ECLI:NL:GHARL:2013:7190

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
26 september 2013
Zaaknummer
21-002884-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële nietigheid van de dagvaarding in een strafzaak betreffende seksuele gedragingen met minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was beschuldigd van het verspreiden en in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken waren. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 28 januari 2013 was gewezen. Tijdens de zitting op 13 september 2013 heeft het hof het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding in eerste aanleg partieel nietig was, omdat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk was omschreven. Het hof oordeelde dat de term 'afbeelding van een seksuele gedraging' op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis heeft en dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeerde dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk was omschreven voor 443 van de 450 tenlastegelegde afbeeldingen, waardoor de dagvaarding in dat opzicht nietig werd verklaard. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden en bepaald dat deze zal worden hervat op een later tijdstip, met de oproeping van de verdachte en een getuige-deskundige.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002884-13
Uitspraak d.d.: 27 september 2013
TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 28 januari 2013 in de strafzaak met parketnummer 16-800208-12 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 september 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg
Het hof heeft kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr E.G.C. Groenendaal, naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 februari tot en 6 maart 2012 te Zeist, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten (in ieder geval) 460 foto('s) en/of een gegevensdrager(s), heeft
verspreid, en/of
aangeboden, en/of
vervaardigd, en/of
verworven, en/of
in bezit gehad, en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking
van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) (telkens) bestonden uit (onder meer)
-het oraal en/of vaginaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of mond/tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;
en/of
-het anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand;
en/of
-het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of mond/tong;
en/of
-het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed en/of opgemaakt is/zijn en/of in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte)houding(en) poseert/poseren die bij bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of uitsnede van de afbeelding(en)en/of sadomasochistische element(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden,(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,[o.a.[afbeeldingen 1, 2, 3],
[4, 5, 6 en 7]]
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.

Geldigheid van de dagvaarding

De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de dagvaarding in eerste aanleg partieel nietig is, omdat -met uitzondering van de zeven met nummer genoemde afbeeldingen- onvoldoende feitelijk is omschreven wat op de afbeeldingen te zien zou zijn, waardoor niet is voldaan aan het vereiste van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
De advocaat-generaal heeft ter zitting aangegeven - kort samengevat - dat geenszins verlangd kan worden dat iedere afbeelding afzonderlijk wordt omschreven en dat de tenlastelegging moet worden bezien in combinatie met het proces-verbaal van politie. Gelet op het politieproces-verbaal in de onderhavige zaak, hetgeen de officier van justitie in eerste aanleg naar voren heeft gebracht en de omstandigheid dat er bij de verdediging geen behoefte bestond tot inzage in het materiaal, is de advocaat-generaal van mening dat het verdachte volstrekt helder is welk verwijt hem wordt gemaakt en dat er geen sprake is van partiële nietigheid van de dagvaarding.
Het hof stelt voorop dat aan de term ‘afbeelding van een seksuele gedraging’ in de zin van artikel 240b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt.
Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in artikel 261, eerste lid, Wetboek van Strafvordering gestelde eis van opgave van het feit. [1] Er bestaat geen grond anders te oordelen in het geval de tenlastelegging betrekking heeft op meer afbeeldingen. [2]
Het vereiste van een feitelijke omschrijving van hetgeen de verdacht wordt verweten heeft onder meer als functie dat hij weet waartegen hij zich heeft te verdedigen, alsmede dat in het rechtsgeding ook voor de rechter voldoende duidelijk is welk verwijt aan de verdachte wordt gemaakt.
In het onderhavige geval heeft de steller van de tenlastelegging ervoor gekozen de seksuele gedragingen die op de 460 (opmerking hof: gelet op het dossier berust dit getal op een rekenfout en moet dit zijn: 450) tenlastegelegde foto’s te zien zouden zijn in een viertal gedachtestreepjes onder te verdelen en per gedachtestreepje een nadere feitelijke omschrijving van de seksuele gedraging weer te geven. Daarbij is echter, met uitzondering van de zeven met nummer aangeduide afbeeldingen onder het vierde gedachtestreepje, niet vermeld op welke pagina’s van het proces-verbaal en/of onder welke nummers deze gedragingen terug te vinden zijn. Daarbij in aanmerking genomen dat het in de onderhavige zaak om een groot aantal foto’s gaat, is zowel voor het hof als voor verdachte niet duidelijk welke afbeeldingen onder welk gedachtestreepjes vallen. Het hof heeft in zijn voorbereiding van de behandeling van de onderhavige zaak zeer veel tijd moeten besteden aan het begrijpen van de tenlastelegging, maar dit is blijven steken in een poging.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de inleidende dagvaarding voor wat betreft 443 tenlastegelegde foto’s (de in de tenlastelegging bedoelde 450 foto’s minus de 7 met nummer aangeduide afbeeldingen) onvoldoende feitelijk is omschreven en derhalve niet voldoet aan de eisen die artikel 261 Wetboek van Strafrecht aan een dagvaarding stelt. Het hof zal daarom de dagvaarding in zoverre nietig verklaren.
Daarbij betrekt het hof voorts dat in het dossier verschillende aantallen foto’s worden genoemd en ook de rechtbank in haar bewezenverklaring een afwijkend aantal noemt van welk aantal zonder nadere uitleg – die ontbreekt – niet te achterhalen is op welke wijze dat tot stand is gekomen/is berekend.

BESLISSING

Het hof:
Hervat het onderzoek.
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg nietig voor wat betreft 443 tenlastegelegde foto’s.
Houdt de behandeling van de zaak aan en bepaalt dat deze zal worden hervat ter terechtzitting van
20 december 2013te
9.00 uur.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen voormeld tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van de verdachte.
Beveelt de oproeping van de getuige-deskundige C. Nieuwenhuizen van het Korps Landelijke Politie Diensten tegen voormeld tijdstip.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr B.J.J. Melssen en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 27 september 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr P.H.A.J. Cremers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 28 september 2004, LJN-nummer AQ3710.
2.HR 20 december 2011, LJN-nummer BS1739.