zat om met hem te zijn, maar durft niet bij hem weg. [slachtoffer 2] wil graag vriendinnen hebben maar dat mag niet van [verdachte]. Ik heb [verdachte] een maand geleden gesproken en hem gezegd dat ik niets kwaads in zin heb met [slachtoffer 2], alleen maar wat wil praten. [verdachte] zei dat [slachtoffer 2] er niet is om te praten, maar dat ze moet werken. Ik heb [verdachte] gezegd dat ik weet dat hij mij twee keer ‘s nachts heeft gebeld met de telefoon van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] vertelde mij dat ze al haar verdiende geld en haar spaargeld moet afstaan aan [verdachte]. Hij wil een auto kopen. Ze betaalt ook de huur van een huis in [plaats]. Ze vertelde dat ze laatst met een honkbalknuppel is geslagen door [verdachte].
12.
Het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 12]van 6 maart 2009, aan het dossier toegevoegd op 19 maart 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op foto 5 op de mij getoonde fotoserie van 58 mannen herken ik [verdachte], de broer van [medeverdachte 1]. Hij heeft een vriendin [slachtoffer 2] die ook in de prostitutie in Amsterdam werkt. Zij woonde bij [naam] en [betrokkene 13]. Dat was ongeveer tweeënhalf jaar geleden. Opmerking verbalisant: de man op de foto betreft [alias verdachte], geboren op [geboortedatum] in Lunen, Duitsland.
13.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte 2] als verdachte van 23 april 2007 waarin met een V de door verbalisanten gestelde vraag en met een A het door [verdachte 2] gegeven antwoord is aangegeven, pagina 46E/22779 en 22780 e.v. voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten toonden verdachte foto nummer 5 ( de rechtbank stelt vast: [verdachte] alias [alias verdachte]).
A: Ik ken hem maar weet niet zijn naam.
(…)
V: Heeft de man van foto 5 een meisje?
A: Ja, die werkte achter de lunchroom in het kleine steegje. Als er problemen waren belde ze mij wel. Ik ben de naam kwijt.
V: Kan het zijn dat ze [slachtoffer 2] heet?
A: Ja, ja
Wij, verbalisanten, toonden verdachte foto nummer 15 (de rechtbank stelt vast: [slachtoffer 2])
V: Is dit het meisje?
A: Ja.
14.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte 2] als verdachte van 24 april 2007 waarin met een V de door verbalisanten gestelde vraag en met een A het door [verdachte 2] gegeven antwoord is aangegeven, pagina 46E/22789 e.v. voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: U, verbalisant (…) laat mij nu een foto zien (verbalisant toont foto 5) (de rechtbank stelt vast: [verdachte] alias [alias verdachte]).
A: Dit is de pooier van [slachtoffer 2]. (…) Ik weet alleen dat hij [verdachte] heet.
V: U, verbalisant (…) toont mij foto 15 (de rechtbank stelt vast: [slachtoffer 2]).
A: Dit is [slachtoffer 2]. Zij is geslagen door [verdachte]. [verdachte] is haar vriendje.
15.
Het proces-verbaal bevindingen van 29 augustus 2007, pagina 46E/22874 e.v. voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
In de auto op weg naar het getuigenverhoor vertelde [slachtoffer 2] ons het volgende. Ik moest in Turkije met [verdachte] trouwen. Hij is de broer van [medeverdachte 1]. Degene die nu vast zit is echt [alias verdachte]. Hij is een vriend van hun en heeft zijn paspoort aan hun gegeven. Mijn man is in Turkije en heeft geen paspoort. Twee dagen geleden heb ik nog contact met mijn man gehad. Hij zei dat hij weer naar Nederland wilde komen. Hij is de man die me vorig jaar in elkaar geslagen heeft. [medeverdachte 1] is de enige bodyguard nog op de wallen. Hij houdt ook mij in de gaten. Als ik een klant heb, geeft hij dat meteen door. [betrokkene 10] en [medeverdachte 1] hebben het geld dat ik de afgelopen tijd heb verdiend afgepakt. Dit gebeurde bij [betrokkene 10] thuis, afgelopen donderdag. Het was 8000 euro. Ze zeiden dat ik niet met de politie mocht praten, anders zouden ze me vermoorden.
16.
Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2007, pagina 46E/22897 t/m 22904, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 september 2007 gingen wij naar de woning van de tante van [slachtoffer 2], [getuige 1], om haar een inbeslaggenomen GSM terug te geven. [getuige 1] overhandigde ons het trouwboekje van [slachtoffer 2]. In het boekje zagen wij dat [slachtoffer 2] te Turkije was gehuwd met [verdachte]. Er zaten foto’s in van [slachtoffer 2] en [verdachte]. Ik, verbalisant, zag dat de foto van [verdachte] sterk overeenkwam met de persoon op de foto’s zoals die waren aangetroffen in de nu teruggegeven GSM. [slachtoffer 2] had van de man ‘[verdachte]’, zoals aangetroffen op de foto in de GSM, eerder verklaard dat dit de man was die haar te [plaats] had mishandeld, verkracht en had uitgebuit in de prostitutie. [getuige 1] zei dat zij ook nog mooie foto’s van [slachtoffer 2] samen met ‘die man’. Wij hebben vervolgens het trouwboekje en twee foto’s gekopieerd. Uit het trouwboekje (‘extrait de l’acte de Mariage 2006 / 390’), serie K 01 no. 114636 valt op te maken dat op [trouwdatum ] te Turkije, [plaats], [slachtoffer 2] is gehuwd met [verdachte], geboren te [plaats] op[1974].
17.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 3º Sv, te weten een kopie van een Turks “Livret de Famille International”, pagina 46E/22888 t/m 22894 bevattende de volgende gegevens:
[verdachte], geboren op [1974] te [plaats] en [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], “date et lieue mariage” [trouwdatum ].
18.De processen-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 3] van 26 en 27 juni 2007, pagina 26/11346, 11351 en 26/11357, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten en als verklaring van verdachte:
Ik ben nu 2 à 3 jaar werkzaam als snorder. Ik vervoerde de meisjes van de pooiers.
Ik was 7 dagen per week in het redlight district bij de brug om klanten te vervoeren. De dames betaalden mij zelf. Ik werd ook wel gebeld door de pooiers die mij vroegen om de dames te vervoeren naar het redlight district of naar huis.
Wij verbalisanten tonen verdachte het fotoboekje van prostituees met de foto’s 1 t/m 76.
De persoon op foto 15 ( de rechtbank stelt vast: [slachtoffer 2]) ken ik van de brug. Een bodyguard, daarmee bedoel ik iemand die past op de meiden en deze kwam uit Duitsland, zei dat ik dit meisje naar huis moest brengen en dat ik geld van haar zou krijgen
Tapgesprek op 21 december 2005, om 00:21 uur, tussen [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] (N) (spraakherkenning)en [verdachte] (Y) (spraakherkenning), , pagina 46E/22667A en B:
N: Wat is er weer man!
Y: Sinds twee dagen is er toch dat gedoe van in verwachting zijn?
(…)
Y: Ze zegt dat ze niet elke dag hier kan blijven, ik word waanzinnig. Ze zegt ‘als ik geen geld verdien, word jij kwaad etc.’.
N: Ja.
Y: Wat Ja, wat moet ik met haar. Ik weet het niet meer. Ik weet het echt niet meer (…).
20.
Tapgesprek op 11 januari 2006 tussen [verdachte] (Y, spraakherkenning) en [slachtoffer 2] (A, spraakherkenning), pagina 46E/22677:
A: vraagt aan man wie zij het geld moet geven, [verdachte 2], [betrokkene 14] of [betrokkene 9].
(…)
Y: Vraag [betrokkene 8]. [betrokkene 8] zal broer vragen.
A: Broer heeft gezegd [betrokkene 9].
Y: Wanneer broer gezegd heeft [betrokkene 9] dan is het [betrokkene 9].
21.
Tapgesprek op 17 januari 2006 tussen [verdachte] (spraakherkenning) en NN [betrokkene 5] (wordt genoemd), pagina 46E/22692B e.v.:
Y: Ik heb een dokter nodig, mijn meisje is zwanger.
(…)
Y: Als ze nu het kind weg laat halen moet ze dan normaal langdurig thuis in bed blijven?
M: Vanwege dat zal ze misselijk worden in de maag en zal ze overgeven, zal ze hoofdpijn hebben, of zal ze flauwvallen, dat soort dinges zal ze hebben. Het is maar drie, vier dagen en de vijfde dag is ze weer kerngezond.
(…)
Y: Dan moeten we elkaar vanavond spreken in de straat.
(…)
Y: Geen geld betalen, kan zoiets zonder geld betalen.
M: Ik zweer het je, je geeft niets, er zijn van die privé instellingen.
Y: Haa,…is het zo.
22.
Tapgesprek op 20 januari 2006 tussen [verdachte] (wijze van herkenning niet vermeld) en [medeverdachte 1] (id.), pagina 46E/22693:
Y: Wij laten het kind weghalen.
(…)
Nee ik wacht nog steeds. Ze moeten het kind nog weghalen.
M: Ze is dus nog niet aan de beurt.
Y: Wij wachten.
23.
Tapgesprek op 24 januari 2006 om 21.32 uur tussen [verdachte] (spraakherkenning) en [slachtoffer 2] (spraakherkenning), pagina 46E/22678:
[slachtoffer 2] : Hoeveel moet ik die bodyguard geven? [betrokkene 9].
[verdachte] : Wat, honderd.
24.
Tapgesprek op 24 januari 2006 om 22.31 uur tussen [verdachte] (wijze van herkenning niet vermeld) en [medeverdachte 1] (wijze van herkenning niet vermeld), 46E/22697:
[verdachte] zegt: “Ik breng mijn meisje naar het ziekenhuis”.
Waarom vraagt [medeverdachte 1].
[verdachte] zegt dat ze koorts heeft en zweet.
25.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3° Sv, te weten een brief van [naam gynaecoloog], gynaecoloog Isala Klinieken Zwolle van 23 augustus 2006, voor zover inhoudende (46E/22698):
“Op 23.8.2006 werd mij door de recherche de vraag gesteld wat mijn mening als gynaecoloog is over het volgende geval. Een vrouw ondergaat (…) een abortus provocatus en wordt al dan niet gedwongen om dezelfde dag weer intravaginale gemeenschap te hebben. In de eerste plaats is er een psychologisch risico. Op menselijke gronden is het te verwachten dat patiënte hier een ernstig trauma aan over houdt. In de tweede plaats is een abortus provocatus een operatie, waarbij de baarmoedermond wordt opgerekt. De baarmoedermond is op dat moment te beschouwen als een wond en bloedt. Ook komt er bloed uit de baarmoeder zelf. Door het oprekken is de natuurlijke barrière van de steriele binnenzijde verbroken richting de niet steriele vagina. De kans op infecties neemt toe, zeker bij het inbrengen van een geslachtsdeel (…). Pompende bewegingen zullen het risico op infecties alleen maar vergroten. Daarom adviseren wij onze patiënten in het ziekenhuis na een curettage om geen (…) gemeenschap te hebben zolang er vaginaal bloedverlies is. Ook zal door gemeenschap, zo kort na een curettage, de kans op bloedingen groter worden, al was het maar van de wond van de baarmoedermond. Een ander aspect is het bloedverlies op zich. Bloed kan een uiterst infectieus materiaal zijn. Mocht de vrouw in casu drager zijn van een infectie of anderszins infectieus zijn, dan bestaat er een toegenomen kans op infectie-overdracht.”
26.
Sms-bericht van 20 januari 2006, pagina 46E/22694:
Ik mag drie weken geen sex hebben is gevaarlijk
27.
Tapgesprek op 25 januari 2006, 22:36 uur tussen [verdachte] (spraakherkenning) en [slachtoffer 2] (spraakherkenning), pagina 46E/22688:
A: Waarom mag ik niet met mijn vriendin praten? (…) We praten alleen maar over business.(…)
Y: Ja, nog een keer, luister. Ik zeg nee. Ja?
Even stil
Y: Ok, alsjeblieft. Klaar.
A: Ik mag met niemand meer praten. Ik mag helemaal geen vrienden hebben of wat dan ook.
28.
Vervallen
29.
Tapgesprek op 26 januari 2006 om 19:14 uur tussen [verdachte] (spraakherkenning) en [slachtoffer 2] (spraakherkenning), pagina 46E/22674 en 22675:
Y: (…) ik neuk je.
(…)
Ik wil wel praten maar ik was vroeg wakker.
A: Oh, vroeg wakker he? Nou ben ik degene die de schuld heb he. Ik kom thuis, ik kook, ik doe alles thuis. ([slachtoffer 2] verheft haar stem) Ik ben net geopereerd, wanneer denk je aan mij?
(…)
A: Jouw broer komt mij over een uur ophalen.
Y: Wat? …… Nu?
A: Dan kom ik naar huis weet je, dan kunnen wij met elkaar praten.
Y: Wat heb je toen tegen hem gezegd?
A: Niks, ik heb gewoon gezegd dat het niet meer zo gaat. Ja die komt mij dan gewoon ophalen en dan gaan wij samen praten, wat jij wil.
(…)
Y: Oke kom maar langs, ik ben thuis.
30.
Sms-bericht van 26 januari 2006, 19:20 uur pagina 46E/22702:
Ik kom naar huis alleen als jy maar niet slaat ik ben bang voor jou
31.
Tapgesprek op 29 januari 2006 om 00:18 uur tussen [verdachte] (spraakherkenning) en [slachtoffer 2] (spraakherkenning), pagina 46E/22695:
A: Luister [naam], ik krijg allemaal stukken bloed uit mijn dinge weet je.
Y: Dat is normaal [naam].
A: Ik kan niet eens een tampon indoen, ik moet met papier in mijn kut lopen nou. Moeilijk hoor.
Y: Weet je hoe laat het is?
A: Ja, ik hoop dat die stukken snel weggaan.
Y: Toppie, toppie.
A: Ik ga weer aan het werk.
32.
Sms-bericht van 11 februari 2006, 02:16 uur, pagina 46E/22696:
Sorry baby vandaag is niet goed omdat ik kan niet lachen en voel me echt niet goed hoop dat het morgen beter is met my ben ook heel veel bloeden
33.
Tapgesprek op 11 februari 2006 om 19.21 uur tussen [slachtoffer 2] en NN-vrouw, pagina 46E/22504 en idem 22706:
A: (…) met [slachtoffer 2] (…). Mijn man is er achter gekomen dat het jouw nummer is. (…) Daarom heeft hij ’s nachts lopen bellen naar jou (…). Ik heb echt grote problemen gehad. (…) Ik zat erbij en toen kreeg hij jou aan de telefoon. (…) Als je wordt gebeld door een onbekend nummer en er wordt wat gevraagd of zo, kan je beter niks zeggen weet je, want ik krijg alleen maar klappen daardoor weet je.
