ECLI:NL:GHARL:2013:8718

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
18 november 2013
Zaaknummer
200.104.787-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en bewijsvoering omtrent bankopnames

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2013, staat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap centraal. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.M. Postma, heeft de stelling ingenomen dat de man tussen de € 250.000,- en € 300.000,- heeft opgenomen van zijn bankrekening in Duitsland. Het hof heeft de appellant belast met de bewijslast om deze stelling te onderbouwen. Indien de appellant slaagt in het bewijs, ontstaat er voor de man een verzwaarde stelplicht, wat betekent dat hij gedetailleerd inzicht moet geven in de omvang van het opgenomen saldo en het verloop van de bankrekening.

Tijdens de procedure heeft de appellant aangegeven dat hij bewijs wil leveren door het inbrengen van een nader besluit van de Commissie Werkingssfeer, dat hij niet voor 6 september 2013 verwacht. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Boers, heeft opgemerkt dat de appellant geen ander bewijs heeft aangeboden dan het eerdergenoemde rapport en wenst de mogelijkheid te hebben om tegenbewijs te leveren indien de uitkomst van het rapport afwijkt van het eerdere werkingssfeeronderzoek.

Het hof heeft de stukken opnieuw overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft op 3 december 2013 de appellant de gelegenheid gegeven om zijn schriftelijke bewijsstuk in te brengen. De geïntimeerde mag vervolgens reageren op het bewijsstuk van de appellant. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond en verdere stappen in de procedure volgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.082.472/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 496375 CV EXPL 10-2483)
arrest van de eerste kamer van 19 november 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M.J.M. Postma, kantoorhoudend te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. W. Boers, kantoorhoudend te Deventer.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 28 mei 2013 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft bij akte, vergezeld van twee producties, te kennen gegeven dat hij bewijs wil leveren door het inbrengen van een nader besluit van de Commissie Werkingssfeer, welk besluit hij niet voor 6 september 2013 verwacht.
1.2
[geïntimeerde] heeft geconstateerd dat [appellant] geen ander bewijs heeft aangeboden dan het hiervoor genoemde rapport, en wenst te kunnen reageren op c.q. tegenbewijs te leveren tegen het over te leggen rapport, indien de uitkomst afwijkt van het eerdere werkingssfeeronderzoek.
1.3
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof geeft [appellant] gelegenheid ter rolle van
dinsdag 3 december 2013bij akte het schriftelijk stuk in geding te brengen, waarop hij zich ter voldoening aan zijn bewijsopdracht wenst te beroepen. Nader uitstel wordt niet verleend.
2.2
[geïntimeerde] mag zich vervolgens bij akte (4 weken later) uitlaten naar aanleiding van het bewijsstuk van [appellant], dan wel arrest vragen.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 3 december 2013teneinde [appellant] in de gelegenheid te stellen bij akte zijn schriftelijke bewijsstuk in geding te brengen, waarna [geïntimeerde] mag reageren zoals hiervoor onder 2.2 vermeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. J.M. Rowel-van der Linde en
mr. M.C.D. Boon-Niks en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 november 2013.