ECLI:NL:GHARL:2013:8223

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
1 november 2013
Zaaknummer
CR 200.127.929-01 29-10-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervanging van bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vervanging van de bewindvoerder. De rechthebbende, vertegenwoordigd door mr. E.H. Jansen, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om de Gemeente Groningen, Groningse Kredietbank (GKB) als bewindvoerder te ontslaan en een andere bewindvoerder aan te stellen. De rechtbank had dit verzoek op 27 februari 2013 afgewezen. De rechthebbende stelde dat de GKB niet de nodige zorg en deskundigheid had om zijn vermogen te beheren, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende gewichtige redenen waren om de GKB te ontslaan. Het hof nam daarbij in overweging dat de bewindvoerder, [bewindvoerder 1], meer dan 17 jaar ervaring had en dat de GKB advies inwint bij deskundigen voor het beheer van grote vermogens. Het hof concludeerde dat de rechthebbende impulsieve keuzes maakte en onrealistische wensen had ten aanzien van zijn vermogen, wat de relatie met de GKB verstoorde. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en stelde voor dat de rechthebbende zijn verzoeken voortaan eerst met een derde bespreekt voordat hij deze indient bij de GKB. Dit zou moeten leiden tot een verbetering van de samenwerking tussen de rechthebbende en de GKB.

Uitspraak

Beschikking d.d. 29 oktober 2013
Zaaknummer 200.127.929

HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden

Beschikking in de zaak van

[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen:
de rechthebbende,
voorheen advocaat mr. R. Raap, kantoorhoudende te Groningen,
thans advocaat mr. E.H. Jansen, kantoorhoudende te Groningen.
Belanghebbende:

Gemeente Groningen, Groningse Kredietbank,

gevestigd te Groningen,
hierna te noemen:
de GKB.

Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 27 februari 2013 heeft de rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Groningen (zaaknummer 560504 BM VERZ 12-5831), het verzoek van de rechthebbende tot wijziging van de bewindvoerder, afgewezen.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 27 mei 2013, heeft de rechthebbende verzocht de beschikking van 27 februari 2013 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder toe te wijzen.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief met bijlagen van 17 juni 2013 van mr. Raap, een brief met bijlagen van 2 juli 2013 van de GKB, een journaalbericht met bijlagen van 15 juli 2013 van mr. Raap en een journaalbericht met bijlagen van 18 september 2013 van mr. E.H. Jansen.
Ter zitting van 1 oktober 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn mr. Jansen en de rechthebbende. Namens de GKB is [bewindvoerder 1] verschenen. [bewindvoerder 1] heeft het woord gevoerd mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnota.