NN: Krijg je klappen van hem.
[slachtoffer 2]: Ja, maar alsjeblieft niet zeggen weet je, maar als hij nou naar je toekomt of zo niks zeggen dat wij contact met elkaar hebben(…). Oke, want hij is echt link in dat soort dingen.
(…)
A: (…) Want als hij mij vertelt dat jouw man iets van 30.000 euro moet betalen of zo aan zijn broer (…)
NN: Hij moet helemaal niks, mijn ex is gewoon met dat meisje weggegaan. Dat meisje heeft zelf voor hem gekozen (…) ik vind het ook bizar dat er een soort regel is dat als je met andere pooi…
Gesprek wordt verbroken
34.
Tapgesprek op 11 februari 2006 om 19.27 uur tussen [slachtoffer 2] en NN-vrouw, pagina 46E/22706:
A: Ik kan je nummer gewoon beter wissen (…)
(…)
Ja want anders ik krijg alleen maar problemen (…) als je komt ik kan wel gewoon zo’n beetje door het raam maar ik kan echt niet meer bij je naar binnen want [betrokkene 14] die vertelt ook alles (…)
NN: [betrokkene 14] ik help hem nog weet je want hij kwam bij mijn deur want hij had een paar mensen in elkaar geslagen en ik liet hem binnen en dan zat hij op de wc te wachten tot hij weer weg kan, dan hielp ik hem en daarna gaat hij gewoon jouw vriend lopen bellen.
A: Ja maar dat zijn ze verplicht want anders wordt [betrokkene 14] in elkaar geslagen.
(…)
Ik kan je nummer echt niet houden, ze ziet nou zelf dat hij overal achter komt (…) Maar ja, gelukkig heeft hij een vrouwenstem gehoord, dat jij het bent (…)
NN: Ja anders had je nog meer klappen gehad.
35.
Tapgesprek op 22 februari 2006 om 23:42 uur tussen [verdachte] (spraakherkenning) en [slachtoffer 2] (spraakherkenning), pagina 46E/22682:
A: Ik ga om 1 uur naar huis, dan kan ik om 10 uur hier bij kantoor zijn weet je.
Y: Oke [naam].
A: Ik ga elke dag van … ik haal om 10 uur mijn sleutel gewoon en dan werk ik elke dag om twee uur ’s middags ga ik pas beginnen want dan wordt het pas druk tot en met twee uur ;s nachts.
Y: Is beter, dat is voor jou ook beter he.
A: Is voor mij ook beter.
Y: is voor mij ook beter dan kunnen we iets meer doen.
Tapgesprek op 10 maart 2006 tussen [slachtoffer 2] (spraakherkenning) en tante [getuige 1] (spraakherkenning), pagina 46 E/22680:
Tante : Is ie thuis.
[slachtoffer 2] : Nee. (…)
Tante : Hoe gaat het met je hondje
[slachtoffer 2] : Goed
Tante : Oh gelukkig, ken je het niet merken aan hem dat ie hem geslagen heb
[slachtoffer 2] : Ja hij doet het nooit meer
Tante : Oh nou ik hoop zo
37.
Tapgesprek op 15 maart 2006 tussen Tante [getuige 1] (spraakherkenning) en [slachtoffer 2] (spraakherkenning), pagina 46E/22703:
[slachtoffer 2] huilt
A: Hij zegt dat hij dan naar jullie komt weet je dat ie jullie gaat pakken.
(…)
Ik kom gewoon niet meer van hem af.
(…)
TA: Als je dinsdag vrij bent moet je de kans nemen.
A: Ja maar dan is ie de hele dag bij me weet je.
(…)
Ik weet gewoon niet meer wat ik moet doen.
(…)
TA: Tandarts is het beste. Zeg dat je beugel gebroken is dat je dinsdag naar de tandarts moet.
A: Ja maar dan komt ie bij jullie voor de deur.
(…)
A: Ja maar hij komt me zoeken daar ben ik zo bang voor.
(…)
Ik ga maar weer werken weet je ik denk dat ie hierheen komt want ik heb tegen hem gezegd dat ik ga werken.
TA: (…) je moet echt zien wanneer hij weg is en dan moet je zorgen dat je ken vluchten. (…)
A: Ik bel niet zo lang weet je straks gaat ie me bellen en dan hoort ie dat ik in gesprek ben weet je.
38.
Tapgesprek op 17 maart 2006 tussen [slachtoffer 2] (spraakherkenning) en [verdachte] (spraakherkenning), pagina 46E/22686 en 22520:
[slachtoffer 2] : Baby ik heb 1.000 euro gemaakt, mag ik naar huis toe.
[verdachte] : Is goed.
[slachtoffer 2] : Oke, ik heb 1.100 ik heb 80 aan [verdachte 2] gegeven.
39.
Het proces-verbaal ‘Vaststelling identiteit [verdachte] (alias [alias verdachte])’ van 18 september 2007, pagina 6B/2373 en 2374, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
De gezinssamenstelling van de familie [verdachte] is bij de politie te [plaats] opgevraagd. Een gedeelte van het gezin is (per 30 augustus 2007) woonachtig aan de[adres], [Dortmund]. Uit de ontvangen informatie bleek, dat tenminste de zonen [verdachte] gehuwd zijn / waren geweest en dat het gezin bestaat uit:
Vader: [naam vader verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], [adres], [Dortmund]
Moeder: [naam moeder verdachte], geboren op [geboortedatum] [geboorteplaats]
Zonen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1974], gehuwd geweest met [naam], geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum]. Beiden hebben een zoon genaamd [naam zoon verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
[medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], gehuwd met [naam vrouw medeverdachte] op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([naam])
[naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Dochter: [naam], geboren [geboortedatum].

Bijlage 3.

Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen feit 4
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het arrest en bevat, geordend per feit, de genummerde bewijsmiddelen.
Ter toelichting op een aantal bewijsmiddelen geldt, voor zover van toepassing, het volgende.
Algemeen bewijsmiddel
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal van verhoor door rechter-commissaris
Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van de rechter-commissaris, betreft dit een proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo.
Telefoontap
Wanneer hierna wordt verwezen naar een tapgesprek, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een telefoongesprek waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, gespreksnummer, ordnernummer/pagina. Indien het gesprek in een vreemde taal is gevoerd, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
1a.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 11 mei 2006, p. 53/40933-40934), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
In perceel [adres] te Amsterdam is [bedrijf] gevestigd. Dit is een internet en belwinkel. Ik ben daar werkzaam als winkelmedewerker.
11 mei 2006 was ik ook aan het werk. Mijn baas was ook aanwezig in de winkel. Mijn baas heet [getuige 4].
Omstreeks 16.00 uur kwamen er twee klanten binnen. Deze twee mannen wilden een uur internetten. Ik heb dat voor ze geregeld en de mannen namen plaats achter computer met nummer 11 die achter in de winkel staat.
Kort nadat de twee mannen hadden plaats genomen achter computer 11 kwamen er vijf mannen de winkel binnen. Ik zag dat de mannen direct richting computer 11 liepen en meerdere malen sloegen.
1b.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 11 mei 2006, p. 53/40937-40938, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik heb samen met een compagnon een telecommunicatiewinkel in de [adres] te Amsterdam.
11 mei 2006 omstreeks half drie/drie uur ben ik begonnen met werken in het filiaal in de [adres]. Ik was samen met mijn werknemer [getuige 2].
11 mei 2006 omstreeks 16.00 uur gebeurde er het volgende:
Op een gegeven moment kwamen er twee mannen binnen die op de computer schuin achter mij wilden werken, ik bedoel hiermee de computers die zijn genummerd 8, 9, 10 en 11. De twee mannen die zojuist waren binnen gekomen, waren nog geen twee minuten aan het computeren toen er een aantal mannen de winkel binnen kwamen. Volgens mij waren het vier of vijf mannen. De mannen liepen in versnelde pas naar de plaats waar de twee eerder binnen gekomen mannen waren gaan zitten. Ik zag dat deze vier of vijf mannen sloegen en stompten.
Een proces-verbaal van aangifte van 12 mei 2006, p. 53/40880-40881, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever [slachtoffer 6]:
Ik zat te internetten in een belwinkel aan de [adres] in Amsterdam. Ik was daar samen met een man die ik ken als [slachtoffer 7]. We gingen achter de computer zitten. Er kwam een vijftal gespierde jongens binnen. Ik zag dat die vijf gespierde mannen [slachtoffer 7] begonnen te slaan. Ik ben direct richting de uitgang van de belwinkel gaan rennen. Voordat ik ging rennen ben ik door een van de vijf gespierde mannen neergestoken. Ik voelde hevige pijn in mijn linkerzij en zag allemaal bloed op mijn broek. Ik heb twee van die vijf gespierde mannen eerder gezien in het wallengebied. Ik ben vroeger taxichauffeur geweest, vandaar dat ik ze van het wallengebied ken. Ik doe aangifte tegen die vijf gespierde mannen.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2006, p. 53/40918-40919, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als relaas van verbalisanten(en):
Naar aanleiding van een steekpartij welke op 11 mei 2006 had plaats gevonden in de [adres], begaven wij ons naar het St. Lucas Andreas Ziekenhuis alwaar een van de twee slachtoffers naartoe was gevoerd.
Het slachtoffer gaf ons op te zijn genaamd: [slachtoffer 7], geboren [geboortedatum].
[slachtoffer 7] verklaarde dat hij vandaag met een vriend, genaamd [slachtoffer 6], naar een internetcafé is gegaan. Toen hij daar mee bezig was, kwamen er plotseling een aantal mannen binnen. Mannen uit het “red light district”.
[slachtoffer 7] verklaarde een aantal van de mannen te herkennen en noemde de namen:
  • [betrokkene 1], een grote bodybuilder,
  • [verdachte]
  • [betrokkene 3].
Wij zagen dat het slachtoffer [slachtoffer 7] een rechtlijnige open wond had van ongeveer 5 centimer lang op zijn rechter ellenboog, welke door het medisch team onmiskenbaar werd herkend als een snijwond. Wij zagen op de linker bovenzijde van het hoofd van het slachtoffer een onregelmatig gevormde open wond van ongeveer 10 centimeter lang. Het medische team vertelde ons tevens dat er op het achterhoofd een grote bloeduitstorting aanwezig was en diverse kleine verwondingen op diens rug.
4.
Een proces-verbaal van aangifte van 27 mei 2006, p. 53/40882-40884, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever [slachtoffer 6]:
Ik wil een aanvullende verklaring afleggen over de steekpartij, waarvan ik het slachtoffer ben geworden op 11 mei in de [adres] te Amsterdam.
Ik heb een steekwond opgelopen bij mijn nieren. Mijn nier is beschadigd.
Van de vijf mannen, ken ik er drie. Ik ben taxichauffeur geweest. Ik ken die mannen uit die tijd. De namen van de mannen zijn:
1.
[bijnaam betrokkene 3], dat is de bijnaam, van [betrokkene 3]. Dat is de man die mij gestoken heeft.
2.
[betrokkene 1].
3.
[alias verdachte], zijn echte naam is [verdachte]
(Opmerking verbalisant: We hebben wat foto’s van de steekpartij. Kun je aanwijzen wie wie is?)
De man in het grijze shirt met het kale hoofd, is [verdachte].
De man met de zwarte trui en de zwarte muts op zijn hoofd, met de baardgroei, is [betrokkene 1].
De man met het rode shirt, die op een foto achter [betrokkene 1] loopt, is [bijnaam betrokkene 3], de man die mij gestoken heeft.
Proces-verbaal van bevindingen van 19 mei 2006, p. 53/40966 e.v. voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant , – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op donderdag 11 mei 2006 omstreeks 15.57 uur werd bij de hulpdiensten melding gemaakt van een steekpartij in een bel/internetwinkel aan de [adres] te Amsterdam. Door collega’s van de uniformpolitie is de videoband met daarop de beelden van de bewakingscamera’s in de bel/internetwinkel inbeslaggenomen. Op vrijdag 19 mei 2006 stelde ik, verbalisant, een onderzoek in naar de beelden en zag het volgende.
Op de beelden is te zien dat te 15:45:06 de 2 slachtoffers de winkel binnenkomen. Slachtoffer 1 gaat dan in een van de in achterin de winkel aanwezige cabines bellen van ongeveer 15:46:39 tot ongeveer 15:47:23. Slachtoffer 2 wacht buiten de cabines op slachtoffer 1. Daarna loopt SO1 naar de kassa en gezien de handelingen lijkt het of de man aan het afrekenen is. Daarna lopen de slachtoffers naar de internethoek rechtsachterin de winkel en gaan daar zitten. Te 15:56:58 ongeveer komen er 5 mannen in een rij kort achter elkaar de winkel met versnelde pas binnenlopen. Ze komen van binnenuit gezien van links aanlopen. De daders zullen verder D1 t/m D5 worden genoemd. Zonder aarzeling lopen de daders achter elkaar, door de winkel naar de internethoek rechtsachterin. D2 en D3 volgen naast elkaar achter D1 en D4 en D5 lopen daar weer achter. D2 en D3 lopen direct op SO1 af en trekken hem met stoel en al achterover naar de grond. SO2 staat op van zijn stoel en staat met zijn rug naar de muur terwijl voor hem SO1 ligt. D2 richt zich dan naar SO2. Het lijkt of D2 zijn rechterhand naar achteren brengt en weer naar voren in de richting van SO2. D1, D3 en D4 storten zich op SO1. Dan is te zien dat SO2 te 15.57.23 kans ziet weg te rennen. Direct daarop volgend rennen de daders te 15:57:30 ook weg de winkel uit. Hierbij volgt D2 pas als laatste eerst nadat hij SO1 liggend op de grond nog tegen zijn hoofd en lichaam schopt.
Signalement daders:
Dader 1: Man, oosteuropees uiterlijk, zeer kort gemillimeterd haar tot kaal hoofd, sportief psotuur, ongeveer 35 a 40 jaar oud gekleed in een lichtkleurig t-shirt met lange mouwen die hij opgestroopt droeg.
6.
