In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De rechtbank had de uitspraak van de inspecteur vernietigd en de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2009 verminderd. De belanghebbende, die in 2008 was gehuwd en in 2009 was gescheiden, had een eenmalige betaling van € 28.800 gedaan aan zijn ex-echtgenote, die hij als onderhoudsverplichting in mindering wilde brengen op zijn belastbare inkomen. De inspecteur betwistte of deze betaling als onderhoudsverplichting kon worden aangemerkt.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de betaling van de 'delayed dowry' een bijdrage vormt in de kosten van levensonderhoud van de ex-echtgenote na de echtscheiding. Het hof achtte het aannemelijk dat deze betaling als een afkoopsom van periodieke uitkeringen kan worden beschouwd, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de betaling in mindering kon worden gebracht op het belastbare inkomen van de belanghebbende. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 944.
De uitspraak is gedaan op 22 oktober 2013 en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing van het hof biedt belangrijke inzichten in de kwalificatie van een eenmalige betaling als onderhoudsverplichting in het kader van de inkomstenbelasting.