In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de waarde van een onroerende zaak is vastgesteld op € 150.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Noordoostpolder had eerder de waarde vastgesteld op € 189.000 voor het kalenderjaar 2011, met als waardepeildatum 1 januari 2010. De belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak, heeft tegen deze vaststelling bezwaar gemaakt, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verlaagd, waarop zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar in hoger beroep zijn gegaan.
Tijdens de zitting op 4 september 2013 in Arnhem is de zaak behandeld. De heffingsambtenaar heeft zijn standpunt onderbouwd met een taxatiematrix van WOZ-taxateur, waaruit blijkt dat de waarde van de onroerende zaak op € 189.000 is getaxeerd. De belanghebbende heeft de door de rechtbank vastgestelde waarde van € 150.000 verdedigd. Het geschil draait om de vraag of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak correct heeft vastgesteld en of de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar erin is geslaagd aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Het hof heeft de vergelijkingsmethode gehanteerd en de waarde van vergelijkingsobjecten in de buurt in overweging genomen. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en het beroep van de belanghebbende is ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft gewonnen in deze procedure, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.