ECLI:NL:GHARL:2013:7564

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2013
Publicatiedatum
11 oktober 2013
Zaaknummer
107.003.250/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van het aandeel van de vrouw in een stamrechtvoorziening in een door de man beheerde Holding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de afwikkeling van het aandeel van de vrouw in een stamrechtvoorziening die door de man wordt beheerd binnen Geodesics Holding BV. De beschikking is gegeven op 19 september 2013, na een hoger beroep dat volgde op een eerdere beschikking van 25 april 2013. De vrouw heeft verzocht om afstorting van haar deel van de ontslagvergoeding, ter waarde van € 30.296,-, naar een door haar aan te wijzen rekening voor haar pensioenvoorziening. De man heeft hiertegen bezwaar gemaakt, met de argumentatie dat de fiscale gevolgen van deze afstorting onduidelijk zijn en mogelijk nadelig voor hem kunnen uitpakken.

Het hof heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de belangen van beide partijen. Enerzijds de wens van de vrouw om haar pensioenvoorziening veilig te stellen, en anderzijds de bezorgdheid van de man over de fiscale gevolgen van de afstorting. Het hof heeft vastgesteld dat de afstorting in principe kan plaatsvinden zonder dat er loonheffing verschuldigd is, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De vrouw is verplicht om binnen zes maanden na de beschikking een verklaring van de Belastingdienst te overleggen, waaruit blijkt dat Geodesics Holding BV niet gehouden is loonheffing in te houden bij de overdracht van het bedrag aan de door de vrouw aangewezen uitvoerder.

De uiteindelijke beslissing van het hof houdt in dat de man wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 77.976,66 aan de vrouw binnen 30 dagen na de beschikking. Tevens wordt bepaald dat de vrouw haar aandeel in de stamrechtvoorziening moet omzetten naar een stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht bij een toegelaten bank of beheerder, en dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De kosten van het geding in hoger beroep worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 19 september 2013
Zaaknummer 107.003.250
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikkingin de zaak van
De besloten vennootschap Kompas Zuidlaren B.V.,
gevestigd te Zuidlaren,
hierna te noemen:
de bewindvoerster,
als wettelijk vertegenwoordiger van
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen:
de man,
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
advocaat thans mr. S.A. Wortmann,
kantoorhoudende te Groningen,
tegen

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen:
de vrouw,
advocaat mr. P.A.K. van Eck,
kantoorhoudende te Groningen.
De inhoud van de tussenbeschikking van 25 april 2013 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

Na voormelde tussenbeschikking zijn ter griffie van het hof binnengekomen een journaalbericht van 8 mei 2013 ingediend namens mr. Wortmann en een journaalbericht van 31 mei 2013 ingediend namens mr. Wortmann met als bijlage een brief van mr. Elzinga-Snoek, kantoorgenote van mr. Wortmann.

