ECLI:NL:GHARL:2013:7633

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
200.125.791/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van het gezag over een minderjarige na beëindiging van de relatie tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van een minderjarige, geboren uit een verbroken relatie tussen de vader en de moeder. De rechtbank had eerder bepaald dat het gezag over het kind voortaan alleen aan de moeder toekwam. De vader, die het niet eens was met deze beslissing, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen. Hij stelde dat hij altijd betrokken is geweest bij de zorg voor het kind en dat de communicatieproblemen tussen hem en de moeder tijdelijk van aard zijn.

De moeder daarentegen voerde aan dat de vader sinds juli 2012 geen contact meer had gehad met het kind en dat zijn verslavingsproblematiek een belemmering vormde voor een gezamenlijke gezagsuitoefening. De moeder stelde dat de vader niet in staat was om de zorg voor het kind op een verantwoorde manier te delen, en dat het gezamenlijk gezag in strijd zou zijn met de belangen van het kind. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders als het gezamenlijk gezag zou worden voortgezet.

Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind is dat de moeder alleen met het gezag wordt belast. De vader heeft onvoldoende aangetoond dat de situatie zou verbeteren en het hof heeft geen aanleiding gezien om een raadsonderzoek naar de huidige situatie van de vader te laten plaatsvinden. De beslissing van het hof is dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het meer of anders verzochte wordt afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 17 september 2013[datum uitspraak]
Zaaknummer 200.125.791
HET GERECHTSHOF ARNHEM- LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikkingin de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen:
de vader,
advocaat mr. V.G.J. van Veenendaal-Stolk, kantoorhoudende te Almere,
tegen

[geïntimeerde],

wonende op een geheim adres,
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de moeder,
advocaat mr. G.I.H. Schulte, kantoorhoudende te Almere.

Het geding in eerste aanleg

Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 24 januari 2013 (zaaknummer: 203770 / FL RK 12-2136) heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (het hof begrijpt: de rechtbank Midden Nederland), locatie Lelystad, bepaald dat het gezag over de minderjarige [kind], geboren [in 2011], voortaan alleen aan de moeder toekomt.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 23 april 2013, heeft de vader verzocht de beschikking van 24 januari 2013 te vernietigen en opnieuw rechtdoende een beslissing te nemen op grond van het in het appelschrift gestelde. Mr. R.A.I.
van Vliet (kantoorgenoot van mr. Van Veenendaal-Stolk) heeft ter zitting van het hof desgevraagd naar voren gebracht dat ook wordt verzocht om het inleidende verzoek tot wijziging van het gezag alsnog af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 28 mei 2013, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, althans het hoger beroep te verwerpen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een journaalbericht van 5 juni 2013 met bijlage van mr. Van Veenendaal-Stolk.
Ter zitting van 20 augustus 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door mr. Van Vliet, en de moeder, bijgestaan door mr. Schulte.

