Uitspraak
de rechthebbende,
1.de Gemeente Groningen, p/a de Groningse Kredietbank,
de bewindvoerder / de GKB,
2.[de moeder],
de moeder van de rechthebbende,
3.[de vader],
de vader van de rechthebbende,
4.[de zus],
de zus van de rechthebbende,
5.[de zus],
de zus van de rechthebbende.
met ingang van de datum van de door het hof te wijzen beschikking te beëindigen.
([de zus]). Ter zitting van het hof heeft Kasper een algemene machtiging overgelegd, waaruit blijkt dat zij is gemachtigd om de gemeente Groningen in
de onderhavige zaak te vertegenwoordigen.
De rechthebbende is in 2012 in contact gekomen met de GKB, omdat hij hulp wenste bij de aflossing van zijn schulden. De rechthebbende heeft de GKB verzocht een vrijwillig schuldhulpverleningstraject te starten, zijnde een traject van budgetbeheer. Het is niet zijn intentie geweest dat er een beschermingsbewind zou worden uitgesproken. Doordat de rechthebbende nog moeite heeft met de Nederlandse taal, ondervindt hij bij tijd en wijle communicatieproblemen.
Een door communicatieproblemen ontstaan misverstand tussen de rechthebbende en de GKB heeft er toe geleid dat de rechthebbende een verzoekschrift tot onder-bewindstelling heeft getekend. De rechthebbende stelt dat hem door [maatschappelijk werker] (maatschappelijk werker bij Humanitas, hierna te noemen: [maatschappelijk werker]) is voor-gehouden dat hij onder budgetbeheer zou worden geplaatst. [maatschappelijk werker] heeft volgens de rechthebbende onterecht gesteld dat hij een verstandelijke beperking heeft.
Bij de rechthebbende is nimmer een verstandelijke beperking vastgesteld en er
is geen medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat de rechthebbende een verstandelijke beperking heeft. De grond voor onderbewindstelling is volgens de rechthebbende dan ook niet aanwezig.
De rechthebbende werkt sinds eind 2007 bij de groenvoorziening te Groningen
en behaalt goede resultaten op zijn werk. Uit de verklaring van zijn werkgever volgt dat de rechthebbende zich zelfstandig kan redden. Ook de zus van de rechthebbende heeft aangegeven dat hij zelfstandig kan functioneren in de maatschappij en dat zij (en haar familie) bereid zijn hem te helpen met zijn financiële zaken. Indien in hoger beroep wordt vastgesteld dat de gronden voor de onderbewindstelling niet aanwezig zijn en de rechthebbende voorts aantoont dat hij in staat is - eventueel middels steun en hulp van derden - zijn financiën zelf te beheren, dient volgens vaste jurisprudentie het beschermingsbewind te worden opgeheven.
Uit de sociale verklaring blijkt onder meer dat [maatschappelijk werker] de rechthebbende gedurende langere tijd heeft begeleid en hem heeft leren kennen als een man die door zijn verstandelijke beperking de wereld om hem heen niet begrijpt. De rechthebbende opende volgens [maatschappelijk werker] zijn post niet altijd en als hij dat wel deed, ondernam hij niet de adequate actie die nodig was om bijvoorbeeld zijn rekeningen te betalen waardoor er schulden zijn ontstaan. Uit het Persoonlijk Ontwikkelingsplan blijkt dat de rechthebbende door een combinatie van zijn niveau en zijn geringe kennis van de Nederlandse taal wordt belemmerd met betrekking tot zijn doorgroei-mogelijkheden. De rechthebbende kon ter zitting van het hof geen duidelijkheid verschaffen over de aan de orde gestelde punten, zoals het verloop van het intakegesprek bij de GKB en het ontstaan van zijn schulden. Als oplossing voor het aflossen van zijn schulden bracht de rechthebbende desgevraagd naar voren een nieuwe lening bij de bank te willen afsluiten. De rechthebbende heeft verder nog naar voren gebracht dat hij nog steeds moeite heeft met lezen en schrijven
en dat zijn zus zijn post in het Spaans voor hem vertaald. Dit terwijl de recht-hebbende - naar eigen zeggen - sinds 1997 leert lezen en schrijven en reeds enkele jaren een cursus Nederlands volgt. Het hof ziet in het feit dat de rechthebbende
ter zitting van het hof niet, althans onvoldoende in staat was om de hem gestelde vragen te beantwoorden bevestiging van het beeld dat de rechthebbende beperkt is in zijn geestelijk functioneren. De zienswijze van de rechthebbende ten aanzien van het aflossen van zijn schulden, zoals hiervoor uiteengezet, geeft er geen blijk van dat hij in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De bewindvoerder heeft ter zitting van het hof naar voren gebracht dat
de financiële problemen zullen toenemen wanneer de rechthebbende geen professionele hulp heeft bij het beheren van zijn financiën.
G. Jonkman en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
19 september 2013 in bijzijn van de griffier.