Proces-verbaal van bevindingen van 23 augustus 2007, p. 53/41002 e.v. voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant , – zakelijk weergegeven – als volgt:
Tijdens zijn eerder aangehaalde verklaring van 27 mei 2006 verklaarde [slachtoffer 6] onder andere: “De namen van de drie mannen die hij al van vroeger kent zijn:
  • [bijnaam betrokkene 3], dat is de bijnaam, van [betrokkene 3]
  • [betrokkene 1]
  • [alias verdachte], zijn echte naam is [verdachte]
Het slachtoffer werden foto’s getoond van de steekpartij. De foto’s zijn prints van de videobeelden die zijn veiliggesteld na de steekpartij. Slachtoffer [slachtoffer 6] verklaard dat de man in het grijze shirt met het kale hoofd [verdachte] is. De man die [slachtoffer 6] bedoelde in zijn verklaring is weergeven op de fotoprint die als bijlage 3A aan dit proces-verbaal is gevoegd.
Het hof stelt vast dat die foto de foto van dader 1 betreft. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen het opgegeven signalement van dader 1, alsmede de signalementen van de andere daders zoals weergegeven op p. 40968 (van ordner 53) en de foto’s op p. 40970 (van ordner 53) waaruit blijkt dat geen van de andere daders een kaal hoofd heeft én een grijs shirt aan heeft.
7.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 1] en NN [medeverdachte 1] van 26 september 2006 om 19.03 uur, p. 53/41026-41028), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
M: Hallo.
S: Hallo.
M: [naam] wat ben je aan het doen?
S: Ik lag op de bank te slapen, was van plan om zo te gaan sporten.
M: Ja..Ik heb de hoerenjongen [slachtoffer 6] te pakken gekregen.
S: Welke.
M: [slachtoffer 6].. Ik heb hem te pakken gekregen en zal hem naar de advocaat brengen.
S: Wat?
M: Ik breng hem morgen naar een advocaat.
S: Ja wat vertelde hij?
M: Hij heeft een verklaring afgelegd , ik zal al zijn verklaringen inlaten trekken, hij heeft namen genoemd.
(…)
M: Namen, namen!!
(…)
M: Ik ben vandaag erheen gegaan, hij werkte in een reparatiewerkplaats, ik ben daar binnen gevallen. Ik heb een paar klappen gegeven. (…). Ik heb gezegd van kom hier hoerenjongen, wie zijn namen heb jij gegeven, wat voor een verklaring heb hij afgegeven dit en dat…(…) Ik ben toen daar weggegaan en ik kwam deze kant op en hij belde mij op en zei tegen mij “abi in jouw aanwezigheid was ik bang om het te zeggen, maar ik heb ook namen genoemd”. (…) Morgen zal ik een advocaat vinden en nadien zal ik hem naar de advocaat brengen en dan moet hij het daar vertellen en hij moet dan vertellen dat de Marokanen het gedaan hebben.
(…)
S: [slachtoffer 6] heeft het zo gedaan zoals ik het gezegd heb of niet dan.
M: Wat gedaan.
S. Verklaring afgelegd..
M: Hij heeft wel namen gezegd, hij moet maar gaan en zeggen van dat hij dit gezegd heeft door druk van die andere hoerenjongens..
8.
Een tapgesprek tussen NN [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] en [betrokkene 1] van 5 oktober 2006 om 18.41 uur, p. 53/41033-41034, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U: Die hoerenjongen [slachtoffer 6]..die heeft de aangifte niet ingetrokken..
(…)
U: (…) [betrokkene 5] heeft deze jongen naar een advocaat gebracht in Oost.. Daarna de advocaat.. ze praten etc.de camera’s zou alles opgenomen hebben.
9
Een tapgesprek tussen [betrokkene 1] en NN [medeverdachte 1] van 7 oktober 2006 om 20.27 uu, p. 53/41038-41039, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
S: (…) hoe staat het met de kwestie [slachtoffer 6]
(…)
M: Ik heb hem naar een advocaat gestuurd.
S: Ja
M: voorlopig is het beter als we niets doen zegt hij.
S: Waarom?
M: Nu euhmmm hij zegt alles is opgenomen door de camera, [naam] ([naam]) . Daarna.
S: Ja. .maar is het dan duidelijk te zien, is het dan duidelijk te zien?
M: Wat?
S: Is alles duidelijk te zien up de camera?
M: Is duidelijk te zien [naam]...
S: Wie zegt dat? Zegt de advocaat dat?
M: Nee, de advocaat heeft het niet kunnen zien. [slachtoffer 6] zegt het. Hij zegt “abi alles is duidelijk goed te zien”.
S: Ja
M: Ik heb hem daarna naar een advocaat gestuurd om advies te krijgen van de advocaat met zo van hij heeft een verklaring afgelegd zo en zo.
S; Ja..
M: Anderen hebben het gedaan maar de anderen, de andere vijanden wisten niet wie het gedaan had en er waren mannen die zij niet mochten en hun namen hebben ze laten geven, zo heb ik het laten zeggen. Ik heb advies ingewonnen van de advocaat.. Alles was zichtbaar op de camera. De advocaat zegt van jullie moeten wachten als er iets gebeurd in deze zaak dan moet ik advocaat worden van een van jullie want ik ben op de hoogte van de situatie. En als [slachtoffer 6] dan op de rechtbank verschijnt dan kunnen we alles laten omdraaien.. Als we nu iets gaan doen dan maken we slapende honden wakker zegt hij.
S: Dat kan toch niet.. Die flikker heeft al de namen gegeven of niet dan?
M: Van drie personen, van mijn ‘abi’ (broer), van jou en van [bijnaam betrokkene 3].
(…)
S: Als ze ons oppakken met dat foto! Dan past het precies.
M: Heum.
S: Scheisse.
(…)
S: Ja.. het zijn hoerenjongens. we zullen niet afkomen van deze zaak, we zijn de lul met deze zaak.
M: Nee. .hoor . De advocaat zegt ik red jullie wel uit deze zaak..
S: Hoe kunnen we ons redden uit deze zaak de namen van die op de camera zijn hetzelfde..
M: Op de camera ouwe, zien ze niet wie neergestoken is of niet neergestoken is..
S: Het zei zo maar dan is het in gemeenschap, dat weet ik ook.
M: Wat?
S: Dan is het in gemeenschap, dat weet ik ook.
M: Het enige wat de advocaat zegt is dat iedereen een beetje zijn type moet veranderen, baarden afknippen zegt hij.
S: Ik was met een hoed/pet op e.d. maar [onverstaanbaar]
M: Ja.. [onverstaanbaar) .. Ja ik vertrouw nu ook niet op de dinges van [slachtoffer 6], begrijp je?
S: Wat?
M: Hij zegt van alles is duidelijk te zien e.d.
S: Ja.
M: Dat geloof ik ook niet, begrijp je..
S: Ik weet het niet, ik zweer het je.. Hoe zullen we dan die foto’s krijgen?
M: Ik weet het niet.. als je wilt neem het. Ik zal het zo laten doen.. euhmm de advocaat die ik nu in de arm heb genomen die zal ik laten nemen als de advocaat van [slachtoffer 6].
S: Ja.
M: [onverstaanbaar]
S: Ik weet het..
M: [onverstaanbaar]
S: Dat hij dat doet, dat ik de foto’s zie dienovereenkomstig.. zo kan het niet.. We zijn de [verdachte] potverdikkemie door die flikkers, door die hoerenjongens.. Dit moest erbij komen.

Bijlage 4.

Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen rechtbank feit 6 en 7
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat, geordend per feit, de genummerde bewijsmiddelen.
Ter toelichting op een aantal bewijsmiddelen geldt, voor zover van toepassing, het volgende.
Algemeen bewijsmiddel
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal van verhoor door rechter-commissaris
Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van de rechter-commissaris, betreft dit een proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo.
Telefoontap
Wanneer hierna wordt verwezen naar een tapgesprek, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een telefoongesprek waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, gespreksnummer, ordnernummer/pagina. Indien het gesprek in een vreemde taal is gevoerd, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Sms-bericht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een sms-bericht, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een getapt sms-bericht waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, volgnummer, ordnernummer/pagina. Indien het bericht in een vreemde taal is geschreven, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Foto
Wanneer in de bewijsmiddelen wordt gesproken over foto’s uit ordner 16 dan betreffen dit - tenzij anders wordt vermeld – in ordner 16 onder de noemer ‘verdachten-betrokkenen’ of ‘slachtoffers’ opgenomen foto’s. De ordner bevat verder twee ambtsedige processen-verbaal waarin wordt gerelateerd welke foto’s van welke ‘verdachten’ of ‘slachtoffers’ in de ordner zijn opgenomen. Ook wanneer in het voorbereidend onderzoek foto’s zijn getoond onder andere aanduidingen (bijvoorbeeld ‘de fotomap’) maar met een uit de context op te maken corresponderende nummering, gaat de rechtbank ervan uit dat gedoeld wordt op ordner 16.
In die gevallen waarin het bewijsmiddel zelf niet vermeldt wie volgens de in ordner 16 opgenomen processen-verbaal op de getoonde foto zijn afgebeeld, zal de rechtbank dit zelf doen. Zij brengt dit tot uitdrukking door toevoeging in het bewijsmiddel (achter het fotonummer) van de tekst: “de rechtbank stelt vast (…)”, gevolgd door de naam van de persoon die staat afgebeeld op de uit ordner 16 afkomstige foto. Die vaststelling door de rechtbank is gebaseerd op de inhoud van voornoemde ambtsedige processen-verbaal (16/80018004 voor de verdachten en 16/80638067 voor de slachtoffers).
Bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van feit 6 en 7
Juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Het oogmerk van die organisatie, te weten het plegen van misdrijven, hoeft in de tenlastelegging niet nader omschreven te zijn, maar zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs van dit oogmerk zal o.a. betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Niet hoeft te worden bewezen dat verdachte in meerdere misdrijven heeft geparticipeerd. Er is sprake van deelnemen aan de organisatie indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft dus geen wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
De rechtbank behandelt de vraag of de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie kan worden bewezen in drie stappen, te weten:
- het bestaan van (een) organisatie(s)
- het oogmerk van de organisatie
- de deelneming aan de organisatie door verdachte.
Het bestaan van (een) organisatie(s)
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
[verdachte 4] heeft op 21 februari 2004 verklaard dat hij sinds een maand of twee op de Wallen in Amsterdam werkte voor een groep pooiers, die allemaal uit Duitsland kwamen en elkaar al heel lang kenden. Ze waren genaamd [betrokkene 1], [betrokkene 2], [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt telkens daar waar over [medeverdachte 1]/[medeverdachte 1] gesproken wordt: [medeverdachte 1]) en [betrokkene 4] (de rechtbank begrijpt telkens daar waar over [betrokkene 4]/[betrokkene 4] gesproken wordt: [betrokkene 4]). De groep had meisjes voor zich werken in Amsterdam en in Den Haag. [betrokkene 1] was volgens [verdachte 4] één van de leiders van de groep. [verdachte 4] heeft voor die groep als boodschappenjongen gewerkt en hij moest meisjes beschermen tegen lastige klanten (10).
[slachtoffer 8] (8) en [slachtoffer 9] (9) hebben verklaard dat [betrokkene 1] pooier was en dat er verschillende meisjes voor hem in de prostitutie werkten. Hij was ‘de grote man’ en ‘de grote baas’ van de groep die bij hem hoorde. [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] waren volgens [slachtoffer 9] beste vrienden van elkaar.
Samen zochten ze vrouwen uit, beschermden hen en incasseerden hun geld (9).
[verdachte 2] verklaart dat [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] de grote jongens waren van het groepje pooiers voor wie hij als bodyguard werkte. [verdachte 2] zegt dat hij is geworven en ingewerkt door [betrokkene 14]: “[betrokkene 14] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 14]) wees mij de meisjes aan en zei dit meisje is van die pooier en dat meisje van die. Hij noemde de namen. Hij zei: die is van dat groepje. Daar moet je afblijven, anders gaan ze je doodmaken, gaan ze je slopen”. [betrokkene 14] noemde daarbij volgens [verdachte 2] de namen [betrokkene 1] en [medeverdachte 1], dat waren de grote jongens (13). [verdachte 2] heeft deze verklaring afgelegd op 22 april 2007 en zegt dan dat hij sinds ongeveer 18 maanden op de Wallen werkzaam is. De rechtbank leidt hieruit af dat het aanwijzen van de meisjes ongeveer in oktober 2005 heeft plaatsgevonden.
In tapgesprekken tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 4]/[betrokkene 4] (1 en 4) en in een gesprek tussen ene [betrokkene 15] en [betrokkene 4] (3) wordt gesproken over de groep/gemeenschap en wordt gezegd dat [betrokkene 1] de baas is.
Deze verklaringen en taps worden ondersteund door hetgeen de getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard (61) over de wijze waarop [medeverdachte 1], [betrokkene 1] en anderen een organisatie vormden. Haar verklaringen bij de rechter-commissaris zijn op dit punt niet eenvoudig te duiden omdat in de opvolgende verhoren teruggegrepen wordt op wat zij eerder verklaarde, waardoor haar verhaal niet dadelijk een logisch in tijd te plaatsen beeld geeft. De rode draad is voor de rechtbank echter wel duidelijk en komt op het volgende neer. [slachtoffer 2] herkent [medeverdachte 1] op zijn aan haar getoonde foto als de grote broer van haar echtgenoot, verdachte [verdachte], voor wie zij in de prostitutie werkte. Zij verklaart dat zij de eerste vijf maanden nadat zij verdachte had ontmoet (in 2004/2005) ruim vijf maanden bij [medeverdachte 1] en zijn vriendin [slachtoffer 10] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 10]) heeft gewoond. Zowel daar als later bij [slachtoffer 2] thuis vonden meetings plaats waarbij verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] aanwezig waren. Bij [slachtoffer 10] kwamen daar in huis de “mannetjes” onder [betrokkene 1] en [medeverdachte 1], om aan [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] te vragen of hun vrouwen op de Wallen mochten werken. Zij moesten daarvoor betalen. Die “mannetjes” duidt [slachtoffer 2] aan als de subgroepjes. Alle subgroepjes samen vormden “de groep” aan het hoofd waarvan [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] stonden. De prostituees die voor deze grote groep werkten, waren, zo begrijpt de rechtbank uit de verklaring van [slachtoffer 2], ook in groepjes verdeeld waarbij bepaalde vrouwen bij bepaalde mannen hoorden.
Tijdens de meetings bij [slachtoffer 2] thuis werd gesproken over hoe met bepaalde situaties om te gaan, in Utrecht bij de boten (de rechtbank begrijpt: prostitutiegebied het Zandpad) en ook in Amsterdam. Er werd dan gesproken over informatie die ze van informanten van de politie ontvingen en over de aanpak op de Wallen. Zij verklaart dat “de Wallen eigenlijk één grote groep was”. De rechtbank leidt hieruit af dat [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] hoogste in rang waren en dat mannen die hun vrouwen in de prostitutie wilden laten werken daarvoor toestemming van [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] nodig hadden en daarvoor moesten betalen. Ook werd besproken hoe te werk te gaan in de door [medeverdachte 1], [betrokkene 1] en hun medeverdachten bestreken prostitutiegebieden.