De beoordeling

De vaststaande feiten

1.
Uit de - in maart 2012 verbroken - affectieve relatie tussen partijen is [kind] geboren. [kind] is door de vader erkend. [kind] heeft haar verblijfplaats sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.
2.
Bij inleidend verzoekschrift van 31 oktober 2012 heeft de moeder de rechtbank verzocht om te bepalen dat zij alleen belast wordt met het ouderlijk gezag over [kind]. De vader heeft zich niet verweerd.
3.
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het hoger beroep van de vader gericht.
Ten aanzien van het gezag
4.
Op grond van artikel 1:253n lid 2 BW juncto artikel 1:251a lid 1 BW kan het bestaande gezamenlijk gezag worden gewijzigd in gezag van een ouder alleen indien (a) er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders bij het (blijven) uitoefenen van gezamenlijk gezag en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of (b) wijziging anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt evenwel niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan een van de ouders moet worden toegekend. Dit kan anders zijn indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders wanneer zij het ouderlijk gezag gezamenlijk gaan uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat aan één van de ouders alleen het ouderlijk gezag over het kind toekomt dan wel blijft toekomen.
7.
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het eenhoofdig gezag over [kind] voortaan alleen aan de moeder toekomt. De vader brengt ter onderbouwing van zijn standpunt het volgende naar voren. Voorafgaand aan de geboorte van [kind] hebben partijen er bewust voor gekozen om [kind] door de vader te laten erkennen en om het gezamenlijk gezag over [kind] uit te oefenen. De vader heeft vanaf de geboorte van [kind] tot aan het verbreken van de relatie tussen partijen een groot aandeel in de dagelijkse zorg voor [kind] gehad en
was nauw bij haar betrokken. Volgens de vader frustreert de moeder sinds de verbreking van de samenwoning ieder contact tussen hem en [kind]. Dit klemt
te meer nu [kind] hiervoor, gelet op haar jonge leeftijd, afhankelijk is van de welwillendheid van de moeder. Dat de communicatie tussen partijen op dit moment, vanwege het verbreken van de relatie, is verstoord en weinig constructief verloopt, dient niet met zich mee te brengen dat de vader het gezag over [kind] moet worden ontnomen. De vader verwacht dat de bestaande communicatie-problemen binnen afzienbare tijd zullen verbeteren omdat deze gerelateerd zijn aan de beëindiging van de relatie. Volgens hem dienen partijen over te gaan tot opstelling en ondertekening van een ouderschapsplan. Hij verwacht dat, wanneer er duidelijkheid komt over de positie van partijen als ouders en partijen weten waaraan zij zich hebben te houden, de communicatie zal verbeteren.
De vader heeft ten tijde van de samenleving nimmer blijk gegeven van misbruik van zijn gezag over [kind] noch heeft hij beslissingen over [kind] gehinderd of de opvoedkundige kwaliteiten van de moeder of haar beslissingen aangaande [kind] ter discussie gesteld. Dat [kind] klem of verloren dreigt te raken tussen partijen is dan ook onjuist, aldus de vader. Naar zijn mening is wijziging van het gezag anderszins evenmin in het belang van [kind]. De vader wil voldoende contact en omgang met [kind], maar ook betrokken worden bij belangrijke aangelegenheden betreffende haar opvoeding en verzorging.
8.
De moeder brengt naar voren dat de vader sinds juli 2012 geen omgang meer heeft gehad met [kind] en dat hij, in ieder geval over de periode van 9 oktober 2012 tot 31 januari 2013, niet bereikbaar was, waardoor het gezag over [kind] reeds daardoor feitelijk niet door partijen samen gedragen kon worden. De moeder is van mening dat de vader totaal geen weet heeft van de behoeften en verzorging van [kind]. Ook tijdens de relatie heeft de vader naar de mening van de moeder nauwelijks de zorg voor [kind] gedragen, omdat zijn cocaïneverslaving daaraan in de weg stond. De moeder is van mening dat van haar niet gevraagd kan worden dat zij contact houdt met de vader. De moeder heeft meerdere aangiften gedaan tegen de vader betreffende mishandeling, bedreiging, vernieling en diefstal.
Ook is het AMK en Steunpunt Huiselijk Geweld bij het gezin betrokken geweest.
Zou de moeder van de vader afhankelijk zijn bij het nemen van beslissingen over [kind], dan verwacht zij dat de vader daar misbruik van zal maken. [kind] zal daarvan de dupe worden, te meer doordat de moeder de dagelijkse zorg voor [kind] draagt en haar draagkracht overschreden dreigt te worden als zij genood-zaakt zou zijn om contact met de vader te hebben. Ieder contact heeft tot nu toe geleid tot verdere escalatie en verslechtering van de verhouding tussen partijen. Communicatie tussen partijen is thans in het geheel niet mogelijk. De moeder heeft er ook geen vertrouwen in dat dat op korte termijn anders zal zijn. In geval van gezamenlijk gezag zal [kind] klem of verloren raken. Gezamenlijk gezag is derhalve in strijd met de belangen van [kind], aldus de moeder.
9.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is mede als gevolg van de verslavingsproblematiek van de vader en het (hierdoor ontstane) gebrek aan vertrouwen van de moeder in de vader. De vader heeft ter zitting van het hof aangegeven verslaafd te zijn geweest aan cocaïne en dat zijn drugsgebruik rond
de geboorte van [kind] in december 2011 ernstig was en de nodige problemen opleverde. De vader heeft zich na de geboorte [kind], in 2012, voor zes dagen laten opnemen in een afkickkliniek in verband met zijn cocaïneverslaving.
De vader geeft zelf aan dat hij in 2012 voor het laatst cocaïne heeft gebruikt,
maar dat hij nog wel af en toe softdrugs gebruikt. Volgens de moeder heeft de vader ook nadat hij terugkwam uit de kliniek, drugs gebruikt en lag het huis
al snel weer vol met lege cocaïnebakjes. Een korte tijd nadat de vader uit de afkickkliniek kwam, is de relatie tussen partijen beëindigd. De vader heeft [kind] sinds juli 2012 ook niet meer gezien en heeft sindsdien geen, althans onvoldoende initiatief genomen om tot een herstel van het contact tussen hem en [kind] te komen. Het door de vader gestelde op dit punt is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De vader stelt zich op het standpunt dat zijn leven thans stabiel is. Gebleken is echter dat de vader geen werk en geen inkomen heeft en softdrugs gebruikt. De vader wordt al langer dan een jaar onderhouden door familie en vrienden. Daar komt bij dat hij de behandeling in de afkickkliniek in 2012 niet heeft afgemaakt, zodat het voor het hof, mede gelet op de verklaring van de moeder, niet vast staat dat hij daadwerkelijk geen cocaïne meer gebruikt. Het hof ziet, gelet op het hiervoor overwogene, geen aanleiding om een raadsonderzoek naar de huidige situatie van de vader te laten plaatsvinden, zoals door partijen verzocht. Het hof acht zich hieromtrent voldoende voorgelicht.
10.
Het hof is op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, evenals de rechtbank, van oordeel dat het in het belang van [kind] is dat de moeder alleen met het gezag over haar is belast. Naar 's hofs oordeel bestaat er een onaanvaardbaar risico dat [kind] bij het in stand laten van het gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken tussen beide ouders.
Het hof verwacht niet dat in deze situatie binnen afzienbare tijd verandering zal komen. Het hof merkt ten slotte nog op dat het aan partijen zelf is om, in het belang van [kind], de communicatie tussen hen beiden te herstellen en een ouderschapsplan op te stellen, al dan niet met behulp van mediation, zoals ter zitting van het hof ook is besproken.
Slotsom
13.
Gelet op het vorenoverwogene zal het hof beslissen als na te melden.

De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, M.P. den Hollander en
D.J. Buijs, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
17 september 2013 in bijzijn van de griffier.