In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2013, gaat het om de beëindiging van partneralimentatie als gevolg van grievend gedrag van de alimentatiegerechtigde, de vrouw. De man, appellant, had in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank te vernietigen, waarin was bepaald dat hij een bijdrage aan de vrouw moest betalen. De rechtbank had vastgesteld dat de man vanaf de ontbinding van het huwelijk tot 1 januari 2013 € 1.747,- en vanaf 1 januari 2013 € 1.931,- per maand aan de vrouw moest betalen.
De man voerde aan dat de lotsverbondenheid tussen hem en de vrouw was verbroken door haar grievende gedrag. Hij stelde dat de vrouw zich zeer kwetsend had uitgelaten over hem en hun kinderen, en dat zij zich in de strijd tussen hen had gedragen op een manier die de alimentatieplicht onredelijk maakte. De vrouw betwistte deze claims en stelde dat de man niet had aangetoond dat zij samenleefde met een nieuwe partner, wat volgens de wet zou kunnen leiden tot beëindiging van de alimentatieplicht.
Het hof oordeelde dat de vrouw de grenzen van toelaatbaar gedrag had overschreden. Het hof vond dat haar grievende uitlatingen, zowel richting de man als naar derden, de lotsverbondenheid hadden aangetast. Het hof concludeerde dat de man in redelijkheid niet kon worden verplicht om alimentatie te betalen, gezien het gedrag van de vrouw. De eerdere beschikking werd vernietigd, en de vrouw werd verplicht om de onverschuldigd betaalde alimentatie aan de man terug te betalen. De beslissing van het hof benadrukt dat grievend gedrag van de alimentatiegerechtigde kan leiden tot beëindiging van de alimentatieplicht.