In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen Achmea Schadeverzekeringen N.V. (hierna: Interpolis) en Rotra Forwarding B.V. (hierna: Rotra) over de verjaring van een vordering en de zorgplicht van de chauffeur bij de aflevering van goederen. De zaak is ontstaan na een incident waarbij de lading van chassis beschadigd raakte. Interpolis, als verzekeraar, stelde dat de verjaringstermijn voor de vordering moest worden bepaald aan de hand van artikel 32 lid 1 CMR, dat betrekking heeft op de aflevering van goederen. Het hof oordeelde dat voor de toepasselijkheid van dit artikel vereist is dat de aflevering feitelijk heeft plaatsgevonden, en dat dit alleen kan gebeuren met instemming van de oorspronkelijk geadresseerde.
Tijdens de procedure werd duidelijk dat Rotra had aangevoerd dat de geadresseerde was gewijzigd, maar Interpolis betwistte dit en stelde dat een dergelijke wijziging alleen kan plaatsvinden met instemming van de oorspronkelijk geadresseerde. Het hof gaf aan dat het van belang is dat alle betrokken partijen op de hoogte zijn van het afleveringsmoment, omdat dit het peilmoment is voor de verjaringstermijn. Het hof besloot dat er een comparitie moest plaatsvinden om meer informatie te verkrijgen over de gang van zaken rondom de aflevering en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.
Het hof merkte op dat de formele vereisten van artikel 12 CMR mogelijk niet waren nageleefd, aangezien er geen wijziging op de vrachtbrief was aangetekend. Daarnaast werd er ook gekeken naar de verantwoordelijkheden met betrekking tot de stuwing van de lading, waarbij het hof aangaf dat de aansprakelijkheid van Rotra als vervoerder ook aan de orde zou komen indien het beroep op verjaring zou falen. De comparitie zou dienen om inlichtingen te verkrijgen en om te onderzoeken of partijen tot een schikking konden komen. Het hof hield iedere beslissing aan en bepaalde dat partijen zich moesten laten vergezellen door iemand die van de zaak op de hoogte was.