Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Ten aanzien van de feiten
4.De vordering in eerste aanleg en de aanduiding van de grieven
grief I.
grief II.
grief III.
grief VII.
5.De beoordeling van de grieven
LJN: AZ5585. In die uitspraak heeft ook het hof al gewezen op de bijzondere aard van deze arbeidsovereenkomst, die tevens een zorgovereenkomst is. De kantonrechter heeft naar 's hofs oordeel dan ook terecht geoordeeld dat deze arbeidsovereenkomst niet geheel vergelijkbaar is met een gewone arbeidsovereenkomst. De budgethouder / werkgever verkeert over het algemeen - en ook in dit geval, gelet ook op de (lichte) geestelijke handicap van [geïntimeerde] - niet in de sterkere positie ten opzichte van de werknemer, waarvan in het arbeidsrecht wordt uitgegaan. Voorts vindt de arbeid plaats in de privéomgeving van de werkgever en heeft deze betrekking op persoonlijke zorg - hetgeen bij "gewone" arbeidsovereenkomsten niet het geval is - terwijl verder tussen de zorgverlener en werkgevers vaak voor het aangaan van het contract sprake is van een niet zakelijke relatie, zoals een familierelatie, of - zo als in dit geval - een vriendschapsrelatie. Dit kleurt de arbeidsovereenkomst en kan van invloed zijn op de toewijsbaarheid van de vorderingen. [geïntimeerde] heeft in haar memorie van antwoord een groot aantal uitspraken van rechtbanken en kantonrechters opgesomd waarin zijn in het bijzondere karakter van zorgovereenkomsten hebben meegewogen.
LJNZC0535,
NJ1992/509; HR 24 mei 1996,
LJNZC2082,
NJ1996/685; HR 13 februari 1998,
LJNAD3324,
NJ1998/708; HR 1 februari 2002,
LJNAD6100,
NJ2002/607 en HR 2 november 2012,
LJNBX0348,
JAR2013, 314).
LJNZC0535,
NJ1992/509), mede gelet op artikel 6:23 BW, tweede lid.