Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
niet verschenen,
[geïntimeerde 2],
advocaat: mr. H. Versluis, kantoorhoudend te Almelo,
[geïntimeerden]
1.Het verdere procesverloop
2.De feiten
dat bedoelde kennelijke misslag is verbeterd, dat daarvan het onderhavige proces-verbaal is opgesteld en dat op de oorspronkelijke akte een aantekening daarvan is gesteld onder vermelding van datum en repertitorium van dit proces-verbaal.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
De hypotheekakte van 5 maart 2004 bevat een omissie, omdat onder het kopje “
Hypotheekverlening” achter de woorden “
blijkens haar administratie van”het woordje “
hem” abusievelijk niet is opgenomen. Nu de notaris dit gebrek op de voet van het bepaalde in artikel 45 lid 2 van de Wet op het Notarisambt met het proces-verbaal van verbetering heeft verbeterd, is er sprake van een rechtsgeldige vestiging van de hypotheek (ook al heeft de onvolledige aanduiding van de debiteur in de hypotheekakte aanvankelijk mogelijk de nietigheid van die hypotheek met zich gebracht en ook al heeft [A] zich vóór het opmaken en inschrijven van het proces-verbaal van verbetering zich om die reden op die mogelijke nietigheid beroepen). Nu [A] als derde hypotheekhouder met een beroep op de beweerde nietigheid van de bij de akte van 5 maart 2004 gevestigde hypotheek stelt tweede hypotheekhouder te zijn en het mogelijk is dat na de executoriale verkoop van de onroerende zaak door ABN Amrobank een (meer)opbrengst ter verdeling onder de opvolgende hypotheekhouders resteert, heeft [appellante] er belang bij dat in rechte wordt vastgesteld dat de hypotheekakte van 5 maart 2004 een rechtsgeldig opgemaakte hypotheekakte betreft.
3.3 De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen. Aan een beoordeling van de (voorwaardelijke) reconventie is de rechtbank niet toegekomen, omdat "de voorwaarde waaronder de reconventionele vorderingen zijn ingesteld, niet is vervuld".
4.Met betrekking tot de grieven in het principaal en het incidenteel appel
grief in het incidenteel appelhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de reconventionele vorderingen voorwaardelijk zijn ingesteld en dat de betreffende voorwaarde niet is vervuld.
[geïntimeerden] hebben hun reconventionele vordering tot nietigverklaring c.q. vernietiging van de hypotheekakte d.d. 5 maart 2004 in eerste aanleg ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank van oordeel is dat de brief van [A] aan [appellante] d.d. 6 oktober 2009 niet reeds nietigheid c.q. vernietiging van de hypotheekakte tot gevolg heeft gehad.
"Hypotheekverlening
uit hoofde van:
"tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de hypotheeknemer blijkens haar administratie van"onmiskenbaar tekst ontbreekt, ontbeert de akte een aanduiding van de persoon van de debiteur.
"De vordering waarvoor pand of hypotheek wordt gegeven, moet voldoende bepaalbaar zijn."Artikel 3:260 lid 1 BW vult dit voor hypotheek aan met de volgende eis aan de hypotheekakte:
"De akte moet een aanduiding bevatten van de vordering waarvoor de hypotheek tot zekerheid strekt, of van de feiten aan de hand waarvan die vordering zal kunnen worden bepaald."Indien niet aan deze eis wordt voldaan, is geen sprake van een rechtsgeldige hypotheekakte. De inschrijving van zodanige akte heeft dan niet tot gevolg dat een hypotheekrecht is gevestigd.
4.7 Bij de beantwoording van de vraag of aan het vereiste van artikel 3:260 lid 1 BW is voldaan, komt het aan op de in de hypotheekakte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in deze akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van de vordering(en) waarvoor hypotheek wordt verleend.
Nu in de onderhavige hypotheekakte de aanduiding van de debiteur ontbreekt, terwijl de akte ook overigens geen aanknopingspunten biedt aan de hand waarvan de vordering kan worden bepaald, is niet aan deze eis voldaan. De inschrijving van de hypotheekakte van 5 maart 2004 heeft dan ook niet tot een rechtsgeldige vestiging van een hypotheekrecht geleid.
grieven in het principaal appeltreffen derhalve geen doel en zij kunnen verder onbesproken blijven.
De vorderingen van [geïntimeerden] sub a, b en c
[notaris] op 6 oktober 2009 opgemaakte proces-verbaal van verbetering, niet heeft geleid tot een rechtsgeldige vestiging van een (tweede) hypotheekrecht van [appellante] op het registergoed aan [adres]. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof deze vordering in dier voege toewijzen dat voor recht zal worden verklaard dat het door notaris [notaris] op 6 oktober 2009 opgemaakte en op 9 oktober 2009 ingeschreven proces-verbaal van verbetering niet tot gevolg heeft gehad dat het hypotheekrecht van (de erven van) [erflater] de rang van tweede hypotheek heeft verloren. Daarmee hebben [geïntimeerden] geen belang meer bij toewijzing van de (subsidiaire) vordering sub b en evenmin bij (afzonderlijke) toewijzing van de vordering sub c.
De nieuwe eis in incidenteel appel
Nu [appellante] bij memorie van antwoord in incidenteel appel geen (afzonderlijk) verweer voert tegen deze vorderingen, zal het hof deze toewijzen zoals in het dictum omschreven.
Slotsom
- in het incidenteel appel 0,5 punt x € 894,- = € 447,-