ECLI:NL:GHARL:2013:8409

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
21-005843-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep in jeugdzaak met betrekking tot schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een minderjarige verdachte, geboren in 1998, die door de kinderrechter was veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan een benadeelde partij. De ouders van de verdachte hebben hoger beroep ingesteld, maar dit is niet binnen de wettelijk vereiste termijn van veertien dagen gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de brief van de vader van de verdachte, waarin hij aangaf in hoger beroep te willen gaan, niet kan worden aangemerkt als een geldig stuk voor het instellen van hoger beroep volgens artikel 421 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelt dat de ouders niet ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, omdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is overschreden en de omstandigheden die door de verdediging zijn aangevoerd niet voldoende zijn om deze termijnoverschrijding te verontschuldigen. De beslissing van de kinderrechter om de ouders hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 832,81 aan de benadeelde partij blijft daarmee in stand. Het hof heeft de ouders en de minderjarige verdachte niet ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep, en de uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. R. Hermans.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005843-13
Uitspraak d.d.: 22 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 5 april 2013 met parketnummer 16-654514-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1998],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

Tegen het hiervoor genoemde vonnis is blijkens de akte rechtsmiddel namens verdachte hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 oktober 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het namens haar ingestelde hoger beroep, omdat het beroep te laat is ingesteld.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen naar voren is gebracht ten aanzien van de ontvankelijkheid van het hoger beroep door verdachte, haar ouders en haar raadsvrouw, mr R.E.H. Jager, advocate te Amersfoort.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De raadvrouw van verdachte heeft het volgende aangevoerd. De ouders van verdachte zijn weliswaar aanwezig geweest bij de zitting van de kinderrechter, maar zij hebben niet veel begrepen van het besprokene en hebben zich niet goed kunnen verweren tijdens de zitting, omdat zij de Nederlandse taal niet voldoende beheersen en niet zijn bijgestaan door een tolk. Ook na afloop van de zitting zijn de ouders onvoldoende geïnformeerd door de toenmalige raadsvrouw. De ouders hebben kort na de zitting al gezegd dat zij hoger beroep wilden instellen, maar door misverstanden over en weer is het hoger beroep te laat ingesteld.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat volgens artikel 421 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering de ouders van verdachte, die ten tijde van het incident nog geen 14 jaar was, tegen de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij hoger beroep kunnen instellen bij het gerechtshof. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inzake het rechtsgeding in hoger beroep zijn van overeenkomstige toepassing. Uitgaande van de toepasselijkheid van deze bepalingen geldt een termijn van drie maanden voor het instellen van hoger beroep. De ouders van verdachte hebben binnen die termijn hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij.
De raadsvrouw voert aan dat de ouders in ieder geval ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun hoger beroep tegen de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Verdachte heeft verklaard dat de uitspraak van de kinderrechter voor haar ook niet duidelijk was.
Het hof overweegt als volgt.
Ter terechtzitting van 5 april 2013 heeft de kinderrechter de zaak tegen verdachte behandeld en vervolgens het vonnis uitgesproken in aanwezigheid van verdachte, haar ouders en haar toenmalige raadsvrouw, mr F.E. den Hertog. Verdachte is veroordeeld ter zake van - onder meer - openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen. De ouders van verdachte, die ten tijde van dat feit jonger dan 14 jaar oud was, zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van 832,81 euro aan de benadeelde partij.
In de brief van 15 juni 2013 heeft de vader van verdachte, [naam vader verdachte], opgegeven dat “wij” in hoger beroep willen gaan tegen het vonnis van de kinderrechter. Deze brief is op 21 juni 2013 ingekomen ter griffie van de rechtbank en gevoegd als volmacht bij de akte rechtsmiddel, waarbij op dezelfde dag namens verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van 5 april 2013.
Het hof beschouwt de brief van 15 juni 2013 als bijzondere schriftelijke volmacht van de ouders om hoger beroep namens de minderjarige verdachte in te stellen. Verdachte kon volgens de wet gedurende veertien dagen na de uitspraak van het vonnis daartegen hoger beroep instellen. Het hoger beroep is pas geruime tijd na het verstrijken van die termijn ingesteld. De termijnoverschrijding wordt niet verontschuldigd door de omstandigheden die zijn aangevoerd door de verdediging. Daarom zal verdachte niet ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
De brief van 15 juni 2013 kan naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als een stuk waarbij hoger beroep is ingesteld op basis van artikel 421 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering. Volgens de van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dient het hoger beroep in civielrechtelijke zaken immers te worden ingesteld door middel van een dagvaarding (artikel 343 Rv). De brief van 15 juni 2013 is niet aan te merken als een dagvaarding als bedoeld in artikel 343 Rv. Bovendien staat geen hoger beroep open tegen de toewijzing van een vordering tot schadevergoeding van minder dan € 1750,- (artikel 322 Rv). Het bedrag van de toegewezen schadevergoeding bedraagt € 831,81.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr M. Barels, voorzitter,
mr C. Caminada en mr M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Hermans, griffier,
en op 22 oktober 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.