Uitspraak
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
de vrouw,
[geïntimeerde],
de man,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot verlenging van de duur van partneralimentatie. De vrouw, appellante in het principaal appel, had eerder bij de rechtbank Zwolle-Lelystad een verzoek ingediend om de alimentatieduur te verlengen met tien jaar, ingaande vanaf 25 januari 2012, met een maandelijkse bijdrage van € 811,- van de man. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de vrouw in hoger beroep ging.
De man, geïntimeerde in het principaal appel, had het verzoek bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid of afwijzing van het verzoek van de vrouw. Tevens had hij een voorwaardelijk incidenteel beroep ingesteld, waarin hij vroeg om de alimentatie op nihil te stellen wegens gebrek aan draagkracht. De vrouw bestreed dit voorwaardelijk incidentele beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw ontvankelijk was in haar verzoek, omdat dit tijdig was ingediend. Echter, het hof oordeelde dat de beëindiging van de alimentatieverplichting voor de vrouw geen onredelijke terugval in inkomen betekende. De vrouw had tot de beëindiging van de alimentatie een WAO-uitkering en de alimentatie, maar na de beëindiging leefde zij op bijstandsniveau. Het hof concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een verlenging van de alimentatie rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek van de vrouw afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
De beslissing van het hof houdt in dat de alimentatieverplichting van de man is geëindigd en dat de vrouw niet in aanmerking komt voor verlenging van de alimentatieduur. De voorwaarde voor het incidenteel appel van de man was niet vervuld, waardoor dit niet verder werd behandeld.