Dat pooiers protectiegeld aan [betrokkene 1] moesten betalen, is ook wat [verdachte 4] verklaart (10). Letterlijk zegt hij dat pooiers die niet tot de groep behoorden protectiegeld moesten betalen. Dit past bij het door [slachtoffer 2] geschetste beeld van een grote groep waarbinnen subgroepjes actief waren.
Op basis van de bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat er een samenwerkingsverband was van verschillende personen, waarbij, in de loop der jaren, diverse mannen aanhaakten om – al dan niet gedwongen – van de verplichte winkelnering van protectie door onder leiding van [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] werkende bodyguards e.d. gebruik te maken.
De bodyguards die binnen of voor die organisatie actief waren, moesten de vrouwen die als prostituee voor mannen of onder de paraplu van de organisatie werkten, beschermen. Voor dit werk werden de bodyguards door de organisatie betaald. Ofwel rechtstreeks door de mannen, zoals blijkt uit een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] (50) ofwel door de vrouwen zelf, zoals [verdachte 5] heeft verklaard (35).
Ook aan secundaire arbeidsvoorwaarden werd door de organisatie gedacht. In een tapgesprek tussen [betrokkene 4] en [betrokkene 14] (5), dat twee minuten later gevolgd wordt door een tapgesprek tussen [betrokkene 4] en [betrokkene 1] (6), wordt gesproken over de aanschaf en de verdeling van de kosten van kogelwerende vesten voor [betrokkene 14] en anderen (de rechtbank begrijpt: ter bescherming van de bodyguards). [betrokkene 4] zegt hierover dat “wij de helft als bedrijf op ons nemen”. Met deze verdeling (en de bijbehorende betalingsregeling) gaat [betrokkene 1] vervolgens akkoord nadat hij de aflossingstermijn heeft verhoogd. Blijkbaar heeft [betrokkene 1], zo concludeert de rechtbank, als leider van de organisatie het laatste woord hierin.
De werktijden van de bodyguards werden bepaald door [betrokkene 1], in overleg met [betrokkene 4]. Dit leidt de rechtbank af uit een drietal tapgesprekken die kort na elkaar gevoerd zijn. In het eerste gesprek, tussen [betrokkene 4] en [betrokkene 14], beklaagt [betrokkene 14] zich over zijn lange werktijden en vraagt hij of hij thuis mag blijven omdat hij pijnlijke voeten en griep heeft (17). In een direct daarop volgend tapgesprek overleggen [betrokkene 4] en [betrokkene 1] hierover en wordt beslist dat [betrokkene 14] om 12 uur á 1 uur kan beginnen met werken (18). De dag daarop overleggen [betrokkene 4] en [betrokkene 1] over de werktijden van de bodyguards, onder wie [betrokkene 14]. [betrokkene 1] is daarbij degene die beslist welke werktijden [betrokkene 14] moet aanhouden (19).
Binnen de organisatie wordt getracht om eenmaal bezette kamers voor de organisatie te behouden: als de vrouw van een deelnemer aan de organisatie een kamer ‘teruggeeft’, wordt dit doorgegeven aan een andere deelnemer zodat een andere vrouw in die kamer kan werken (2).
Verder is van belang dat toen ‘[betrokkene 14]’ ([betrokkene 14]) en ‘[verdachte 6]’ ([verdachte 6]) op 8 januari 2007 door de politie waren aangehouden, vanuit de organisatie voor een advocaat werd gezorgd en op hoog niveau van [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] daarover werd gesproken. Dit blijkt uit een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] (7).
En tot slot, als de politie op 7 februari 2007 begint met ontmanteling van de organisatie, breekt onrust uit. In een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] wordt besproken dat er een inval is gedaan en dat ‘ze’ (de rechtbank begrijpt: de politie) ook achter [medeverdachte 2] aanzitten. Daarop wordt [medeverdachte 2] door [medeverdachte 1] geïnstrueerd: “Pak je simkaart, eet het op, kauw erop en slik het door” (62), kennelijk met de bedoeling sporen uit te wissen.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank, anders dan de raadsman, dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, onder leiding van in elk geval de deelnemers [betrokkene 1] en [medeverdachte 1]. Als deelnemers kunnen verder aangemerkt worden [betrokkene 2] (9, 10), [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] (9, 10) en [betrokkene 3] alias [bijnaam betrokkene 3] (8, 9). De structuur bestond hierin dat [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] werktijden en werkwijze bepaalden en die via medeverdachten, zoals [betrokkene 4], lieten doorgeven aan de lager op de ladder van de organisatie staande bodyguards. Ook de secundaire arbeidsvoorwaarden (kogelwerende vesten) werden geregeld en doorgegeven naar de onderste geledingen. Bewezen kan worden dat de organisatie in Nederland actief geweest en als duurzaam is aan te merken. De stelselmatigheid komt tot uiting in de grote hoeveelheid vrouwen die tot slachtoffer van mensenhandel werden gemaakt door de verschillende deelnemers aan de organisatie.
Een organisatie of twee?
Volgens de steller van de tenlastelegging heeft verdachte in de periode van 1 januari 2002 tot en met 30 april 2006 deelgenomen aan de criminele organisatie ‘[organisatie 1]’ (feit 6) en in de periode van 1 mei 2006 tot en met 1 september 2007 aan de criminele organisatie ‘[organisatie 2]’ (feit 7). De officier van justitie heeft in haar requisitoir niet (uitdrukkelijk) onderbouwd welke bewijsconstructie zij daarbij voor ogen had. Zij heeft bij requisitoir slechts melding gemaakt van problemen tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] in augustus 2006. Een dergelijke summiere en niet afdoende onderbouwing van een gesuggereerde scheiding in twee organisaties wekt bevreemding, alleen al omdat in de tenlastelegging geen scheiding in augustus maar in mei 2006 wordt vermeld.
De rechtbank heeft hiervoor de vraag, of bewezen kan worden dat er een organisatie was, bevestigend beantwoord. Die organisatie was er in een groot deel van het tijdsbestek dat door de feiten 6 en 7 wordt bestreken. De dagelijkse leiding berustte bij in elk geval [betrokkene 1] en [medeverdachte 1]. Zij hadden zo hun eigen ondergeschikten en deze werkten ook wel met elkaar samen. Daarover werd overlegd, getuige een tapgesprek tussen [betrokkene 2] en [medeverdachte 1] waarin wordt besproken wie [betrokkene 14] betaalt: [medeverdachte 1] of, zoals [medeverdachte 1] zelf zegt “onze [betrokkene 1]” (50). De werkverdeling was duidelijk, de taken werden verdeeld en de deelnemers geïnstrueerd. Op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat er voor en na 1 mei 2006 strikt gescheiden organisaties bestonden. Daaraan doet niet af dat het dossier aanwijzingen bevat van wrijvingen tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1]. Uit het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] met [betrokkene 1] na de aanhouding van [betrokkene 14] en [verdachte 6], op 8 januari 2007 (7), leidt de rechtbank af dat er toen nog overleg tussen beiden plaatsvond over hun ondergeschikten. Hetzelfde geldt voor het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van 7 februari 2007 (62). Het overleg tussen [medeverdachte 1] en verdachte over de uitbuiting van [slachtoffer 2] strekt zich nog uit tot september 2007, getuige de verklaring van [slachtoffer 2] (bewijsmiddel 3 bij feit 1). De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ook in het jaar 2006 en in 2007 sprake is geweest van een georganiseerd verband van veelal in groepjes opererende uitvoerenden.
Het oogmerk van de organisatie
De groep personen had, zo verklaart de getuige [slachtoffer 9], op diverse plaatsen in Nederland een aantal vrouwen voor zich werken als prostituee (9). Ook andere vrouwen hebben verklaard over seksuele uitbuiting (en het geweld dat daarbij gebruikt werd) door leden van de organisatie, met betrekking tot henzelf en/of andere vrouwen. De rechtbank verwijst in dit verband naar verklaringen van [slachtoffer 2] (41), [getuige 5] (42), [getuige 6] (45) en [getuige 7] (46). Deze verklaringen worden op hoofdlijnen ondersteund door hetgeen de getuigen [getuige 4] (43) heeft verklaard. Voorts heeft [verdachte 4] verklaard dat de groep meisjes voor zich aan het werk had en heeft hij gezien dat [betrokkene 1], [medeverdachte 1] en [betrokkene 4] mensen in elkaar sloegen als ze foto’s van meisjes namen. Hij heeft ook verklaard dat [betrokkene 1] hem met een vuurwapen heeft bedreigd om te zorgen dat hij voor hem zou blijven werken (10). Voorts verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot [slachtoffer 2] (feit 1) en naar de bewijsmiddelen waarop die overwegingen gebaseerd zijn.
In dit verband is ook van belang dat [betrokkene 14] en [verdachte 6] op 8 januari 2007 een onbekend gebleven man op de Wallen in Amsterdam in elkaar hebben geslagen. De man is geslagen en gestompt en hij is tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam geschopt terwijl hij op de grond lag (11). In het reeds genoemde tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] van diezelfde 8e januari 2007 zegt [betrokkene 1] tegen [medeverdachte 1] dat [betrokkene 14] en [verdachte 6] vast zitten en ‘drie dagen hebben gekregen’. [medeverdachte 1] zegt dat hij eerst heeft gebeld met [betrokkene 4] om te vragen of ‘ze’ een advocaat hadden gestuurd. [betrokkene 1] zegt daarop tegen [medeverdachte 1] dat het eerste wat ‘we’ zullen doen, vroeg in de ochtend, is een advocaat sturen (7). Uit het feit dat [medeverdachte 1] met [betrokkene 1] overlegt over het regelen van een advocaat en zich daarvoor kennelijk verantwoordelijk acht, leidt de rechtbank af dat de mishandeling waarvoor [betrokkene 14] en [verdachte 6] waren aangehouden in het kader van die organisatie was gepleegd.
Volgens [slachtoffer 2] heeft [medeverdachte 1] gedreigd haar te af te maken als er iets met verdachte zou gebeuren (61) en [verdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] gedreigd heeft om hem in elkaar te slaan als [verdachte 3] de meisjes van [medeverdachte 1] niet wilde vervoeren (57, 58 en 59).
Tot slot blijkt uit verschillende getuigenverklaringen dat leden van de organisatie beschikten over vuurwapens (8, 10, 45 en 47). Tijdens een doorzoeking in een woning in Amsterdam, op 7 februari 2007, zijn onder medeverdachte [medeverdachte 3] een revolver en een aantal patronen in beslag genomen (12).
De mishandeling van prostituees is in de hiervoor genoemde individuele gevallen gepleegd teneinde de betreffende vrouwen te dwingen om als prostituee te werken en hun inkomsten (deels) af te staan. De mishandeling van klanten van prostituees is het gevolg van de werkwijze van de organisatie als het gaat om de bescherming van de vrouwen die – voor de organisatie – in de raamprostitutie werkten. De wapens werden gebruikt om mensen bang te maken en onder druk te zetten.
Er is, met andere woorden, sprake geweest van het door verschillende leden van de organisatie meermalen, en dus stelselmatig, plegen van het misdrijf mensenhandel. Ook werden regelmatig daarmee samenhangende misdrijven, mishandeling, wapenbezit en bedreigingen van prostituees en klanten en afpersing van prostituees en hun pooiers, gepleegd. Ook daarop had de organisatie het oogmerk. Een organisatie die, zoals de rechtbank bij de vaststelling van het bestaan ervan al heeft overwogen, duurzaam en gestructureerd was, waar werkzaamheden waren verdeeld. Uit dit alles leidt de rechtbank af dat het oogmerk van de organisatie op het plegen van de in de tenlastelegging onder 6 en 7 genoemde misdrijven was gericht.
De deelneming aan de organisatie door verdachte
Zoals hiervoor onder 5.1.3 bewezen is verklaard heeft verdachte zich in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 september 2007 schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2]. Hij heeft haar, samen met [medeverdachte 1], seksueel uitgebuit. In de periodes dat verdachte in Turkije verbleef, zo verklaart [slachtoffer 2] (bewijsmiddel 3 bij feit 1), werd ze voortdurend begeleid en onder controle gehouden door bodyguards of door [medeverdachte 1]. Ze kon nergens alleen naar toe, er was altijd een bodyguard aanwezig. Het geld dat ze verdiende gaf ze af aan [betrokkene 13] bij wie ze op dat moment verbleef. Hij stuurde het geld dan naar Turkije. De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af dat verdachte dit feit pleegde in het verband van de criminele organisatie, waarvan hij deel uitmaakte.
Verder blijkt dat verdachte een rol heeft gehad bij de aansturing van de bodyguards. Hij heeft telefonisch contact met bodyguards gehad over (de invulling en betaling van) hun werkzaamheden. Dit blijkt uit tapgesprekken tussen verdachte en [betrokkene 9] (55, 66 en 67), uit een tapgesprek tussen verdachte en ene [verdachte 2] (69) en uit een tapgesprek tussen verdachte en ene [betrokkene 6] (70). Uit het genoemde tapgesprek tussen verdachte en [verdachte 2] blijkt dat verdachte een bodyguard meestuurt met een prostituee die als escort naar een hotel gaat. Verdachte zegt tegen [verdachte 2]: “het meisje gaat zo naar escort” en instrueert [verdachte 2] dat het geld, dat het meisje met die escort zal verdienen, door de bodyguard aan verdachte moet worden afgedragen. Daarnaast heeft verdachte overleg gevoerd met [medeverdachte 1] over een kamer waar ‘zijn meisje’ zou kunnen werken (68).
In een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] zegt verdachte dat hij tegen [naam] heeft gezegd: “Kijk we hebben [medeverdachte 1] als hoofd gekozen”, en: “Ik zeg het tegen jou mijn jongen, ik loop achter jou aan, alles wat jij zegt daarop zeg ik ja” (63). De rechtbank leidt uit het vorenoverwogene af dat verdachte vanaf 1 januari 2005 tot en met 1 september 2007 behoorde tot de criminele organisatie en dat hij een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De positie die verdachte in de organisatie heeft gehad was ondergeschikt aan die van [medeverdachte 1].
Wetenschap van het oogmerk van de organisatie (opzet bij verdachte)
Als er al sprake is geweest van een organisatie met het oogmerk gericht op het plegen van misdrijven dan heeft verdachte volgens de raadsman 1) geen handelingen verricht en 2) geen wetenschap gehad van de handelingen van anderen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft zelf, samen met zijn broer en medeverdachte [medeverdachte 1], [slachtoffer 2] uitgebuit. Verdachte verrichtte dus zelf handelingen, zoals hiervoor vastgesteld, binnen de criminele organisatie. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt verder dat verdachte aanwezig is geweest bij de meetings waar het beleid en de aanpak van de organisatie werden besproken. (61).
