Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
grief VIII (in de hoofdzaak en de vrijwaring)te kennen gegeven dat wat hem betreft, bij gegrondbevinding van die grief, geen terugverwijzing naar de rechtbank hoeft plaats te vinden. Daarmee behoeft grief VIII bij gebrek aan belang geen bespreking meer. Tot het geven van het kennelijk door [appellant] gewenste oordeel over de wijze waarop de rechtbank in het algemeen omgaat met het beoordelen van verzoeken om pleidooi, acht het hof zich niet geroepen.
grieven I en II (in de hoofdzaak)hebben betrekking op het beroep dat [appellant] in de hoofdzaak heeft gedaan op wilsgebreken bij het aanvaarden van de in kredietovereenkomst opgenomen hoofdelijke aansprakelijkheid.
grieven III (in de hoofdzaak) en IV (in de vrijwaring), de klacht aan dat (ook) [geïntimeerde] hoofdelijk schuldenaar is, en hij, [appellant], slechts borg.