Uitspraak
[verdachte]
mr. G. Dam, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. T.H. Bosma,
. Als u zegt dat onze verzoeken zo op elkaar lijken en u mij vraagt of wij geen contact hebben gehad, dan wijst dat erop dat u voornemens bent om te doen wat u in die andere zaken ook hebt gedaan en dat u geen reden ziet om daar verder over na te denken.
artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
Bij gelijkluidende verzoeken zullen er gelijkluidende beslissingen volgen”, lijkt enerzijds met dit uitgangspunt op gespannen voet te staan, maar geeft anderzijds uitdrukking aan wat in zijn algemeenheid – los van de specifieke situatie – in een dergelijk geval verwacht mag worden. Het komt dus aan op de interpretatie van de opmerking.
Het hof zal eerst uw toelichting op de onderzoekswensen moeten horen.” Nadat de raadsvrouw nogmaals kenbaar maakte dat zij probeerde uit te zoeken hoe zij de opmerking van de voorzitter moest duiden, reageerde de jongste raadsheer: “
De voorzitter probeerde duidelijkheid te geven over het feit dat er in zaken van medeverdachten vergelijkbare verzoeken zijn gedaan en dat daar afwijzend op is beslist, zodat u dat kunt meenemen in uw toelichting. Natuurlijk kan het in uw zaak anders liggen, dat zal het hof naderhand moeten beoordelen.”