Voor zover de raadsman met ‘geen wetenschap van handelingen van anderen’ bedoelt dat verdachte niet op de hoogte was van concrete misdrijven, miskent hij dat dit niet vereist is. Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft dus geen wetenschap te hebben van concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Mocht de raadsman bedoelen dat verdachte geen wetenschap had van het oogmerk van de criminele organisatie, dan overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode ook zelf een vrouw uitgebuit, waarbij hij gebruik maakte van de hulp (bodyguards, controle, bedreigingen) van (leden van) de organisatie. Hij was aanwezig bij de door [slachtoffer 2] genoemde meetings. Dit alles, in combinatie met de inhoud van de aangehaalde tapgesprekken (63 en 66 tot en met 70) brengt de rechtbank tot het oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte op de hoogte was van het oogmerk van de criminele organisatie. Het verweer wordt daarom verworpen.
Bewijsconstructie rechtbank ten aanzien van feit 6 en 7
1.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] (stemherkenning) en [betrokkene 1] (stemherkenning) op 23 januari 2006 om 23.40 uur, pagina 47A/35489E:
U = [betrokkene 4] en S = [betrokkene 1]
U: Nee nee.. ik zal zeggen Abi je weet dat [betrokkene 1] abi onze hoofd is. Welnu.. zoals je weet vormen wij een gemeenschap (…) Ik kan niet iets doen zonder het medeweten van de gemeenschap…
S: Hé luister even..wij vormen een gesloten gemeenschap! Begrijp je.. Wij zijn op ons zelf.. wij zijn een gemeenschap!
(…)
S: ‘Jij wil de gemeenschap in, maar heb je met [betrokkene 1] gesproken dan?’, moet je zeggen.
U: Exact.
S: ‘[betrokkene 1] abi laat zelfs zijn familie of beste vrienden van daar niet toe in de gemeenschap hier’ moet je zeggen..’Hij zegt nee..’ moet je zeggen, begrijp je?
2.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] (stemherkenning) en [betrokkene 2] (stemherkenning) van 27 februari 2006 om 13.49 uur, 48/35716A:
[betrokkene 4] = U en [betrokkene 2] = H.
H: Luister mijn meisje heeft de kamer [terug] gegeven, weet je..
U:Ja.
H: Jij moet tegen [naam] zeggen, zij wilde die kamer toch.
U: Ja.
H: Dat het niet naar een vreemde gaat, weet je..
U: Ja, ik begrijp het..
H: Kamer. .[ntv]... weet je.
U: Ja.. wat is er nu met jou meisje, komt ze niet?
H: Vandaag heeft ze haar kamer afgegeven.., laat d’r maar.. [ntv].. oke dan.
U: heumm
H: Ik ben al erbij ingeschoten..
U: Maak je daar niet druk om..
H: Nee, ik mij daar ook niet druk om. Je moet het vandaag zeggen, ze heeft vandaag
haar kamer terug gegeven weet je.
U: Oke, ik zal het zeggen. Reis! (baas, patroon).
3.
Een tapgesprek tussen NN [betrokkene 15] (stemherkenning) en NN [betrokkene 4] (stemherkenning) op 5 september 2006 om 14.01 uur, pagina 50A/37003E:
K: (…) En de Reis (= baas, kapitein, leider) van onze groep is [betrokkene 1].. kijk hij is 10 jaar jonger dan ik maar ik noem hem Reis.. wat die man ook zegt tegen mij.. als hij zegt sla dan sla ik, als hij zegt dood, dan dood ik.. als hij zegt ga, dan ga ik, als hij zegt schijt, dan schijt ik! Zo is het.. anders loopt dit werk niet.
4.
Een tapgesprek tussen NN [betrokkene 4] (stemherkenning) en [betrokkene 1] (stemherkenning) op 22 september 2006 om 17.15 uur, pagina 47/35311A-C:
[betrokkene 1] = S en [betrokkene 4] = U
S: Luister het is niet makkelijk om een rang te hebben emmi (oom).
U: Ja.
S: Jij bent de hoogste in rang daar.
U: Is zo.
S: Ja het is niet makkelijk.
U: Na jou kom ik. [betrokkene 2] abi is vertrokken..
S: Dan moet jij het kunnen verdragen, het is niet makkelijk, dat weet je.
5.
Een tapgesprek tussen NN [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] (wordt genoemd) en NN [betrokkene 14] alias [betrokkene 14] (wordt genoemd) van 19 oktober 2006 om 23.53 uur, pagina 47A/35492A en 35492B:
[betrokkene 4] = U en [betrokkene 14] = Z
Z: Hallo.
U: Hallo wat ben je aan het doen.
Z: Wat moet ik doen. ik zit te wachten op een kogelvrije vest.
U: Wat?
Z: Vest, vest.
U: Luister er is een (1) vest, we zullen voor jullie beiden een vest laten brengen. Maar de vesten zijn heel erg duur, ouwe.
Z: Hou dan 100 pegels in elke keer van ons rekening in.
U: Luister even de vesten kosten 700 pegels.
Z: Oke dan je hoeft mijn week geld niet te betalen deze week.
U: Een moment. [betrokkene 14].. luister even naar mij.. er is geen sprake niet geven.
Z: Mijn excuses.
U: Zijn wij zo slecht dat we geen geld geven.
Z: Mijn excuses
U: Luister goed naar mij.. deze vesten kosten 700 pegels.. je hebt vesten voor 500 pegels, voor 350 pegels.. maar die zijn slecht.
Z: het moet stevig zijn.
U: Wij.. er wordt ook ijzer er tussen in gezet waar geen mes doorheen kan, daarom zijn deze 200 – 300 pegels duurder vanwege dat het niet doorsteekbaar is met een mes.. begrijp je het.
Z: Akkoord.
U: Luister daarom is het zo dat wij de helft als bedrijf op ons nemen en de helft zullen jullie bij moeten dragen.
Z: De helft jullie.
U: Ja. Voor jullie is het dan 350.
Z: Akkoord.
U: Wij zullen dan elke week 50 pegels inhouden op jullie weekgeld.
Z: Akkoord mijn broeder. Wanneer krijgen we de jassen?
U: Is dat akkoord?
Z: Akkoord. Akkoord. Jouw wil is mijn bevel!
(…)
Z: (…). wanneer krijgen we de vesten.
U: De vesten aanstaande maandag en vermoedelijk is al eentje aanwezig, we zullen laten brengen.
Z: Als hier een is geef die aan mij direkt.. de andere..
U: We zullen zien, ik zal jou terugbellen. Tot ziens.
6.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 1] (stemherkenning) en NN [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] (stemherkenning) van 19 oktober 2006 om 23.55 uur, pagina 47A/35493:
[betrokkene 4] vertelt wat hij gedaan heeft en zegt dat hij elke dag [betrokkene 14] en de zijnen belt om te vragen of alles goed gaat, en dat [betrokkene 14] gevraagd heeft wanneer hun vesten zullen komen. [betrokkene 4] heeft verteld dat er vesten zijn die niet met een mes doorstoken kunnen worden en ook kogelwerend zijn dat die 700 kosten en dat er ook goedkope zijn voor 400, 500 maar dat die slecht zijn.
Gesprek gedeeltelijk woordelijk uitgewerkt waarbij U = [betrokkene 4] en S = [betrokkene 1] is.
U: De helft gaan wij als bedrijf dragen en de helft moeten jullie betalen en wij zullen per week 50 inhouden op jullie weekloon.
S: 50 kan niet emmi (oom), het moet 100 zijn per keer.
U: Of je 100 of 50 doet, ik weet het niet Reis.
S: Anders komt er geen einde aan.
U: Is dat akkoord.
S: Ja.
7.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] (stemherkenning) en [betrokkene 1] (stemherkenning) op 8 januari 2007 om 15.43 uur, pag. 49A/36588A t/m 36588C:
M: Heumm, zijn de jongens vrij gekomen?
S: Nee, ze hebben drie dagen gekregen.
M: Drie dagen gegeven?
S: Ja drie dagen verlengd.
M: Potverdikkemie die klootzakken.
S: Die zij geslagen hebben was een Nederlander.
(…)
M: Ik heb jou gebeld en je werd niet wakker en daarna heb ik [betrokkene 4] gebeld met zo van hebben jullie een advocaat gestuurd..
S: Natuurlijk sturen we een advocaat..
M: Jaa.
S: Je weet het dat is het eerste wat wij doen, vroeg in de ochtend, de advocaat sturen.
(…)
S: Je weet het, we moeten wel.. dat de jongens vrijkomen.
M: Wie zitten er vast, [betrokkene 14] zit vast.
S: [betrokkene 14] zit vast, [verdachte 6] zit vast.
M: [ntv] zit vast.
S: Wat?
M: De broer van [naam] zit vast en verder?
S: Ik weet van hun twee. .verder weet ik niet..
M: Ik heb van drie personen gehoord, zoek even uit of er een derde is.
S: Als ik de advocaat kan bereiken zal ik het vragen. Ik weet van twee.
8.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 29 oktober 2007, pagina 46A/21411 t/m 21419, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
U toont mij een fotoserie bestaande uit 58 foto's van mannen en u vraagt mij of ik mannen herken.
Foto 02.
De man afgebeeld op foto 02 is de mij bekende [betrokkene 1]. Hij is de grote man. Als [betrokkene 1] tegen anderen zegt spring uit het raam, dan springen ze uit het raam. Ik weet dat hij diverse vrouwen voor zich had/heeft werken. Naast de vrouwen in de prostitutie laten werken zou hij zich bezig houden met wapenhandel. Toen ik bij [naam] woonde bracht hij met [medeverdachte 2] een wapen naar de woning van [naam] om die daar op te bergen. Dat was een pistool en dat heb ik zelf gezien.
Opmerking verbalisant: De man afgebeeld op foto 02 betreft [betrokkene 1].
Foto 03.
Dat is de mij bekende [bijnaam betrokkene 3]. Hij was ook zo'n grote baas als [betrokkene 1] en heeft verschillende vrouwen voor zich werken in de prostitutie. Hij maakt deel uit van de groep. Daarmee bedoel ik de criminele groep die bij [betrokkene 1] hoort.
Opmerking verbalisant: De man afgebeeld op foto 03 betreft [betrokkene 3].
9.
De processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] van 19 en 22 november 2007, pagina 46O/26166 t/m 26170 en 26190, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
U toont mij een fotoboek, bestaande uit een serie van 58 foto's van mannen. Ik kan daar het volgende over verklaren.
Foto 02.
De man afgebeeld op foto 02 is [betrokkene 1], de man waar ik een relatie mee heb gehad. [betrokkene 1] was pooier, handelaar van diverse vrouwen. Hij was de grote baas. Ik weet dat [naam] een vrouw van hem was, [naam] was een vrouw van hem, ik dus en dan was er nog een Poolse vrouw. Daarnaast dienden alle mensen die vrouwen hadden werken, die met of naast hem werkten, geld af te dragen aan [betrokkene 1]. Dat heeft hij altijd gezegd. [betrokkene 1] handelde naast in mensen ook nog in wapens.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 02 betreft [betrokkene 1].
Foto 03.
De man afgebeeld op foto 03 is mij bekend als [bijnaam betrokkene 3]. Hij was een pooier, een mensenhandelaar. Hij was de pooier van 3 meisjes, 2 daarvan ken ik met voornaam, [naam] en [naam]. Voor [betrokkene 1] reed [bijnaam betrokkene 3] rond op het Zandpad om voor [betrokkene 1] werkende vrouwen in de gaten te houden.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 03 betreft [betrokkene 3].
Foto 31.
De man afgebeeld op foto 31 is mij bekend als [betrokkene 2], de broer van [betrokkene 1]. Hij is pooier. Hij had twee vrouwen, te weten [naam] en [slachtoffer 11]. Hij was de pooier van deze twee vrouwen.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 31 betreft [betrokkene 2].
Foto 32.
De man afgebeeld op foto 32 is mij bekend als [betrokkene 4]. Hij had een meisje voor zich werken met de naam [slachtoffer 12]. Hij beschermde mij op het Zandpad.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 32 betreft [betrokkene 4].
Opmerking verbalisanten:
Op donderdag 22 november 2007 overhandigde aangeefster ons verbalisanten diverse foto’s. Op een van die foto’s staat [medeverdachte 1] afgebeeld met een kind op zijn arm. Aangeefster geeft aan dat op die foto de man staat afgebeeld die zij kent als [medeverdachte 1]. De foto is gemaakt medio december 2002.
U vraagt mij wat de relatie was tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte 1]. Ik kan daar over verklaren dat het toentertijd beste vrienden waren van elkaar. Ze deden alles met elkaar. Vrouwen uitzoeken. Vrouwen beschermen. Beide geld incasseren. Ik voeg daar aan toe dat [medeverdachte 1] een andere naam ook gebruikt. Ze noemen hem [medeverdachte 1].
10.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 4] van 21 februari 2004, pagina 46A/21396 t/m 21401, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Sinds een maand of twee werk ik als boodschappenjongen voor een groep pooiers op de Wallen in Amsterdam. Het zijn allemaal Turkse mannen en ik ken alleen hun voornaam. Ze zijn genaamd [betrokkene 1], [betrokkene 2], [medeverdachte 1], [betrokkene 4] (…). [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn broer van elkaar. Ze komen allemaal uit Duitsland en kennen elkaar al heel lang. Die groep heeft meisjes voor zich werken. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn de leiders van de groep. Ik weet dat ze ook met wapens bezig zijn. Ik heb bij [betrokkene 1] een vuurwapen gezien, omdat [betrokkene 1] mij daarmee heeft bedreigd. Hij liet mij dat wapen zien en zei dat ik voor hem moest blijven werken. [betrokkene 1] regelt wapens, (…) en meisjes. Ik denk dat de groep minimaal 10 meisjes hier heeft werken. Dan hebben ze ook nog meisjes in Den Haag.
Ik zal vertellen wat ik moet doen van [betrokkene 1]. Als een meisje problemen heeft met een klant krijg ik een telefoontje van [betrokkene 1]. Ik moet van [betrokkene 1] daar dan naar toe. Ik moet van [betrokkene 1] dan de klant in elkaar slaan. Ik heb gezien dat [betrokkene 1], [medeverdachte 1] en [betrokkene 4] mensen in elkaar slaan als ze foto’s nemen van de meisjes. Ik weet dat [betrokkene 1], [medeverdachte 1] en [betrokkene 4] een paar weken geleden met een paar Marokkanen gevochten hebben. Iedereen in de buurt is bang van de groep. Ik weet dat pooiers van andere meisjes uit de buurt die niet van de groep zijn protectiegeld betalen aan [betrokkene 1].
