Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de maatschap naar burgerlijk recht Lodder & Co Accountants & Adviseurs,
2.de maatschap naar burgerlijk recht Lodder & Co Zevenaar,
hierna: Lodder Zevenaar,
1.Het geding in eerste aanleg
16 november 2009, 28 december 2009 en 29 augustus 2011 die de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem) tussen Lodder als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
I. Lodder in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar deze zal ontzeggen als ongegrond en/of onbewezen;
III. Lodder en Lodder Zevenaar zal veroordelen in zowel de kosten van de procedure in hoger beroep als in eerste aanleg.
28 december 2009 en van 29 augustus 2011 zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Deze arbeidsovereenkomst is nader uitgewerkt in de arbeidsvoorwaarden d.d. 01-01-2002[in dit arrest aangeduid als: het personeelsreglement 2002, toevoeging hof]
, die bij deze overeenkomst zijn gevoegd en daarmee een ondeelbaar geheel vormen. U heeft kennis genomen van het bepaalde in de arbeidsvoorwaarden en verklaart daarmee akkoord te gaan. De inhoud van de arbeidsvoorwaarden wordt geacht onderdeel uit te maken van deze arbeidsovereenkomst.”De door [appellant] ondertekende arbeidsovereenkomst is een onderhandse akte in de zin van artikel 156 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), als gevolg waarvan vast staat, behoudens tegenbewijs, dat [appellant] kennis heeft genomen van de inhoud van het personeelsreglement 2002 en dat hij hiermee akkoord is gegaan. Lodder betwist voorts dat het personeelsreglement 2002 is komen te vervallen, nu [appellant] niet schriftelijk, door ondertekening van een daartoe aangeboden nieuwe arbeidsovereenkomst, akkoord is gegaan met de wijziging van zijn arbeidsvoorwaarden in dier voege dat niet langer het personeelsreglement 2002, maar dat van 2006 op zijn arbeidsrelatie met Lodder van toepassing werd. Lodder kan zich geheel vinden in de bewijswaardering door de kantonrechter en stelt dat de kantonrechter [appellant] terecht niet in diens tegenbewijs geslaagd heeft geacht.
inmiddels[onderlijning door het hof] werkzaamheden laten uitvoeren door [appellant], maar dat [appellant] daartoe geen acquisitie heeft hoeven plegen omdat dit, op grond van vaak jarenlange relatie, automatisch gaat. Met name de woordkeuze ‘inmiddels’ en de gedetailleerde toelichting dat bedoelde klanten [appellant] zonder actieve acquisitie waren gevolgd, verhouden zich naar het oordeel van het hof niet met de stelling van [appellant], dat hij heeft bedoeld te verklaren dat hij alleen voor deze klanten heeft gewerkt gedurende zijn dienstverband met Lodder. Bovendien heeft [appellant] de verklaring zoals opgenomen in het proces-verbaal, nadat deze hem was voorgelezen, ondertekend als zijnde juist.
1 januari 2006 tot en met 31 december 2006.