ECLI:NL:GHARL:2013:7974

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
CR 200.129.921-01 15-10-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de benoeming van een bewindvoerder in een onderbewindstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder. De zaak betreft een verzoekschrift van de rechthebbende, die op 8 april 2013 bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om een bewind in te stellen over zijn goederen en de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V. (LAVG) tot bewindvoerder te benoemen. De rechtbank heeft op 13 juni 2013 Kompas Zuidlaren B.V. benoemd tot bewindvoerder, wat LAVG niet accepteerde. LAVG heeft op 4 juli 2013 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, met het verzoek om de benoeming van Kompas Zuidlaren te vernietigen en LAVG alsnog tot bewindvoerder te benoemen.

Tijdens de zitting op 1 oktober 2013 is de zaak behandeld, waarbij mr. J.D. van Vlastuin namens LAVG aanwezig was, samen met de heer H. Bos en mevrouw D.L.G.M. Brults. Het hof heeft de ontvankelijkheid van LAVG in het hoger beroep beoordeeld. Het hof oordeelde dat LAVG geen belanghebbende is in de zin van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat de benoeming van een andere bewindvoerder geen directe invloed heeft op de rechten en verplichtingen van LAVG. Bovendien bleek uit telefonisch contact met de rechtbank dat LAVG geen afschrift van het verzoekschrift had ontvangen, wat ook door de rechtbank werd bevestigd.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof LAVG niet-ontvankelijk verklaard in het door hen ingestelde hoger beroep. De beslissing van de rechtbank Noord-Nederland om Kompas Zuidlaren als bewindvoerder te benoemen, blijft daarmee in stand. Het hof heeft de beschikking op 15 oktober 2013 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking d.d. 15 oktober 2013
Zaaknummer 200.129.921
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikkingin de zaak van
Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
gevestigd te Groningen,
appellant,
hierna te noemen:
LAVG,
advocaat mr. J.D. van Vlastuin, kantoorhoudende te Veenendaal.
Belanghebbenden:

1.[rechthebbende],

wonende te [woonplaats 1],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de rechthebbende,

2.[A],

wonende te [woonplaats 1],
hierna te noemen:
[A],

3.[B],

wonende te [woonplaats 2],
hierna te noemen:
[B],

4.Kompas Zuidlaren B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te Zuidlaren,
hierna te noemen:
Kompas Zuidlaren.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 13 juni 2013 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (zaaknummer 583605 / BM VERZ 13-3199), - voor zover hier van belang - Kompas Zuidlaren tot bewindvoerder benoemd over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 4 juli 2013, heeft LAVG verzocht de beschikking van 13 juni 2013 te vernietigen (naar het hof begrijpt) voor zover het betreft de benoeming van Kompas Zuidlaren tot bewindvoerder en opnieuw beslissende LAVG alsnog tot bewindvoerder te benoemen en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 1 oktober 2013 is de zaak behandeld. Verschenen is mr. van Vlastuin. Namens LAVG zijn tevens verschenen de heer H. Bos en mevrouw D.L.G.M. Brults.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Op 8 april 2013 is bij de rechtbank binnengekomen een verzoekschrift van de rechthebbende waarbij hij heeft verzocht een bewind in te stellen over alle goederen die hem (zullen) toebehoren en LAVG tot bewindvoerder te benoemen.
2. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg".
Het oordeel van het hof
De ontvankelijkheid
3. Ingevolge het bepaalde in artikel 358 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient hoger beroep door de verzoeker en door de in de procedure in eerste aanleg verschenen belanghebbenden te worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
4. Artikel 806 Rv geeft vervolgens voor zaken betreffende het personen- en familierecht anders dan scheidingszaken een van het bepaalde in artikel 358 lid 2 Rv afwijkende regeling. Ingevolge artikel 806 lid 1 sub a Rv kan van een beschikking hoger beroep worden ingesteld door (de verzoeker en) degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. Het gaat daarbij om een procespartij als bedoeld in artikel 805 Rv, te weten de verzoeker, de verschenen belanghebbenden en de niet verschenen belanghebbenden aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden. Op grond van artikel 806 lid 1 sub b Rv kunnen andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de beschikking hoger beroep instellen, dan wel binnen drie maanden nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
5. Indien in eerste aanleg op de voorgeschreven wijze aan de belanghebbenden een afschrift is verzonden van het verzoekschrift, rust op de griffier ingevolge het bepaalde in artikel 805 Rv ook de plicht om - voor zover hier van belang - hun ook een afschrift van de beschikking te zenden.
6. De vraag die in hoger beroep voorligt is of LAVG op grond van artikel 806 lid 1 sub b Rv hoger beroep kan instellen tegen de bestreden beschikking. Daarbij is het van belang of LAVG een belanghebbende in de zin van artikel 798 Rv is. Onder 'belanghebbende' wordt in zaken betreffende het personen- en familierecht verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft (artikel 798 lid 1 Rv). Het hof is van oordeel dat LAVG niet is aan te merken als een instantie op wiens rechten en verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft, aangezien het benoemen van een ander dan LAVG als bewindvoerder - tegen de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende in - geen directe invloed heeft op de rechten en verplichtingen van LAVG.
7. Uit telefonisch contact met de rechtbank is het hof gebleken dat aan LAVG niet een afschrift van het verzoekschrift is verzonden. Ook de rechtbank heeft LAVG, kennelijk, niet als belanghebbende aangemerkt, hetgeen het hof, zoals hiervoor reeds is overwogen, juist acht. Het feit dat de rechtbank kennelijk wel een afschrift van de beschikking, om welke reden dan ook, naar LAVG heeft verzonden, maakt deze conclusie niet anders; dit kan, gelet op het hierboven overwogene, niet worden beschouwd als een toezending als bedoeld in artikel 805 of 806 Rv.
8. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat LAVG niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
Slotsom
9. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart LAVG niet-ontvankelijk in het door LAVG ingestelde hoger beroep van de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
13 juni 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. A.W. Beversluis en mr. M.P. den Hollander, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 15 oktober 2013 in bijzijn van de griffier.