De beoordeling

De vaststaande feiten

1.
Bij beschikking van 11 september 2007 van de rechtbank Groningen zijn de goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren onder bewind gesteld van de GKB.
2.
De rechthebbende heeft op 9 november 2012 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend waarbij hij heeft verzocht om de GKB als bewindvoerder te ontslaan en [bewindvoerder 2] als bewindvoerder te benoemen.
3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank daarop beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg".
Het oordeel van het hof
4.
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW kan een bewindvoerder worden ontslagen op verzoek van de rechthebbende, wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
5.
In de onderhavige zaak is aan de orde of sprake is van gewichtige redenen om de bewindvoerder te ontslaan.
6.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is het hof van oordeel dat niet is gebleken van dergelijke redenen. Hoewel de rechthebbende stelt dat het de GKB de nodige zorg en deskundigheid ontbreekt om zijn omvangrijke vermogen te kunnen beheren, is dit naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [bewindvoerder 1] ter zitting heeft aangegeven dat hij meer dan 17 jaar ervaring heeft als bewindvoerder en dat hij eveneens werkzaamheden heeft verricht op een notariskantoor in het kader van het beheer van grote vermogens. Bovendien is ter zitting naar voren gekomen dat de GKB bij het beheren van omvangrijke vermogens advies inwint bij deskundigen. Daarnaast acht het hof het van belang dat [bewindvoerder 1] heeft verklaard dat hij er op zichzelf voor openstaat om een visie ten aanzien van de besteding van het vermogen van de rechthebbende op te stellen, maar dat hij hier niet aan toe is gekomen, aangezien er geen sprake is van een stabiele situatie ten aanzien van (het gedrag van) de rechthebbende. [bewindvoerder 1] heeft - onweersproken - gesteld dat de man een hennepkwekerij in zijn woning heeft gehad en dat bij de man sprake is geweest van een drugsverslaving. Tevens heeft hij verklaard dat de rechthebbende zonder toestemming een auto heeft aangeschaft en vele geldboetes voor snelheidsovertredingen heeft laten ontstaan. [bewindvoerder 1] heeft voorts te kennen gegeven dat hij reeds vanaf de aanvang van het bewind extreem veel verzoeken van de rechthebbende ontvangt. Hoewel [bewindvoerder 1] in eerste instantie medewerking heeft verleend aan verzoeken van de rechthebbende, is het hem na verloop van tijd - ook recent nog - opgevallen dat de rechthebbende impulsieve keuzes maakt en onrealistische wensen heeft ten aanzien van de besteding van zijn vermogen. Zo wenste de rechthebbende volgens [bewindvoerder 1] een opleiding aan de Humaniversity van € 26.000,- en diverse dure coachingstrajecten te volgen, een leaseauto aan te schaffen van meer dan
€ 600,- per maand en een appartement in Amsterdam aan te kopen van meer dan
€ 200.000,-. [bewindvoerder 1] heeft het intensieve contact met de rechthebbende begrensd door eenmaal per week per email te reageren op alle verzoeken van de rechthebbende die in die tijd zijn binnengekomen.
7.
Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de GKB het bewind op een onzorgvuldige wijze jegens de rechthebbende heeft uitgeoefend. Hoewel de rechthebbende stelt dat de GKB onvoldoende maatregelen neemt om zijn vermogen te laten groeien, is dit naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden, nu [bewindvoerder 1] ter zitting heeft verklaard dat hij het vermogen van de rechthebbende in afwachting van het hoger beroep op een spaarrekening heeft gezet met een rente die op dat moment de hoogste was omdat hij het in het kader van de (onderhavige) procedure onverstandig achtte om het vermogen op een andere manier te laten groeien.
8.
Weliswaar is duidelijk geworden dat de rechthebbende de relatie met de GKB als ernstig verstoord ervaart, maar het hof is op grond van de stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat dit geen gewichtige reden oplevert om de GKB te ontslaan als bewindvoerder omdat niet althans onvoldoende is gebleken dat de oorzaak daarvan is gelegen bij de GKB. Met de GKB is het hof van oordeel dat de weigering van een verzoek door de GKB door de rechthebbende wordt ervaren als een verstoring van de relatie en onbegrip van de zijde van de GKB. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [bewindvoerder 1] heeft aangegeven dat de rechthebbende zeer volhardend is in zijn verzoeken en moeite heeft de afwijzing daarvan te accepteren, hetgeen de rechthebbende niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft weersproken. Voor zover de rechthebbende heeft gesteld dat [bewindvoerder 1] hem op alle mogelijke manier probeert zwart te maken, is dit naar het oordeel van het hof, gelet op de stukken en de behandeling ter zitting, onvoldoende aannemelijk geworden. Met de GKB is het hof van oordeel dat [bewindvoerder 1] enkel een zakelijk beeld schetst van zijn ervaringen met de rechthebbende en zijn visie ten aanzien van de uitvoering van het bewind.
9.
De rechthebbende heeft verklaringen overgelegd van zijn moeder, broer, partner en een coach bij Phoenix Opleidingen waaruit naar voren komt dat zij zijn standpunt ondersteunen. Het hof kent hieraan geen betekenis toe, nu de verklaringen afkomstig zijn van personen uit de persoonlijke omgeving van de man.
10.
Wel acht het hof het in het onderhavige geval, gelet op de verstoorde relatie tussen de GKB en de rechthebbende, van belang dat de rechthebbende voortaan zijn verzoeken aan de GKB eerst met een derde zal bespreken, voordat hij deze daadwerkelijk bij de GKB indient. Tevens acht het hof het wenselijk dat de rechthebbende met deze persoon een plan opstelt ten aanzien van de besteding van zijn vermogen, waarna de rechthebbende dit plan aan de GKB kan voorleggen. [bewindvoerder 1] heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven in te stemmen met deze handelwijze. Het hof acht het daarbij nog van belang dat de rechthebbende zal verklaren dat hij zich aan het plan zal conformeren. Het hof verwacht dat de hiervoor omschreven werkwijze tot verbetering van de samenwerking tussen de rechthebbende en de GKB zal leiden.
Slotsom
11.
Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.

De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. A.W. Beversluis en mr. M.P. den Hollander, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 29 oktober 2013 in bijzijn van de griffier.