Uitspraak
de moeder,
Bureau Jeugdzorg Flevoland,
BJZ.
[belanghebbende],
de vader,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [kind], geboren in 1999. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. P.A.K. van Eck, heeft in hoger beroep verzocht om de ondertoezichtstelling te beëindigen, terwijl Bureau Jeugdzorg Flevoland (BJZ) en de vader, vertegenwoordigd door mr. M.E. Beeker, zich verzetten tegen dit verzoek. De kinderrechter had eerder op 4 juni 2013 de ondertoezichtstelling van [kind] verlengd voor een jaar, maar het hof oordeelt dat de situatie van [kind] inmiddels is verbeterd.
Het hof heeft vastgesteld dat [kind] sinds zijn terugkeer naar Nederland in juni 2011 bij de vader woont en dat er positieve ontwikkelingen zijn in zijn leven. De moeder had eerder met [kind] naar de Verenigde Staten gereisd, wat leidde tot juridische complicaties. De ouders hebben een complexe relatie, gekenmerkt door conflicten over de omgangsregeling. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de zorgen die BJZ en de vader hebben geuit, maar concludeert dat de ondertoezichtstelling meer kwaad dan goed heeft gedaan. De communicatie tussen de ouders is gebrekkig en de ondertoezichtstelling heeft niet geleid tot verbeteringen in hun onderlinge omgang.
Het hof benadrukt dat de ouders in het belang van [kind] moeten leren om op een respectvolle manier met elkaar te communiceren. De beslissing van het hof is om de ondertoezichtstelling van [kind] niet te verlengen, en de eerdere beschikking van de kinderrechter gedeeltelijk te vernietigen. De ouders worden aangespoord om samen te werken in het belang van hun kind, zonder de onderlinge conflicten te laten escaleren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de eerdere beschikking wordt voor het overige bekrachtigd.