ECLI:NL:GHARL:2013:7745

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2013
Zaaknummer
KS 21-002080-13 16-10-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tijdens Project X Haren met gevolgen voor de openbare orde en strafoplegging

In de avond van 21 september 2012 vond in Haren een grootschalig geweldsincident plaats, bekend als Project X Haren. Dit geweld, dat zich gedurende enkele uren voordeed, werd gepleegd door tientallen tot honderden bezoekers van het evenement, die zich via sociale media en traditionele media hadden verzameld. De ordehandhavers, waaronder de politie en de Mobiele Eenheid, werden doelwit van het geweld, waarbij voorwerpen zoals flessen, stenen en tegels naar hen werden gegooid. De verdachte in deze zaak heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen goederen door een verkeersbordpaal te vernielen. De rechtbank oordeelde dat een werkstraf niet meer mogelijk was, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn aandeel in het delict. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag, een onvoorwaardelijke werkstraf van tachtig uren, en een voorwaardelijke geldboete van € 600,-. Deze boete was bedoeld om de nakoming van een bijzondere voorwaarde te waarborgen, namelijk de storting van € 500,- in het Schadefonds openlijk geweld. De uitspraak volgde op een hoger beroep tegen een eerder vonnis van de politierechter in Groningen, dat op 30 november 2012 was uitgesproken. Het hof oordeelde dat de verdachte, hoewel hij een minder prominent aandeel had in het geweld, toch verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de opgelegde straf passend was in het kader van normhandhaving en vergelding. De benadeelde partij, de Gemeente Haren, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. Het hof benadrukte de ernst van het delict en de impact ervan op de openbare orde en de gevoelens van veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002080-13
Uitspraak d.d.: 16 oktober 2013
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 30 november 2012 in de strafzaak met het parketnummer 18-203822-12 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1990],
volgens de zich in het strafdossier bevindende ID-staat SKDB van 2 oktober 2013 ingeschreven op het adres [adres],
volgens de opgave van de verdachte ter terechtzitting van het hof van 2 oktober 2013 wonende op het adres [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 oktober 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkende dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig dagen, waarvan tien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte een bedrag van € 500,- zal storten in het Schadefonds Openlijk Geweld en dat het hof de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 140.60 zal toewijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. R.P. Eefting, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren, in de gemeente Haren met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd door (met anderen) een paal met daarop een (verkeers)bord (af) te breken, waarbij hij, verdachte, opzettelijk dat (verkeers)bord en/of die paal heeft vernield.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 september 2012 te Haren met anderen op of aan de openbare weg, de Kerkstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd door met anderen een paal met daarop een verkeersbord af te breken, waarbij hij, verdachte, opzettelijk die paal heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
In de avond van 21 september 2012 en in de daarop volgende nacht heeft zich in Haren in het kader van de gebeurtenis die mondiaal bekend geworden is als Project X Haren op zeer grootschalige en ongekend heftige wijze openlijk geweld voorgedaan, gedurende een aantal uren.
Dit geweld ging met name uit van tientallen, zo niet honderden, bezoekers van een middels berichtgeving via social media en klassieke media bekend geworden evenement in Haren (Project X) en richtte zich voornamelijk tegen ordehandhavers van de politie en de Mobiele Eenheid die ter plaatse waren ingezet om dat evenement zo nodig te begeleiden en eventuele ordeverstoringen in te tomen en tegen te gaan. Het aangewende geweld bestond onder meer hierin dat massaal, dat wil zeggen door grote aantallen mensen, gegooid werd met allerlei voorwerpen, waaronder flessen, stenen of tegels dan wel delen daarvan, in de richting van politiefunctionarissen en leden van de Mobiele Eenheid.
De verdachte heeft zich in dit kader schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen goederen, zoals hierboven bewezen verklaard.
