In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2013, betreft het een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie na echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Utrecht aangevochten, waarin de alimentatie was verlaagd. De man, die in incidenteel hoger beroep ging, betwistte de noodzaak van de alimentatie op basis van gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn arbeidsongeschiktheid na een hersenbloeding en de financiële situatie van de vrouw. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank Utrecht van 21 november 2012, waarin de alimentatie was vastgesteld op € 1.635,- per maand. De vrouw stelde dat haar behoefte aan alimentatie niet was veranderd, terwijl de man aanvoerde dat de vrouw in staat was om zelf in haar levensonderhoud te voorzien door haar werk bij KLM en haar eigen onderneming. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2013 werd duidelijk dat de vrouw ook een gezin met kinderen had en dat de man zijn inkomen aanzienlijk had zien dalen. Het hof oordeelde dat de vrouw niet had aangetoond dat zij niet in staat was om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, en concludeerde dat de alimentatieverplichting van de man op nihil moest worden gesteld. De beslissing van het hof was dat de eerdere beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de alimentatie met ingang van de datum van de beschikking op nihil werd vastgesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.