ECLI:NL:GHARL:2013:7751

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2013
Zaaknummer
21-002526-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opslag en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, op of omstreeks 13 december 2011. De officier van justitie had in eerste aanleg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden geëist, welke door de economische politierechter werd opgelegd. In hoger beroep eiste de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.

Het hof oordeelde dat niet elk stuk vuurwerk automatisch tot een verhoging van de strafmaat dient te leiden en maakte onderscheid tussen first offenders en recidivisten. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte, die niet eerder was veroordeeld, in aanmerking kwam voor een lichtere straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis. Het hof weegt hierbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder zijn leeftijd en zijn schuldbewuste houding tijdens de zitting.

De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten, waarbij het hof de toepasselijke artikelen in acht heeft genomen. De beslissing van het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht, waarbij de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan bewezen is verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002526-12
Uitspraak d.d.: 15 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Arnhem van 24 mei 2012 in de strafzaak met parketnummer 84-051207-12 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 oktober 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd en houdt in dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 13 december 2011, althans in of omstreeks de maand december 2011, in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- vuurpijlen, te weten 8 althans een aantal, lawinepijlen (artikelnummer 245) en/of
- 49, althans een aantal, flowerbeds
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 december 2011, althans in of omstreeks de maand december 2011, in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professional vuurwerk, te weten:
- vuurpijlen, te weten 8 althans een aantal, lawinepijlen (artikelnummer 245) en/of –
49, althans een aantal, flowerbeds
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op
of omstreeks13 december 2011,
althans in of omstreeks de maand december 2011, in de gemeente [gemeente],
al dan nietopzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- vuurpijlen, te weten 8
althans een aantal, lawinepijlen (artikelnummer 245) en
/of
- 49,
althans een aantal,flowerbeds heeft opgeslagen en
/ofvoorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
De officier van justitie heeft in eerste aanleg geëist dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
De economische politierechter heeft de verdachte conform de eis van de officier van justitie ter zake van het primair tenlastelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft geëist dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De verdachte heeft in strijd met de geldende regelgeving professioneel vuurwerk opgeslagen en voorhanden gehad. Het opslaan van dergelijke hoeveelheden professioneel vuurwerk brengt grote risico’s met zich mee. De verdachte heeft zich van die risico’s niet vergewist.
Het hof is evenwel van oordeel dat in het licht van de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, een andersoortige en lagere straf aan de verdachte dient te worden opgelegd dan is geëist door de advocaat-generaal en dan is opgelegd door de economische politierechter in eerste aanleg. Daarbij merkt het hof nog op dat het niet het uitgangspunt deelt dat elk afzonderlijk stuk vuurwerk dient te leiden tot een verhoging van de strafmaat en dat het in die zin onderscheid pleegt te maken tussen first offenders en recidivisten dat bij de eerste categorie in gevallen als de onderhavige in beginsel een taakstraf wordt opgelegd, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij dit oordeel heeft het hof eveneens een aantal omstandigheden ten voordele van de verdachte meegewogen die de persoon van de verdachte betreffen en zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 september 2013 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit en dat hij ook na het plegen van onderhavig feit niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Voorts is geconstateerd dat de verdachte ten tijde van het delict 23 jaar was en dat de verdachte in het bedrijf van zijn vader werkzaam is, waarbij hij voornemens is om de bakkerij samen met zijn broer over te nemen in de toekomst. De verdachte heeft zich tijdens de terechtzitting schuldbewust getoond en het hof acht aannemelijk dat deze houding oprecht is.
Het hof is van oordeel dat kan worden volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr A. van Waarden, voorzitter,
mr J.A.W. Lensing en mr J.F.L. Roording, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 15 oktober 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr J.F.L. Roording is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.