Hij heeft door zijn handelwijze een bijdrage geleverd aan het massale en buitensporige geweld tegen particuliere en gemeentelijke eigendommen. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige en schadeveroorzakende optreden een inbreuk gemaakt op de openbare orde en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij de bewoners van het centrum van Haren en bij dat deel van het publiek dat hier ongewild getuige van is geweest. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Ter zake van een dergelijk delict hanteert het hof een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf impliceert. Het hof heeft er rekening mee gehouden dat de verdachte in het plegen van openlijk geweld, zoals bewezen verklaard, een minder prominent aandeel heeft gehad dan vele andere mededaders. Het hof heeft geen aanwijzingen aangetroffen die aanleiding geven om de verdachte te beschouwen als zogenaamde hooligan of harde kern relschopper, te weten als iemand die naar Haren is gegaan enkel en alleen om daar rellen te gaan schoppen.
Het hof heeft anderzijds bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 augustus 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, op 11 maart 2011, is veroordeeld ter zake van openlijke geweldpleging. In dit kader is van belang het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht:
1.
Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor:
a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
b. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 181, 240b, 248a, 248b, 248c en 250.
2.
Een taakstraf wordt voorts niet opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf indien:
1° aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, en
2° de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van artikel 22g de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.
3.
Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.
Het hof stelt vast dat uit het hierboven genoemde uittreksel uit de justitiële documentatie
volgt dat aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het thans bewezen verklaarde en door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte deze taakstraf heeft verricht.
De oplegging van een werkstraf behoort ingevolge het bepaalde in artikel 22b, tweede lid onder 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht in deze strafzaak van de verdachte niet (meer) tot de mogelijkheden.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens uit het strafdossier is gebleken.
Daarvan is met name van belang dat de verdachte werkt als veehandelaar en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de door de advocaat-generaal gevorderde duur door de verdachte als onevenredig zwaar wordt ervaren, wanneer deze straf wordt afgezet tegen de ernst van het bewezen verklaarde delict. De verdachte heeft aangevoerd dat hij door de oplegging van een dergelijke straf in ernstige mate wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering.
Naar het oordeel van het hof is het bewezen verklaarde delict - gelet op de context waarbinnen dat delict zich heeft afgespeeld - een ernstig strafbaar feit, waarop - uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit - een vrijheidsbenemende straf in beginsel een passende en noodzakelijke reactie is.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en op het individuele aandeel van de verdachte in het bewezen verklaarde delict, is uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit de oplegging van een combinatie van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag, een onvoorwaardelijke werkstraf, van hierna te noemen duur, en een voorwaardelijke geldboete hier passend en noodzakelijk. De voorwaardelijke geldboete dient ter borging van de nakoming van de bijzondere voorwaarde van storting van een geldbedrag in het Schadefonds openlijk geweld door de verdachte, zoals hieronder in het dictum nader omschreven.

Vordering van de benadeelde partij Gemeente Haren

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 620,94. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht toegewezen tot een bedrag van € 140,60. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof zal de vordering ten bedrage van € 140,60 geheel toewijzen nu deze niet is bestreden en de verdachte gehouden is tot vergoeding van die schade.
Het hof acht termen aanwezig te bepalen dat ieder der partijen de eigen kosten zal dragen van dit geding.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Hoofdelijkheid

De verdachte is jegens de benadeelde partij niet tot vergoeding van dit bedrag gehouden, voor zover één of meer van de mededader(s) het bedrag reeds heeft of hebben voldaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
80 (
tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde binnen drie maanden na 16 oktober 2013 een bedrag van € 500,- zal storten in het Schadefonds openlijk geweld, op het rekeningnummer 56.99.89.124, ten name van het Schadefonds geweldsmisdrijven, onder vermelding van "Haren" en het parketnummer 21-002080-13.

Vordering van de benadeelde partij Gemeente Haren

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Gemeente Haren ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 140,60 (honderdveertig euro en zestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Gemeente Haren, een bedrag te betalen van
€ 140,60 (honderdveertig euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. A. Dijkstra en mr. J.J. Beswerda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 16 oktober 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.