ECLI:NL:GHARL:2013:7674

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
21-004578-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak na onvoldoende bewijs van opzet tijdens voetbalwedstrijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [slachtoffer] tijdens een voetbalwedstrijd op 18 mei 2010. De tenlastelegging omvatte verschillende varianten van opzet en mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de politie geen uitgebreid onderzoek heeft verricht en dat het dossier voornamelijk bestond uit handgeschreven verklaringen van getuigen, die niet feitelijk waren en veelal speculaties bevatten. Het openbaar ministerie had nagelaten om getuigen te horen en een ambtsedig proces-verbaal op te maken.

Tijdens de zitting op 2 oktober 2013 is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen. De scheidsrechter, die als getuige was gehoord, verklaarde dat hij dacht dat de verdachte de bal wilde raken en niet de speler. Dit leidde het hof tot de conclusie dat er geen overtuiging bestond dat de verdachte met opzet handelde.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is op 16 oktober 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Het hof heeft benadrukt dat de emotionele toestand van de scheidsrechter invloed had op zijn verklaring, wat de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen verder ondermijnt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004578-11
Uitspraak d.d.: 16 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo van 3 november 2011 met parketnummer 08-168580-11 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 oktober 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te [plaats] aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (dubbele onderbeenbreuk, zgn. crurisfractuur), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk tijdens een voetbalwedstrijd tegen het been te schoppen, althans op het been te raken, en/of door een voetbalmanoeuvre, zgn. sliding, onderuit te halen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] tijdens een voetbalwedstrijd tegen het been heeft geschopt, althans het been heeft geraakt, en/of door een voetbalmanoeuvre, zgn. sliding, onderuit heeft gehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), tijdens een voetbalwedstrijd tegen het been heeft geschopt, althans het been heeft geraakt, en/of door een voetbalmanoeuvre, zgn. sliding, onderuit heeft gehaald, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (dubbele onderbeenbreuk, zgn. crurisfractuur), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande dat het niet twijfelt dat aangever door toedoen van verdachte ten val is gekomen en een breuk heeft opgelopen.
Verdachte heeft het tenlastegelegde in die zin ontkend dat hij heeft betoogd dat hij geen opzet heeft gehad op het (pogen) toebrengen van (zwaar lichamelijk) letsel. Verdachte heeft beoogd op de bal te spelen.
Het hof stelt vast dat de politie geen uitgebreid onderzoek heeft verricht in deze zaak. De inhoud van het dossier wordt grotendeels bepaald door handgeschreven verklaringen van aanwezigen op het voetbalveld, welke verklaringen bestemd waren voor de tuchtrechtelijke organen van de KNVB. Al deze verklaringen zijn weinig feitelijk, bevatten speculaties en conclusies en vermelden veelal niet de redenen van wetenschap. Het openbaar ministerie heeft volstaan met het inzenden van dit op deze wijze samengestelde dossier en heeft niet aan de politie opdracht gegeven om de op het voetbalveld aanwezigen als getuige te horen en daarvan een ambtsedig proces-verbaal op te maken. Het hof heeft bovendien, anders dan de rechtbank, betekenis gehecht aan hetgeen de scheidsrechter, [naam], als getuige voor de rechtbank heeft verklaard. Hij geeft daarbij aan dat hij weliswaar op het wedstrijdformulier heeft vermeld dat er sprake was van het op grove wijze onderuit halen, maar dat verdachte naar zijn mening de intentie had om de bal te raken, niet de speler. Hij geeft aan geschrokken te zijn van de ernstige verwonding van het slachtoffer en in emotionele toestand het wedstrijdformulier te hebben ingevuld. Gelet op hetgeen de scheidsrechter vertelt over de invloed van zijn emotie op het bewuste moment, kan, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, niet gezegd worden dat de verklaring op het wedstrijdformulier meer in overeenstemming met de werkelijke toedracht van het feit is omdat deze direct na de wedstrijd is opgemaakt.
Al met al heeft het hof niet door wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde met (voorwaardelijk) opzet heeft begaan.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr H.J. Deuring en mr. R. de Groot, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A.P.M van Weegen, griffier,
en op 16 oktober 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr H.J. Deuring is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.