De vrouwen en wapens halen ze in Duitsland. Ik ben daar één keer bij geweest. Ik bedoel met wapens van die kleine wapens die je bij je kunt dragen.
De groep ragt hier de boel af. Iedereen bedreigen en de boel in elkaar slaan, mensen bang maken. Ik ben zeer bang voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en die vrienden van hun. Als ze weten dat ik tegen hen aangifte wil doen, dan maken zij mij af. [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] hebben gezien dat ik naar het politiebureau werd gebracht. Ze zeiden allebei in de Turkse taal dat ik niets moest zeggen, anders was ik de lul.
Ik ben aangehouden omdat ik een hoertje bedreigd zou hebben. Ik ben wel naar dat meisje toegegaan. Dat gebeurde in opdracht van [betrokkene 1]. Ik moest tegen haar zeggen dat zij al haar geld aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] moest geven. Ik moest haar gaan bedreigen. [betrokkene 1] zei tegen mij dat als zij moeilijk ging doen ik dan maar wat klappen moest geven.
Ik heb 2 maanden lang elke avond gewerkt voor [betrokkene 1]. Ik moest werken van hem. Ik kon geen avond vrij krijgen.
Ik ben ervan overtuigd dat alle door mij genoemde meisjes tegen hun wil werken voor [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 4], (…) en [medeverdachte 1]. Ik weet van alle meisjes dat zij hun verdiende geld moeten afstaan.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 8 januari 2007, pagina 49/36152 en 36153, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
“Ik [verbalisant 1] (15214), brigadier van politie, dienstdoende bij Wijkteam [adres], verklaar het volgende:
Naar aanleiding van een openlijke geweldpleging welke is gepleegd op maandag 8 januari 2007 omstreeks 01:51 uur op de openbare weg de Oudezijds Voorburgwal/Oudekennissteeg verklaar ik het volgende.
Het personeel van de afdeling cameratoezicht heeft hiervan tijdens hun dienst waarnemingen gedaan. Ik verbalisant heb de camerabeelden uitgekeken. Te zien op deze beelden is een zeer ernstige openlijke geweldpleging/ poging doodslag.
- maandag 8 januari 2007 te 01:51 uur:
Ik zag dat de verdachte [verdachte 6] een onbekend gebleven man vasthield aan de achterzijde van zijn lichaam. Ik zag dat [betrokkene 14] voor het slachtoffer stond en tot twee maal direct achter elkaar met zijn linkerarm een felle krachtige slaande beweging maakt naar het hoofd van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer in een reflex kennelijk uit zelfbescherming [betrokkene 14] raakte in zijn gezicht. Vervolgens zag ik dat [betrokkene 14] met grote kracht zijn rechterhand naar achteren bracht een uithaalde naar de borst van het slachtoffer en hem raakte. Ik zag dat [verdachte 6] het slachtoffer naar achteren trok met de bedoeling hem op de grond te krijgen. Door deze combinatie van het trekken van [verdachte 6] en het slaan van [betrokkene 14] kwam het slachtoffer ten val op de grond. Ik zag dat een omstander [betrokkene 14] vastpakte bij zijn arm om hem kennelijk te doen stoppen met geweldplegingen. Echter [betrokkene 14] trok zich hier niets van aan. Ik zag dat het slachtoffer nog steeds op de grond lag. Ik zag dat [betrokkene 14] met zijn rechterbeen grote kracht schopte tegen de benen van het slachtoffer. Het slachtoffer kon niets doen en lag hulpeloos op de grond. Ik zag dat twee onbekend gebleven andere mannen, welke niet zijn aangehouden ook beiden een trappende beweging maakten naar het lichaam van het slachtoffer. Ik zag dat [verdachte 6] met zijn been intrapte op het slachtoffer dat op de grond lag. Ik zag dat [betrokkene 14] bukte bij het slachtoffer en met zijn rechterhand insloeg op het lichaam van het slachtoffer. Ik zag dat een omstander [betrokkene 14] wilde tegenhouden van zijn geweldplegingen. Ik zag dat [betrokkene 14] dit niet duldde. Ik zag dat [betrokkene 14] de omstander wegduwde en doorging met zijn geweld. Ik zag dat [verdachte 6] bukte en twee keer insloeg op het slachtoffer. Tegelijkertijd zag ik dat [betrokkene 14] vervolgens tenminste twee keer met grote kracht als ware hij aan het voetballen, intrapte op het slachtoffer. Vervolgens zag ik dat [verdachte 6] vier keer intrapte op het slachtoffer in de richting van zijn hoofd en hem ook daarbij raakte.
Verdachte
Naam : [betrokkene 14] (man)
Voornamen : [betrokkene 14]
Geboren te : [geboorteplaats]
Geboren op : [geboortedatum]
Geboorteland : Turkije
(…)
Verdachte
Naam : [verdachte 6] (man)
Voornamen : [verdachte 6]
Geboren te : [geboorteplaats]
Geboren op : 28/05/1983
Geboorteland : Bondsrepubliek Duitsland”
De kennisgeving van inbeslagneming van [verbalisant 2], inspecteur van politie, van 7 februari 2007, pagina 47A/4195 en 4196, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In beslag genomen onder [medeverdachte 3], [naam] Austriastraat 670 te Amsterdam:
Omschrijving goederen
- 12 patronen .32 S&W met vol loden punt
- een kluis met daarin een revolver Arminus model HW5, cal 32 S.u.W serienummer [serienummer] en 7 patronen .32 SeW 03.
13.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 2] van 22 april 2007 – voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte –, pagina 49/36250 en 36251:
V: Sinds wanneer bent u in Nederland werkzaam op de Wallen in Amsterdam?
A: Sinds ongeveer 18 maanden.
V: Hoe bent u daar terecht gekomen?
A: Ik kwam uit de gevangenis en ik ben naar huis gegaan. Na een ruzie thuis ben ik naar de Wallen naar de brug bij de Old Sailor gegaan. Ik heb toen kennis gemaakt met [betrokkene 14]. Na drie dagen maakte ik kennis met [betrokkene 14]. [betrokkene 14] stond daar altijd. [betrokkene 14] heet [betrokkene 14].
Opmerking: wij toonden verdachte een foto uit het fotoboek genummerd 12 (de rechtbank begrijpt: foto 12 uit ordner 16).
A: Dat is de [betrokkene 14] die ik bedoel. Na drie weken vroeg [betrokkene 14] aan mij of ik ook bodyguard werk wilde doen.
V: Welke werkzaamheden deed u op de Wallen te Amsterdam?
A: Ik moest gewoon als er problemen waren hem eruit halen en naar buiten, dat ging dan om klanten die vervelend waren. Ik wist dat ik naar een vrouw moest omdat ik dan gebeld werd. [betrokkene 14] heeft mijn telefoonnummer aan de meisjes gegeven. De meisjes gaven aan mij hun naam door en ik wist dan waar ik heen moest. Toen ik pas begonnen was, belden ze [betrokkene 14] en ik ging dan met [betrokkene 14] mee en [betrokkene 14] zei mij dan wie het waren. Ik moest na het werk de vrouwen naar de taxi brengen.
V: Wat dachten de meisjes voor wie jullie werken?
A: Wij kregen geld van de meisjes, niet van de pooiers. Elke week gaven de meisjes geld aan [betrokkene 14]. Per meisje gaven ze 50 euro aan [betrokkene 14]. Maar het waren meisjes van pooiers. Het ging wel om 30 meisjes. Dat wist ik omdat ik hoorde: dat meisje is van die pooier, die is van die en die is van die. [betrokkene 14] wees mij de meisjes aan en zei dit meisje is van die pooier en dat meisje van die. Hij noemde de namen. Hij zei: die is van dat groepje. Daar moet je afblijven, anders gaan ze je doodmaken, gaan ze je slopen.
[betrokkene 14] vertelde mij toen ik pas met hem werkte en hij mij de meisjes liet zien een verhaal. [betrokkene 14] vertelde tegen mij dat, in de tijd dat ik nog niet met hem werkte, een prostituee een neus had gebroken of zo. Dat had een klant gedaan. Ik weet niet welke prostituee dat was. [betrokkene 14] vertelde tegen mij dat hij toen bij de pooiers had moeten komen. De pooiers hadden hem toen twee blauwe ogen geslagen, en ze hadden gezegd: jij had daar moeten zijn, en als ons meisje wat gebroken wordt, breken we jou ook. [betrokkene 14] vertelde toen dat ik dingen niet bij de meisjes moest doen en wat wel en dat zij, de pooiers, dat anders bij mij zouden doen.
V: Noemde [betrokkene 14] daarbij namen?
A: Ja altijd [betrokkene 1] en [medeverdachte 1]. De grote jongens.
V: Heeft [betrokkene 14] gezegd dat [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] hem hadden mishandeld?
A: Ja.
14
t/m 16.
Vervallen
17.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] (stemherkenning) en [betrokkene 14] (stemherkenning) van 29 oktober 2006 om 20.28 uur, pagina 48A/35908A:
[betrokkene 14] = Z en [betrokkene 4] = U.
Z: Hallo.
U: Ja.
Z: [betrokkene 4] neem mij niet kwalijk dat ik je lastig val. . ik heb veel pijn in mijn voeten.
U: Wat is er aan de hand?
Z: Ik heb tot half negen gewacht broeder wat moet ik doen...
U: Heumm.
Z: Tot half negen..
U: Nee toch! Op wie heb je als laatste gewacht?
Z: Op wie ik heb zitten wachten [naam], [naam] en het meisje van [betrokkene 15] [naam]. Ik ben pas om half negen gekomen en de zwellingen van mijn voeten zijn nog steeds niet afgenomen.
U: Wie is [naam], meisje van [betrokkene 15]?
Z: Die van [betrokkene 15] toch, [naam] [ntv]..
U: Ja.
Z: Ze zijn om half negen naar huis gegaan.. [naam] was net wakker geworden, hij is ze komen halen. Ik heb nog niet geslapen. Ik lig als een blok.
U: Wat moeten we doen?
Z: Ik heb griep. Gisteren aan [naam] het laten zien. Ik heb gezegd van [naam] kijk zie je hoe mijn haren staan van de kou.. Je hoort mijn stem broeder heb ik gezegd. . ik heb niet eens 1 dag...[ntv].. Waarom laat je ze tot half negen hier mijn broeder heb ik gezegd.. Ja oke knijp je ogen een keer dicht zegt hij ([naam]).. Hoe? Op welke wijze moet ik het volhouden heb ik gezegd?
U: Heummm.
Z: “[naam] wegbrengen, [naam] wegbrengen, [slachtoffer 12] wegbrengen, [getuige 1] wegbrengen, [naam] wegbrengen.. mevrouw die van nummer 110 bij Casa Rossa naar de passage moet, die moet weggebracht worden.. Hoe moet ik dat redden broeder.. dan heb je toch geen voeten meer over, zelfs een [naam] zou er kapot aan gaan man.. Genade alsjeblieft!”.
U: Is goed, ik zal praten.
18.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] (stemherkenning) en [betrokkene 1] (stemherkenning) van 29 oktober 2006 om 20.34 uur, pagina 48A/35909A:
[betrokkene 1] = S en [betrokkene 4] = U
U: Wat ik wilde zeggen is dat [betrokkene 14] gebeld heeft.
S: Ja,
U: Zijn stem klonk heel slecht, hij is ook ziek.
S: Ja.
Hij zei van broeder ik heb kou gevat.. Hij zei tegen mij laat mij vandaag blijven, niet gaan.
S: Wat zei hij, blijven, niet naar het werk gaan zei hij?
U: Ja. Ik heb gezegd van dat ik het niet zou weten maar dat hij om 12 uur, 1 uur kan gaan beginnen.
S: Ja natuurlijk dat kan.
19.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 1] (stemherkenning) en [betrokkene 4] alias [betrokkene 4] (stemherkenning) van 30 oktober 2006 om 23.38 uur, pagina 48A/35913 en 35914:
[betrokkene 4] = U en [betrokkene 1] = S.
U: Wat ik wilde vragen, de bodyguards werken die door de week van 7 tot 4 uur in de ochtend?
S: Zij hebben geen normale tijden.. niet meer..
U: Is het zo?
S: Wanneer de meisjes gaan dan gaat hij ook, je moet dat laten voor wat het is...
U: Ja.
(…)
U: [betrokkene 14]... euhmn hij zei dat zij wel tot 6 uur in de ochtend blijven, tot 7 uur blijven ze ook wel door de week. Ik heb gezegd van het kan niet [betrokkene 14].. Hij zweerde dat het zo was.. ik zei nog tegen hem van verwissel niet de weekeinden. . . Hij zei toen nee en zei van zeg het tegen REIS. .of hij op de hoogte is..
S: Nee ik ben niet op de hoogte.. dat ze doordeweeks zo lang blijven..
U: Hij zegt in de weekeinden ben ik tot 8 uur in de ochtend hier, in het weekeinde maakt het niet uit of ik hier om half negen hier ben.. hij vraagt of het door de week ook zo is.
S: Haa..
U: Ik heb [betrokkene 14] gevraagd of hij niet in de war is... of hij de waarheid zegt. Hij heeft gezworen.
S: Welk meisje blijft daar?
U: Ik weet het niet abi, ik zal dat te weten komen en jou terugbellen..
S: Vraag het aan hem en we betalen hem ook dienovereenkomstig meer geld.. het is niet als vroeger..
U: Ik heb gezegd van ik weet het niet, Reis heeft het zo gezegd toen hij in Turkije was, normaal is het door de week van 7 tot 4 en in de weekeinde. .8 uur half negen moet je daar zijn heb ik gezegd..
S: ... we betalen dienovereenkomstig ook meer geld..
U: Hoe moet ik het zeggen.. wat moet ik nu zeggen abi..
S: We betalen dienovereenkomstig ook meer geld maar je moet wel even te weten komen welk meisje daar blijft, we zijn daar nieuwsgierig naar.
U: Zal ik zeggen mijn broer vraagt welke meisjes. zeg het maar.
S: Hij moet blijven., het is zoals altijd, hij moet gaan als het laatste meisje vertrokken is.
20
t/m 34.
Vervallen
35.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 5] van 3 maart 2007 – voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte –, pagina 48A/36054 t/m 36057:
V:Hoeveel is het bodyguard geld?
A: 100 euro, dat is een vaste prijs. Dit is wat de meisjes per week moeten betalen.
