Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het hoger beroep,
verder te noemen: de pleegouders van [kind 1],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een schriftelijke aanwijzing van Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland. De moeder, verzoekster in het hoger beroep, had bezwaar gemaakt tegen de aanwijzing die haar contact met haar kinderen beperkte. De moeder was alleen belast met het gezag over haar kinderen, [kind 1] en [kind 2], die onder toezicht stonden van de stichting. De procedure in eerste aanleg was gestart na een beschikking van de rechtbank Zutphen op 11 september 2012, waarin het verzoek van de moeder om de aanwijzing te laten vervallen was afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de grieven van de moeder, die onder andere aanvoerde dat de aanwijzing niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Het hof heeft vastgesteld dat de stichting de nodige kennis had vergaard over de relevante feiten en belangen bij de voorbereiding van de aanwijzing. De moeder had zelf om de aanwijzing gevraagd om haar de mogelijkheid te bieden de zaak aan de rechter voor te leggen. Het hof oordeelde dat de stichting niet in strijd had gehandeld met de goede procesorde en dat de motivering van de aanwijzing voldoende was, ondanks dat deze niet expliciet in de stappen 2 en 3 van de aanwijzing werd genoemd. De grieven van de moeder faalden, en het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank Zutphen.