De verdere beoordeling

1.
Bij beschikking van 25 april 2013 heeft het hof de man in de gelegenheid gesteld om te reageren op de brief van de vrouw van 18 maart 2013 waarbij zij kenbaar heeft gemaakt dat zij afstorting wenst van haar deel van de ontslagvergoeding c.q. de lijfrentevoorziening in Geodesics Holding BV, neerkomende op een bedrag van € 30.296,-, op een door haar aan te wijzen rekening ten behoeve van een eigen pensioenvoorziening.
2.
De man heeft in zijn reactie van 31 mei 2013 het hof laten weten dat naar zijn mening verrekening c.q. afstorting, zoals de vrouw dat wenst, achterwege dient te blijven. Hij heeft daarbij opgemerkt dat uit de brief van 18 maart 2013 van de vrouw niet duidelijk wordt hoe zij de fiscale afwikkeling van de afstorting voor ogen heeft. Hij heeft vervolgens aangegeven welke de (nadelige) fiscale gevolgen zullen zijn voor hem en de vrouw in geval van afstorting door Geodesics Holding BV op een bankrekening van de vrouw.
3.
Het hof hebben in zijn beschikking van 20 december 2012 voor wat betreft de verdeling van de waarde van getroffen pensioenvoorziening, kort gezegd, twee mogelijkheden voor ogen gestaan:
- de uitbetaling van een bedrag van € 21.207,- door de man aan de vrouw als overwaarde waarbij de (latente) belastingclaim in mindering is gebracht op de boekwaarde, welk bedrag na uitbetaling direct ter vrije beschikking van de vrouw zou komen, (en waarbij de man de volledige aanspraken op de pensioenvoorziening in Geodesics Holding BV zou verkrijgen/behouden) ofwel
- de afstorting van een bruto bedrag van € 30.296,- vanuit Geodesics Holding BV ten behoeve van een (toekomstige) pensioenvoorziening voor de vrouw waarbij te gelegener tijd telkens belasting verschuldigd is over de uitgekeerde termijnen.
4.
Het hof heeft bij het noemen van de tweede optie enkel afstorting bij een levensverzekeringsmaatschappij voor ogen gehad, in de vorm van de door de man genoemde herverzekering. De vrouw draagt in haar brief van 18 maart 2013 een daarmee vergelijkbare (derde) optie aan door een keuze voor afstorting op een bankrekening waarmee zij, zo verstaat het hof, doelt op (af)storting op een stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht in de zin van artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna wet LB).
5.
Het hof stelt voorop dat bij de beslissing omtrent de wijze van verrekening c.q. afstorting van het aandeel van de vrouw rekening dient te worden gehouden met enerzijds de wens van de vrouw en haar kennelijke belang bij afstorting ten behoeve van haar pensioenvoorziening en anderzijds het belang van de man (en, indirect, van de vrouw) dat deze afstorting geen nadelige fiscale gevolgen voor hem dan wel Geodesics Holding BV zal hebben.
6.
Volgens het bepaalde in artikel 19b, derde lid, wet LB, in samenhang met het zesde lid van dat artikel, leidt vervreemding of omzetting van een stamrecht in het kader van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van de samenleving -naar het hof begrijpt- niet tot belastingheffing. Voor de heffing van loonbelasting wordt er vanuit gegaan dat geen nieuw recht is ontstaan, maar dat de aan de (ex-) echtgenote toegedeelde helft een voortzetting is van het recht zoals dat eerder aan haar echtgenoot is toegekend. Als gevolg hiervan wordt de (ex-) echtgenote na de verdeling van het stamrecht voor de aan haar toegedeelde helft aangemerkt als “de werknemer”.
7.
Het is het hof voorts bekend dat in de modelstamrechtovereenkomst voor een uitgesteld ingaand stamrecht van de Belastingdienst is opgenomen dat voor de gerechtigde werknemer te allen tijde het recht bestaat om de aanspraken ingevolge het stamrecht onder te brengen bij een door deze aan te wijzen verzekeraar tegen overdracht van de waarde in het economisch verkeer van het stamrecht alsmede dat de gerechtigde werknemer te allen tijde het recht heeft om het recht op periodieke uitkeringen rechtstreeks om te zetten naar een bij een toegelaten bank of beheerder aangehouden stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht in de zin van artikel 11a wet LB.
8.
Gezien het vorenstaande acht het hof aannemelijk dat ook de door de vrouw gewenste afstorting op een speciale bankrekening in beginsel kan plaatsvinden zonder loonheffing in te houden en af te dragen, indien bij deze (af)storting aan zekere voorwaarden en eisen wordt voldaan. Het hof zal de vrouw daarom in de gelegenheid stellen om de afstorting op de door haar gewenste wijze te (doen) realiseren en bepalen dat de man hieraan, in persoon en als directeur (en enig aandeelhouder) van Geodesics Holding BV, zijn medewerking zal dienen te verlenen. Bij de omzetting van haar aandeel van € 30.296,- naar een stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht bij een toegelaten bank of beheerder (neerkomende op storting op een spaar- of beleggingsrekening) in de zin van artikel 11a wet LB, dient evenwel gewaarborgd te zijn dat de omzetting niet leidt tot loonheffing, ook niet wat het aandeel van de man betreft, ten laste van de man.
9.