V:Moet jij dat geld elke week ontvangen?
A:Ik kijk of iedereen heeft betaald, anders is het niet eerlijk.
V:Komt dat geld bij jou?
A:Soms bij andere meisjes. Ik doe het graag. Ik ontferm me daar over, want die jongens moeten toch ook betaald worden.
V:Voor wie doe je het?
A:Voor de jongens. Zij zijn er ook als ik ze nodig ben.
V:Hoeveel meisjes betalen bodyguardgeld?
A:De laatste tijd ongeveer vier vijf meisjes inclusief mezelf. Het verschilt heel erg, meisjes komen en meisjes gaan.
(…)
V: Wat doet [betrokkene 14]?
A:[betrokkene 14] werkt als bodygard voor de meisjes. [betrokkene 14] werkt voor ons ja. Voor de meiden.
V:Wat is de bemoeienis van [betrokkene 1] hierin?
A:[betrokkene 1] wil dat [betrokkene 14] het geld krijgt, hij zorgt ervoor dat [betrokkene 14] ook betaald krijgt, die hoeft het niet voor niets te doen.
V:Zijn er nog meer meisjes die [betrokkene 14] betalen voor zijn bodyguard werkzaamheden?
A:De meisjes die bij mij in de buurt wonen, [slachtoffer 12], [naam]. [betrokkene 14] is een bekende op de wallen, iedereen kent hem. Ik weet niet op welke meisjes hij nog meer let.
Hij behandelt iedereen met respect. [betrokkene 14] is wel de man die altijd in de Red Light was.
V:Wie nam het van [betrokkene 14] over als hij vrij was?
A: Ik denk dat ik niet een dag weet dat [betrokkene 14] vrij was.
V:Wat krijgt [betrokkene 14] betaald per week?
A: 500 euro.
V: Wat gebeurt er met de rest van het geld?
A: Voor de rest van het geld huur ik een huis voor de bodyguards.
36
t/m 40.
Vervallen
41.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 2 mei 2006, pagina 46E/22542 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
Op dinsdag 2 mei 2006 hadden wij, verbalisanten Loeber en Harshagen, een gesprek met:
[slachtoffer 2]
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam.
[slachtoffer 2] verklaart dat [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) een vriendin was en werkte voor [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]). [slachtoffer 1] heeft pasgeleden een maagbloeding opgelopen door een van de mishandelingen door [medeverdachte 1]. Vlak hierna moest [slachtoffer 1] alweer aan het werk in de prostitutie.
42.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 5] van 25 mei 2004, pagina 1/118 t/m 120, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik heb van augustus 2003 tot april 2004 als prostituee in Amsterdam gewerkt. Ik werkte daar naast twee meisjes die voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] werken. Deze meisjes ken ik als [slachtoffer 11], ik noem haar [slachtoffer 11], en [verdachte 5] (noot verbalisanten: hiermee worden bedoeld [slachtoffer 11] en [verdachte 5]).
[slachtoffer 11] is de vriendin van [betrokkene 2]. Zij wordt gedwongen tot prostitutie door [betrokkene 2]. [betrokkene 2] gebruikt veel geweld tegen haar. Ik heb regelmatig blauwe plekken op haar lichaam gezien. Ik heb ook vaak gehoord dat [betrokkene 2] bij [slachtoffer 11] in de kamer was. Ik hoorde dan ruzie, gegil van [slachtoffer 11] en dat er kennelijk geweld tegen haar werd gebruikt. [slachtoffer 11] vertelde mij ook dat [betrokkene 2] haar sloeg. Ze vertelde mij dat ze klappen van hem kreeg als ze niet genoeg verdiende. Ze kreeg veel klappen. Ze ging niet bij hem weg. Dat wilde ze wel, maar ze vertelde tegen me dat ze bang was dat hij naar haar familie zou gaan. Die weten niet dat ze in de prostitutie werkt. Zij moet al haar verdiende geld afgeven aan [betrokkene 2].
[verdachte 5] is de vriendin van [betrokkene 1]. Zij krijgt veel klappen van [betrokkene 1]. Ze heeft heel vaak blauwe plekken. Dat heb ik vaak gezien. Ik heb haar zien werken met twee blauwe ogen. Ze vertelde me toen dat ze door [betrokkene 1] in elkaar was geslagen omdat ze had aangepapt met een neger-pooier. [naam] is doodsbang voor [betrokkene 1]. [naam] werkt elke week 4 dagen en gaat elke week naar Turkije om het geld aan [betrokkene 1] te brengen.
Over [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]) kan ik het volgende vertellen.
(…)
De loopjongens die voor [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] werken halen geen geld op voor ze. [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] ontvangen hun geld rechtstreeks uit handen van de meisjes. De loopjongens moeten boodschappen voor de meisjes doen en moeten klanten eruit werken als dat nodig is. De loopjongens krijgen 150 euro per week per te beschermen meisje.
Voor [medeverdachte 1] werkt in ieder geval een meisje genaamd [slachtoffer 10]. [betrokkene 1] heeft naast [verdachte 5] ook [naam] voor zich werken en [betrokkene 2] heeft naast [slachtoffer 11] ook [slachtoffer 13] voor zich werken.
43.
Het proces-verbaal van bevindingen van 12 augustus 2006, pagina 2/528 t/m 532, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten:
Op 12 augustus 2006 verscheen aan het bureau van politie de ons bekende [getuige 4] (geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats]) en verklaarde het volgende.
[betrokkene 4], [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] zouden zich regelmatig ophouden in Alkmaar en verblijven regelmatig in [plaats]. Eveneens zouden hier veel dames verblijven, alsmede andere pooiers. Wij, verbalisanten, weten dat indien [getuige 4] verklaart over [betrokkene 4] dat hiermee bedoeld wordt [betrokkene 4], met [betrokkene 1] bedoeld wordt [betrokkene 1] en met [medeverdachte 1] bedoeld wordt [medeverdachte 1].
[getuige 4] verklaarde dat [slachtoffer 12], een meisje dat in een politie-uniform werkt, van [betrokkene 4] is. [medeverdachte 1] heeft [betrokkene 8] en een Marokkaans meisje voor zich werken. [naam], [naam] en [slachtoffer 14] zouden voor [betrokkene 1] moeten werken. [betrokkene 2] heeft ook meisjes voor zich werken.
Vervallen
45.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] van 9 december 2006, pagina 17/8345 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
[getuige 7] en ik werkten in de prostitutie in Alkmaar. Vrienden van ons [betrokkene 1] ( de rechtbank begrijpt: [betrokkene 1]) en [betrokkene 16] vertelden ons dat we beter naar Amsterdam konden gaan. Vanaf het moment dat we daar werkten moesten we aan hen geld afdragen. [betrokkene 1] regelde mijn geldzaken en [betrokkene 16] die van [getuige 7]
.We betaalden 500 á 600 euro per dag. Ook moesten we de kamerhuur van 130 euro betalen. Ik kreeg 50 euro voor mezelf van [betrokkene 1]. In november werd ik door [betrokkene 1] mishandeld. Hij vroeg me de oorbellen uit te doen en sloeg me toen in gezicht, ik klapte tegen de muur. [getuige 7] en [medeverdachte 2] waren er bij. Daarna sloeg hij nog een keer, ik klapte weer tegen de muur. Het deed pijn en ik werd draaierig en misselijk. Hij dacht dat ik zonder condoom had gewerkt. [betrokkene 16] was er ook bij. Hij zat op een stoel. [betrokkene 1] zei “Mocht ik nog zoiets horen dan maak ik je af”. Hij was buiten zichzelf en agressief. Ik ben bang van [betrokkene 1] ik heb een vuurwapen bij hem gezien in de Porsche. [betrokkene 1] heeft ook altijd een dolk bij zich en een tasje met geld.
46.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] van 9 december 2006, pagina 17/8355 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik ben met mijn vriendin [getuige 6] in Alkmaar in de prostitutie gaan werken. In de zomer van 2006 ontmoetten we daar [medeverdachte 2]. Hij was een klant. Als hij kwam was dat altijd met een grote groep. De baas was [betrokkene 1]
.
Een aantal weken geleden werden we door [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] opgehaald. We gingen naar het Ibishotel in Den Haag. [betrokkene 1] zei tegen [getuige 6] dat ze haar oorbellen moest uitdoen. Ik zag dat [betrokkene 1] [getuige 6] plotseling opzettelijk en met kracht heel hard met zijn vlakke hand in het gezicht sloeg. Deze klap was zo hard dat ze met haar hoofd tegen de muur terechtkwam. Ik zag dat [getuige 6] direct begon te huilen en in een soort shock terechtkwam. Hierna zag ik dat [betrokkene 1] [getuige 6] nogmaals opzettelijk en met kracht in haar gezicht sloeg met zijn vlakke hand. Ik schrok hier heel erg van. Ik zag dat [getuige 6] naar aanleiding van deze mishandeling een blauwe plek aan de zijkant van haar hoofd kreeg. Ook zag ik dat een gedeelte van het wit van haar oog rood was geworden. De volgende dag was de handafdruk van [betrokkene 1] nog steeds te zien in het gezicht van [getuige 6].
47.
Het proces-verbaal van verhoor van aangifte van [slachtoffer 9] van 15 oktober 2007, pagina 46O/26128, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik heb gezien dat [betrokkene 1] een vuurwapen opborg in een kast bij mij op de slaapkamer. Dat was toen mijn dochter al geboren was. Dat was medio november 2004. Ik heb wel eens gezien dat [betrokkene 1], [betrokkene 4] of [betrokkene 2] een vuurwapen verstopten in het gat in de badkamer. Het gat in het plafond van de badkamer van mijn werkkamer op het Zandpad.
48
en 49.
Vervallen
50.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 2] en [medeverdachte 1] op 21 december 2005 om 20:01 uur, pagina 47/35038:
[medeverdachte 1] wordt gebeld door [betrokkene 2]. [medeverdachte 1] zegt dat [betrokkene 2] hem had moeten bellen. Gesprek over [betrokkene 14] die steeds maar weer om geld vraagt. [betrokkene 2] zegt dat [medeverdachte 1] geen geld aan [betrokkene 14] moet geven; dat hij met [betrokkene 14] heeft gesproken en dat onze [naam] (opm.: de lange) de enige is die geld aan hem moet geven. [betrokkene 2] zegt: Ik heb met de meisjes gesproken en de meisjes zouden het zelf geven. [...] [medeverdachte 1] zegt: Behalve [betrokkene 8] (fonetisch) betaal ik toch 130, 130? Op z’n minst gaf ik elke week 250-300 Euro aan hem. [betrokkene 2] zegt: [medeverdachte 1], je moet dat allemaal berekenen. [medeverdachte 1] zegt: Maakt niet uit [betrokkene 2] abi. Dat heb ik zelf als zakgeld gegeven. Tot nu toe heb jij het gegeven en nu geven wij het. Om de zaken van de meisjes van onze [betrokkene 1], van jou en die andere niet te vertragen, gaf ik (hem) 50 Euro.
51
t/m 54.
Vervallen
55.
Een tapgesprek tussen NN [verdachte] (stemherkenning) en NN [betrokkene 9] (wordt genoemd) op 23 januari 2006 om 02:47 uur, pagina 50/36714A:
[verdachte] = Y en [betrokkene 9] = D
D: We zijn hier. Abi je weet dat ik morgen vrij ben he?
Y: Ben je vrij?
D: Je weet toch dat maandag mijn vrije dag is.
Y: Is dat zo?
D: het is zo, je weet het.
Y: Oke is goed, mijn beste.
D: [betrokkene 4] heeft tegen mij gezegd “ik ben niet op de hoogte”. En ik heb gezegd van de ‘abi’s’ weten het, hoe kun jij het niet weten... Hij zei tegen mij “tegen mij moet je het ook zeggen”.
[verdachte] kennelijk tegen een derde persoon, [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1]: [betrokkene 9]... (op de achtergrond zegt [medeverdachte 1]/[medeverdachte 1] iets wat onverstaanbaar is). Hierop zegt [verdachte]: [medeverdachte 1] zegt dat je moet werken. [medeverdachte 1]/[medeverdachte 1]: Morgen een vrije dag.
Y: Morgen een vrije dag. Is dat goed.
D: Wie abi?
Y: [medeverdachte 1] zegt van morgen een vrije dag vandaag heb je geen vrije dag.
D: Nee morgen, niet vandaag, vandaag ben ik hier abi,
Y: ja.. hier...
[medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] (stemherkenning) komt aan de telefoon. [medeverdachte 1] = N
N: Hallo.
D: Zeg het maar abi
N: Op welke dagen neem jij vrij jongen?
D: Abi ik ben morgen vrij, op maandagen.
N: Ja oke..
D: Niet vandaag, vandaag ben ik hier.
N: Oke is goed.
Vervallen
57.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte 3] van 26 juni 2007, pagina 50/36854, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:
V: We willen u nogmaals vragen in welke periode hoeveel ritten u per dag heeft gedaan als snorder?
A: In het jaar 2006 heb ik, zoals eerder verklaard 46 weken gewerkt als snorder. Ik had enkele vaste klanten. Dat waren meisjes van [betrokkene 4] en [medeverdachte 1]. . Ik heb dat werk gedaan tot in ieder geval februari 2007. Ik heb in die jaren vaste en ‘losse’ klanten gehad. Dat waren onder andere meisjes van [betrokkene 4] en [medeverdachte 1].
58.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte 3] van 27 juni 2007, pagina 50/36867, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:
V: Foto 13 (de rechtbank: [medeverdachte 1])
A: De persoon op de foto die u mij toont ken ik. Dit is [medeverdachte 1] deze ken ik ook van het Red Light district.
59.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte 3] van 28 juni 2007, pagina 50/36872 t/m 36874, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:
Ik moet U zeggen dat ik de meisjes vervoerd heb omdat ik bang was. Ik ben een aantal keren bedreigd door [medeverdachte 1]. Hij zei tegen mij dat als ik de meisjes niet vervoerde, ik een verbod van hem kreeg om in het Red Light district te komen. Ook heeft [medeverdachte 1] mij wel eens bedreigd met het feit om mij in elkaar te slaan als ik de meisjes niet vervoerde. ik ben echt angstig voor hem. Ik durf niets over hem te zeggen anders slaat hij mij en zal hij mijn gezin ook weten te vinden. [medeverdachte 1] is nogal gevaarlijk. Ik heb zelf nooit gezien dat hij iemand mishandelde, maar men praat erover. (…) De hele club rond [medeverdachte 1] is gewelddadig. Zij hebben veel geld en bedreigen een heleboel mensen.
