ECLI:NL:GHARL:2013:8332

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
200.104.504-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een opleidingsovereenkomst en terugbetaling van lesgelden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om de ontbinding van een opleidingsovereenkomst tussen een leerling en AIS Vliegopleidingen B.V. De leerling had slechts fase één van de opleiding doorlopen, maar had daarvoor wel lesgeld betaald. Het hof oordeelde dat, gezien de ontbinding van de overeenkomst, er een verbintenis tot ongedaanmaking van de ontvangen prestaties bestond, zoals vastgelegd in artikel 6:271 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekende dat de leerling recht had op terugbetaling van een deel van het lesgeld, omdat hij niet de volledige opleiding had gevolgd.

Het hof stelde vast dat de leerling recht had op terugbetaling van het lesgeld voor de niet gevolgde fases van de opleiding. De terugbetaling moest worden vastgesteld op basis van de waarde van de prestaties die het opleidingsbedrijf wel had geleverd, in overeenstemming met artikel 6:272 BW. Het hof concludeerde dat het bedrag dat door AIS Vliegopleidingen B.V. aan de leerling moest worden terugbetaald, deels afhankelijk was van de waarde van de geleverde vlieguren en lessen, en deels van de overheadkosten die het opleidingsbedrijf had gemaakt.

De zaak werd behandeld in hoger beroep, waarbij het hof een comparitie van partijen gelastte om de standpunten van beide partijen te horen en te peilen of er mogelijkheden voor een schikking waren. De comparitie vond plaats op 14 november 2013. Het hof benadrukte dat partijen de gelegenheid kregen om hun standpunten toe te lichten en dat schriftelijke bescheiden tijdig moesten worden ingediend. De uitspraak van het hof vond plaats op 5 november 2013, waarbij de rechters de zaak in het openbaar bespraken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.104.504/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 187207/HL ZA 11-789)
arrest van de eerste kamer van 5 november 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr.ing B. Jans, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
AIS Vliegopleidingen B.V.,
gevestigd te Lelystad,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
AIS,
advocaat: mr. B.W.G. Orth, kantoorhoudend te Huizen.

1.Het geding

De inhoud van het tussenarrest van 19 februari 2013 wordt overgenomen. Op 8 mei 2013 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Vervolgens heeft AIS een memorie na comparitie genomen. Daarop heeft [appellant] een antwoord-memorie na comparitie genomen. AIS heeft daarna pleidooi gevraagd.

2.De beoordeling

Gelet op de stand van het geding ziet het hof aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten. Ieder van partijen zal in de gelegenheid worden gesteld om haar standpunt toe te lichten, desgewenst aan de hand van een ter zitting over te leggen nota die uit maximaal twee bladzijden bestaat. Voorts zullen eventueel inlichtingen worden ingewonnen en zal eventueel een schikking worden beproefd. Indien geen regeling tot stand komt en de zaak niet naar mediation wordt verwezen, zal het hof peilen of er bij partijen behoefte bestaat om alsnog pleidooi te houden.

3.De beslissing

Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
beveelt een verschijning van partijen, in persoon of deugdelijk vertegenwoordigd, desgewenst vergezeld van de raadslieden, tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking;
bepaalt dat deze verschijning van partijen zal worden gehouden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op
donderdag 14 november 2013 te 13:30 uurvoor
mr. L. Groefsema, hiertoe benoemd tot raadsheer‑commissaris;
verstaat, voor het geval één van partijen zich tijdens vorenbedoelde comparitie wenst te beroepen op de inhoud van schriftelijke bescheiden, dat deze bescheiden ter comparitie bij akte in het geding moeten worden gebracht, alsmede dat een kopie van die akte uiterlijk veertien dagen voor de datum van de comparitie moeten worden gezonden aan de griffie van het hof en aan de wederpartij.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Rowel - van der Linde, mr. L. Groefsema en
mr. A.M. Koene en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013.