Het hof zal ten aanzien van de ontslagvergoeding/lijfrentevoorziening bepalen dat partijen binnen een termijn van zeven maanden na deze beschikking uitvoering dienen te geven aan de keuze van de vrouw. De vrouw is gehouden ervoor te zorgen dat de omzetting van haar aandeel naar een stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht kan geschieden zonder loonheffing, ook wat het aandeel van de man betreft, en dat wordt voldaan aan de daarvoor gestelde voorwaarden en eisen. Zij zal ten bewijze daarvan binnen een termijn van zes maanden na deze beschikking bij aangetekend schrijven een verklaring van de Belastingdienst aan de man dienen over te leggen waaruit ten minste en afdoende blijkt dat Geodesics Holding BV niet gehouden is loonheffing in te houden en af te dragen bij de overdracht/betaling van genoemd bedrag aan de door de vrouw aangewezen uitvoerder van de stamrechtspaarrekening of het stamrechtbeleggingsrecht en overeenkomstig c.q. op de door haar aangegeven wijze. De man is na ontvangst van het aangetekend schrijven met de hiervoor bedoelde bijlage van de Belastingdienst gehouden ervoor te zorgen dat Geodesics Holding BV binnen een maand het bedrag van € 30.296,- rechtstreeks en zonder enige inhouding overmaakt aan de door de vrouw aangewezen bank of beheerder overeenkomstig c.q. op de door haar aangegeven wijze. De man heeft het als directeur-grootaandeelhouder van Geodesics Holding BV in zijn macht dat deze betaling plaatsvindt.
10.
Hoewel in beginsel terughoudendheid moet worden betracht ten aanzien van eindbeslissingen in het dictum waarbij de instemmende verklaring van een derde, in het onderhavige geval de Belastingdienst, bij de uitvoering is betrokken, ziet het hof in het onderhavige geval geen zwaarwegende bezwaren en onvoldoende aanleiding om de zaak opnieuw aan te houden. De inhoudelijke beslissingen ten aanzien van de geschilpunten tussen partijen zijn in de beschikking van 20 december 2012 gegeven en beide partijen hebben belang bij een eindbeslissing in de onderhavige zaak. Het hof gaat er -anders dan de man in zijn reactie van 31 mei 2013- daarbij vanuit dat de vrouw zich, in het licht van de aangedragen mogelijkheden in voornoemde beschikking, over de fiscale mogelijkheden en onmogelijkheden heeft laten voorlichten alvorens tot de bij brief van 18 maart 2013 aan het hof kenbaar gemaakte keuze te komen. Maar ook wanneer dat niet het geval mocht zijn, zoals de man veronderstelt omdat de brief van 18 maart 2013 geen inzicht geeft in de fiscale gevolgen van de keuze, ziet het hof hierin geen reden voor aanhouding. De voorwaarden en eisen die de belastingdienst stelt aan een zogenaamde geruisloze omzetting zijn vastgelegd en het is, met name in gevallen waarin werkgever en werknemer in overleg komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet ongebruikelijk dat de wijze van uitbetaling van de ontslagvergoeding aan de werknemer wordt gelaten en dat bij een keuze zijnerzijds voor een stamrecht als bedoeld in artikel 11 lid 1 onderdeel g wet LB voor het afzien van loonheffing vooraf instemming van de Belastingdienst wordt gevraagd en verkregen.
11.
Het hof is van oordeel dat met zijn beslissing ter zake het aandeel van de vrouw in de pensioenvoorziening die is getroffen in Geodesics Holding BV de belangen van de man en die van de vrouw voldoende gewaarborgd zijn.
12.
Het hof zal met inachtneming van de eerder in de beschikking van 20 december 2012 gegeven oordelen beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep behoudens voor zover daarbij is bepaald dat de (saldi van de) bankrekeningen die op naam van beide partijen zijn gesteld tot het verrekenplichtig vermogen van partijen behoren;
en opnieuw beslissende:
stelt tussen partijen in het kader van het einde van het huwelijk en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden de navolgende verrekenings- en/of vergoedingsrechten vast van de vrouw tegenover de man
- een bedrag van € 69.869,52 ter zake van de echtelijke woning;
- een bedrag van € 11.610,- ter zake van perceel H 333;
- een bedrag van € 9.075,61 ter zake van de aandelen Geodesics Holding BV;
stelt tussen partijen in het kader van het einde van het huwelijk en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden het navolgende verrekenings- en/of vergoedingsrechten vast van de man tegenover de vrouw:
- een bedrag van € 12.578,48 ter zake van perceel H 555;
veroordeelt ter zake van deze genoemde verrekenings- en/of vergoedingsrechten per saldo de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 77.976,66 en wel binnen een termijn van 30 dagen na afgifte van de onderhavige beschikking;
bepaalt het aandeel van de vrouw in de stamrechtvoorziening in Geodesics Holding BV op een bedrag van € 30.296,-;
bepaalt dat partijen over en weer gehouden zijn om binnen een termijn van zeven maanden na deze beschikking het aandeel van de vrouw om te zetten naar een stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht bij een toegelaten bank of beheerder in de zin van artikel 11a van de Wet op de Loonbelasting 1964, en bepaalt daarbij
- dat de vrouw binnen een termijn van zes maanden na deze beschikking een verklaring van de Belastingdienst aan de man dient over te leggen inhoudende dat Geodesics Holding BV niet gehouden is loonheffing in te houden en af te dragen bij deze omzetting, een en ander zoals nader is omschreven in rechtsoverweging 9 van deze beschikking;
- dat de man binnen een maand na ontvangst van het aangetekend schrijven als bedoeld in rechtsoverweging 9 uitvoering dient te geven aan de omzetting door het doen betalen door Geodesics Holding BV van het bedrag van € 30.296,- aan de door de vrouw aangewezen bank of beheerder, rechtstreeks en zonder enige inhouding en ook verder overeenkomstig c.q. op de door haar aangegeven wijze;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Breemhaar, mr. J.D.S.L. Bosch en mr. G. Jonkman en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 19 september 2013 in bijzijn van de griffier.