Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
[belanghebbende 3],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ontheffing van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren uit een eerder huwelijk dat op 20 december 2010 is ontbonden. De moeder, die zonder advocaat verscheen, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Nederland, waarin de ouders van het kind ontheven waren van het gezag. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ontheffing, omdat de vader door een ondercuratelestelling niet in staat was om het gezag uit te oefenen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende pedagogische capaciteiten heeft om voor het kind te zorgen en dat er een risico bestaat dat het kind ernstig wordt bedreigd in zijn zedelijke of geestelijke belangen. De moeder had tijdens de mondelinge behandelingen verklaard dat zij geen vertrouwen meer had in haar advocaat en dat zij niet in staat was om een nieuwe advocaat te vinden. Ondanks deze omstandigheden heeft het hof besloten de behandeling van de zaak voort te zetten. Het hof heeft de belangen van het kind vooropgesteld en geconcludeerd dat de ontheffing van het gezag noodzakelijk is, omdat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet voldoende zijn om de dreiging van schade aan de ontwikkeling van het kind af te wenden. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft verklaard dat deze uitvoerbaar is bij voorraad.