ECLI:NL:GHARL:2013:7676

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2013
Publicatiedatum
15 oktober 2013
Zaaknummer
KS 21-001911-13 14-10-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van culpoze brandstichting na onachtzaam handelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor culpoze brandstichting, omdat hij een brandend kussen in de nabijheid van een konijnenhok had gelegd, wat leidde tot brandgevaar. De advocaat-generaal had een werkstraf van 40 uren geëist, maar het hof oordeelde anders.

Tijdens de zitting op 30 september 2013 heeft het hof de zaak onderzocht en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. van der Pol, gehoord. De verdachte had in zijn woning met een brandende sigaret in slaap gevallen, waarna hij een gaatje in het zitkussen ontdekte. Hij heeft het kussen, dat smeulde, achter zijn woning gegooid zonder te controleren of het daadwerkelijk veilig was.

Het hof concludeerde dat het handelen van de verdachte als onachtzaam kon worden beschouwd, maar dat dit niet voldeed aan de vereisten voor een bewezenverklaring van schuld volgens artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht. Er was geen sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

De beslissing van het hof is als volgt: het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en de verdachte wordt vrijgesproken van de beschuldiging van culpoze brandstichting.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001911-13
Uitspraak d.d.: 14 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 oktober 2012 in de strafzaak met parketnummer 17-132220-12 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1965],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 september 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. A. van der Pol, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2012 te [plaats], gemeente [gemeente], grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een brandend en/of smeulend kussen (van de zitbank uit de woning aan de [adres]) op of tegen, althans in de nabijheid van een konijnenhok heeft gelegd en/of gegooid, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat dat kussen en/of dat konijnenhok geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor de woning aan de [adres], in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (zijn minderjarige zoon)[slachtoffer], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.

Vrijspraak

Op grond van de stukken alsmede het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof ervan uit dat verdachte met een brandende sigaret in slaap is gevallen op de bank. Nadat hij, wakker geworden, gemerkt had dat er door de sigaret een gaatje in het zitkussen van de bank was gebrand en dat het kussen smeulde, heeft hij een aantal keren op het kussen geslagen en het vervolgens achter zijn woning neergegooid. Verdachte heeft zich er niet van vergewist dat het zitkussen niet smeulde toen hij het neergooide, evenmin heeft hij vastgesteld waar hij het kussen heeft neergegooid.
Met de politierechter en de advocaat-generaal kan dit handelen van verdachte als onachtzaam worden beschouwd. Echter, voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht is een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vereist. Het handelen van verdachte kan niet als zodanig worden beschouwd, zodat verdachte van het ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheer, voorzitter,
mr. O. Anjewierden, senior raadsheer, en mr. E. de Witt, raadsheer,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 14 oktober 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.