(…)
V: Wij hebben de indruk als [medeverdachte 1] jou opdrachten geeft om meisjes te vervoeren jij dat ook meteen doet?
A: Dat klopt ik ben namelijk bang voor [medeverdachte 1]. Als je niet doet wat [medeverdachte 1] zegt dan bedreigt hij jou. [medeverdachte 1] maakt je bang. [medeverdachte 1] heeft ongeveer 2 á 3 keer tegen mij gezegd dat als je dat niet doet dan sla ik je in elkaar. [medeverdachte 1] gaf mij dan de opdracht om zijn meisje naar het Red Light District te vervoeren. Door de druk van [medeverdachte 1] kon ik geen nee zeggen.
Vervallen
61.
De processen-verbaal van de rechter-commissaris, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], van 29 januari 2010, 3 februari en 3 maart 2010:
29 januari 2010
Ik kwam [verdachte] tegen, werd verliefd op hem en toen ik éénmaal seks met hem had gehad moest ik in de prostitutie gaan werken. Ik was 22.
Foto 13 (de rechtbank stelt vast: [medeverdachte 1]).
Dit is de grote broer (de rechtbank begrijpt: van [verdachte]). Als u mij vraagt of hij wist dat ik voor [verdachte] werkte, dan zeg ik: “Natuurlijk”. Het is zijn broer. Hij wist alles. Ik wil liever niet over hem verklaren. Als u mij vraagt waarom niet, dan zeg ik dat ik bang ben voor hem. Als u mij vraagt waarom ik bang ben voor hem, dan zeg ik dat hij mij bedreigd heeft en ook geslagen. Dat was toen ik nog in [plaats] woonde. Ik denk dat het ongeveer 4½ jaar geleden is geweest (de rechtbank begrijpt: halverwege 2005). Hij heeft mij gezegd dat hij mij afmaakt, als er iets gebeurt met zijn broer. Ze hielden vaak meetings. Dat was ook soms bij ons thuis; bij mij en [verdachte] bedoel ik dan. Tijdens de meetings spraken ze over de informatie die ze van informanten van de politie ontvingen. Omdat die meetings ook wel eens bij ons thuis waren ken ik veel mannen van gezicht.
3 februari 2010
Ik behoorde tot een ploeg waartoe nog een aantal andere meisjes behoorden. Het meisje op foto 21 behoorde tot een andere gelijksoortige groep. Het was één grote ploeg waartoe deze groep behoorde. Als de rechter-commissaris mij vraagt, of er uitgaande van die grotere groep, meerdere daarvan zijn op de wallen, dan zeg ik dat de wallen eigenlijk één grote groep was.
Al die mannetjes onder [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] kwamen dan bij [slachtoffer 10] thuis. Ik heb dat gezien toen ik bij [slachtoffer 10] thuis was. Zij kwamen daar met meisjes om toestemming te vragen aan [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] of zij op de wallen mochten werken. Zij moesten daarvoor betalen. Als u mij vraagt hoe ik wist dat deze mannen toestemming moesten vragen aan [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] om de vrouwen daar te laten werken, dan zeg ik dat ik daar bij was. Het was dus één grote groep met allemaal kleine subgroepjes. [slachtoffer 10] is een vrouw die heel lang met [medeverdachte 1] is gegaan.
Tijdens de meetings bij [verdachte] en mij thuis werd gesproken over hoe met bepaalde situaties om te gaan, in Utrecht bij de boten en ook in Amsterdam. Als u mij vraagt in welke zin dit betrekking heeft op de ploegen, dan zeg ik dat bij die meetings steeds verschillende ploegen waren. Ik heb vier keer een meeting gezien. Elke keer was er bij een meeting een verschillende ploeg mannen. Bij de meetings waren [medeverdachte 1] en [verdachte] steeds aanwezig.
3 maart 2010
In het begin toen ik [verdachte] ontmoet heb, heb ik een dikke vijf maanden met hem bij [slachtoffer 10] en [medeverdachte 1] gewoond. [betrokkene 1] kwam daar veel.
62.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] (stemherkenning) en [medeverdachte 2] (zegt naam) [medeverdachte 2] (stemherkenning) op 7 februari 2007 om 22:46 uur, pagina 49A/36589:
[medeverdachte 2] = T en [medeverdachte 1] = M
T: Euhmmm de politie heeft een inval gedaan in het huis van dinges..
M: Ja dat heb ik net gehoord..Waar is ons ‘[naam]’ ([naam])?
T: Die is vertrokken.
M: Waarna toe?
T: Naar ver.
M: Ja. Oke is goed. Potverdikkemie... Ik bel iedereen op om hun op de hoogte te brengen... Ik dacht dat jullie het niet gehoord hadden...
T: Ze zitten ook achter mij aan.
M:Wat?
T: Ze rijden ook achter mij.
M: Zitten/rijden ze achter jou nu?
T: Ja, ja.
M: Pak je simkaart, eet het op, kauw erop en slik het door.
T: Oke.
M: Of breek het, breek alle sim kaarten.
T: Oke dan.
63.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1]/[medeverdachte 1] (stemherkenning) en [verdachte] (stemherkenning) op 5 maart 2006 om 00:28 uur, pagina 50/36715B en 36715D:
[verdachte] = Y en [medeverdachte 1]/[medeverdachte 1] = M
Y: Ik heb tegen allen gezegd, tegen [medeverdachte 1] heb ik gezegd, tegen [naam] heb ik het ook gezegd, ik heb gezegd; ‘we moeten hier allemaal eenstemmig praten’.
M: Ja.
Y: Ik heb gezegd van ‘kijk we hebben [medeverdachte 1] als hoofd gekozen’.
M: Ja.
(…)
Y: 1k zeg het tegen jou mijn jongen, ik loop achter jou aan, alles wat jij zegt daarop zeg ik ja.
M: Nou oke dan abi, we praten morgen wel.
Vervallen
65.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3º Sv, te weten een in de Nederlandse taal vertaald proces-verbaal van een verhoor door mevrouw Leiding, rechter bij het Kantongerecht München, van 27 november 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [slachtoffer 10]:
Ik heb een tijdje in Amsterdam als prostituee gewerkt. Ik was samen met de verdachte [medeverdachte 1] respectievelijk wij zijn op een gegeven moment, in 2001/2002 bij elkaar gekomen. Als werknaam heb ik altijd alleen ‘[slachtoffer 10]’ gebruikt.
66.
een tapgesprek tussen NN man en NN [betrokkene 9] (stemherkenning) op 5 januari 2006 om 22:13 uur, pagina 50/36697:
NN man belt uit met NN [betrokkene 9] (stemvergelijking gedaan door tolk, NN man = [verdachte]);
[betrokkene 9] = D en NN man = NN.
D : Abi, die [betrokkene 14] is terug gekomen.
NN: Is [betrokkene 14] terug gekomen?
D: Wat?
NN: [betrokkene 14] werkt toch niet?
(een deel van het gesprek is hier niet te verstaan door storing)
D: Abi, [betrokkene 14] is terug gekomen.
NN: Nou en! dat [betrokkene 14] terug is gekomen. Jij kijkt/let op de meisjes.
D: Ik kijk/let op de meisjes maar wil jij tegen [naam] zeggen dat zij alleen mij moet bellen? Zij zegt ‘ik moet het aan mijn man vragen’ dit en dat.
NN: Wacht, ik bel mijn broer. Hij moet het maar zeggen.
D: Ja en nog iets. Ze zou vandaag geld geven maar zij zegt dat zij het aan [verdachte 2] geeft en dat ik [verdachte 2] moet roepen. Jij zei toch ‘geef het aan [verdachte 2]’.
NN: Ja.
D: Zij moet het niet aan [verdachte 2] geven. Alle meisjes moeten alleen maar mij bellen… (onverstaanbaar)
NN:…(onverstaanbaar) Je moet daar heen gaan.
D: Oke abi ik ben hier. Ik neem een van de jongens en daarmee ga ik werken.
Y: Oke.
67.
Een tapgesprek tussen NN [verdachte] en NN [betrokkene 9] op 23 januari 2006 om 21:21 uur, pagina 50/36700:
Y: Luister eens! Het meisje belt gisteren naar jou en zegt dat er een incident is, waarom ga je dan pas over een half uur?
D: Wanneer abi?
Y: Het meisje belt jou gisteren op en je neemt de telefoon niet op.
D: Hoe bedoel je dat ik de telefoon niet opneem.
Y: Je neemt de telefoon niet op man!
D: [naam] (fonetisch) had een probleem. Ik was binnen.
Y: Wie?
D: [naam].
Y: Had [naam] dan een half uur een probleem?
D: Nee abi, moment. [naam] had een probleem. Ik was binnen weet je.
Y: Man! Waarom ga je dan pas over een half uur naar het meisje toe?
D: Zij heeft gebeld en wij zijn meteen gaan rennen. Ik heb toen terug gebeld en gevraagd of er iets aan de hand is en zij zei dat er niets aan de hand is.
(…)
Y: Als er iets met die meisjes gebeurt, breek ik jullie hoofd. Kijk, ik breek jullie hoofd. Ik neuk je. Op het moment dat er een incident is, belt ze je. Waarom ga je dan pas over een half uur er heen en niet meteen?
D: (onverstaanbaar)
Y: Luister naar me! Sinds wanneer is het zo dat een incident een half uur duurt he?
D: Abi, het heeft niet een half uur geduurd.
Y: Waarom bel je dan het meisje niet terug? Waarom ga je ... .(onverstaanbaar) maar ga je pas (onverstaanbaar)
D: Abi, die [naam] belt steeds. De klanten gaan niet weg.
Y: Man! kijk als zij bellen, moet je de telefoon altijd opnemen. Oke?
D: Oke.
68.
Een tapgesprek tussen [verdachte] (stemherkenning) en [medeverdachte 1]/[medeverdachte 1] (stemherkenning) op 30 januari 2006 om 07:03 uur, pagina 50/36712:
[verdachte] = Y en [medeverdachte 1] = N.
Y: Kan mijn meisje in de kamer van [betrokkene 8] werken?
N: [slachtoffer 10] zou vandaag komen. Als zij wil werken moet zij werken abi.
Y: Wat?
N: Dan moet [slachtoffer 10] ergens anders kijken (werken).
Y: Dan moet [slachtoffer 10] maar naar de kamer van mijn meisje gaan.
N: Abi, [slachtoffer 10] gaat jou vandaag bellen.
Y: Ja.
N: Dan ga jij haar ophalen en dan kan je praten.
Y: Oke.
N: Je moet zelf weten waar jij haar in wil hebben.
Y: Oke.
N: Oke abi?
Y: Oke.
N: Je moet zelf weten waar jij haar in wil hebben.
Y: Oke.
N: Oke? Ze moeten werken. Je moet wat zakgeld etc. naar Turkije sturen.
Y: Oke. Ik stuur het wel naar je toe. Maak je geen zorgen.
N: Oke.
69.
Een tapgesprek tussen NN [verdachte] (zegt naam) en NN [verdachte 2] (wordt genoemd) op 26 februari 2006 om 00:08 uur, pagina 50/36737A en 36737B:
[verdachte] = Y en [verdachte 2] = E.
E: Ja
Y: Hallo [verdachte 2]?
E: Ja abi?
Y: Ik ben het [verdachte], luister eens, ehhh, het meisje gaat zo naar escort.
E: Ja abi (broer).
Y: Wie gaat er nu met haar mee naar de escort?
E: Wat zeg je abi?
Y: Wie gaat er nu met haar mee naar de escort?
E: Bij mij nu....(niet te verstaan).
Y: Een minuut, een minuut, wacht even, blijf even aan de telefoon er is een telefoon gekomen.
E: Oke.
[verdachte] krijgt een wisselgesprek. [verdachte] wordt gebeld door NN [naam] (naam genoemd). [verdachte] zegt dat hij “hen” bereikt heeft en dat hij nu aan het telefoneren is. [naam] zegt oke. Het gesprek gaat weer verder tussen [verdachte] en [verdachte 2].
Y: Hallo.
E: Ja, abi.
Y: [verdachte 2]..luister eens, het meisje gaat nu toch naar escort.
E: Hm,hmm.
Y: Ehh, eehh, stuur met het meisje iemand van de bodyguards.
E: Hehe, (ja)
Y: Oke, het meisje gaat tot zes uur in de ochtend daar blijven,oke.
E: Haa, haa.
Y: Stuur een van de bodyguards mee.. zeg tegen de bodyguard dat “hij” bij het hotel moet wachten, oke?
E: Oke abi.
Y: Zeg tegen het meisje, ik ga zo praten met het meisje, de bodyguard moet het geld pakken/nemen.
E: Haa, haa.
Y: Ik kom naar de plaats waar “ze’ verblijven, de bodyguard moet het nemen en ik neem het wel van de bodyguard (fonetisch), oke?
E: Oke, abi.
Y: Jij moet mij vertellen welke bodyguard er gaat, waar “hij/zij” naar toe gaat, je moet alles laten weten (fonetisch), oke?
E: Oke, abi.
Y: Jij moet naar de man gaan, je moet eerst gaan om naar de type van de man te kijken.
E: Oke, ik ga nu, abi.
Y: Oke, ga naar het meisje toe.
70.
Een tapgesprek tussen NN [verdachte] (stemherkenning) en NN [betrokkene 6] (stemherkenning) op 2 maart 2006 om 01:18 uur, pagina 50/36746A:
[betrokkene 6] = F en [verdachte] = Y.
F: Dinges heeft mij gebeld, die bodyguard, hoe was zijn naam ook weer, [verdachte 2] of zo, die vraagt om geld, hij zou geen zakgeld meer hebben. Wat moet ik aan hem geven.
Y: Je moet hem 100 lira (lees euro) geven.
F: Dat is toch per week?
Y: Per week.
F: Is goed.
Y: Je moet het geld geven op de dag dat je de eerste keer geld hebt gegeven.
F: Wanneer is hij begonnen?
Y: Ik weet niet wanneer hij begonnen is. Vraag het aan Ali.
F: Zondag toch. Nou ja goed dan, dan geef ik het vanaf vandaag en zal volgende week geven.
Y: Is goed abi.
F: Als het aan jou gegeven moet worden, laat ik het aan jou geven.
Y: Nee, nee je geeft het aan hem.
F: Ga jij daarheen?
Y: Nee, nee, ik ga niet, ik zal zo gaan liggen, ik ben kapot de laatste 2, 3 dagen.
F: Is goed mijn abi.
Y: Is goed.

Voetnoten

1.Van het huwelijk tussen [medeverdachte 1] en [naam vrouw medeverdachte] blijkt uit het proces-verbaal van verhoor van [naam vrouw medeverdachte] bij de rechter-commissaris op 22 oktober 2009.