Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Ten aanzien van de feiten
4.De beslissing in eerste aanleg en de aanduiding van de grieven
grief IA.
grief IB.
grief II.
grief III. De rechtbank heeft aangenomen dat het geweer niet meer bij [appellante] aanwezig was en op die grond de primaire vordering afgewezen. Wel heeft zij de subsidiaire vordering toegewezen tot een bedrag van € 25.000,- de waarde die [appellante] tijdens de comparitie in eerste aanleg aan het geweer toekende. Deze waarde wordt aangevochten in de
grieven IV en V.
5.De beoordeling van de grieven
LJN: AZ5660).
inleidende dagvaardingstelt [geïntimeerde] dat hij het geweer op enig moment bij [appellante] in bewaring heeft gegeven, dat hij het steeds kon ophalen wanneer hij kleiduiven wilde schieten op de baan van [appellante] of elders wilde jagen, dat hij steeds voor ontvangst moest tekenen als hij het geweer ophaalde om te gaan jagen of op de schietbaan te schieten en dat hij in december 2004 het geweer niet meekreeg omdat [appellante] er niet meer over beschikte.
conclusie van antwoordheeft [appellante] aangevoerd dat [geïntimeerde] in 2004 het wapen bij [appellante] heeft opgehaald en vervolgens het geweer nooit meer bij haar heeft teruggebracht. Van die stelling heeft zij bewijs aangeboden. [appellante] heeft betwist dat [geïntimeerde] altijd een formulier moest tekenen als hij het wapen kwam ophalen; deze niet op de wet gebaseerde regel bestond wel binnen haar bedrijf, maar werd niet nageleefd. Wel gaf [appellante] op het moment dat zij het wapen (weer) in ontvangst nam, een ontvangstbewijs af.
comparitieheeft de directeur [directeur] van [appellante] verklaard: wij boeken het wapen uit als iemand een jachtakte heeft en het wapen wil meenemen. Het geweer is meermalen door [geïntimeerde] opgehaald.
akte na comparitiestelt [appellante]: het wapen is op 6 april 2002 aan [appellante] overgedragen en op 28 mei 2003 is het aan [geïntimeerde] teruggegeven. Daarna is het wapen niet meer teruggebracht. [appellante] voegt daarbij enige computeruitdraaien uit haar administratie.
2003. Dit is ook het enige stuk dat [appellante] heeft overgelegd waaruit blijkt dat het wapen ooit aan [geïntimeerde] is overhandigd.
2004bij [appellante] heeft opgehaald en dat het wapen daarna niet meer is teruggebracht; dit is in overeenstemming met de ter comparitie overgelegde verklaring gedateerd 31 maart 2005, waarop de handtekening van [directeur] (naar het hof aanneemt van [directeur]) staat en waarvan [directeur] ter comparitie heeft verklaard dat die verklaring inhoudelijk van [medewerker 2] en [medewerkster 1] is. Verder heeft [appellante] gesteld dat zij bij elk wapen dat wordt uitgeboekt een verklaring opstelt. Dan zou voor de hand liggen dat [appellante] ook een uitboeking in 2004 kan tonen. Dat de rechtbank gelet op de stellingen van [directeur], [appellante] er kennelijk veronderstellenderwijs van uit is gegaan dat [geïntimeerde] na 28 mei 2003 het geweer weer aan [appellante] heeft afgegeven en [appellante] belast heeft met het bewijs dat zij in 2004 het geweer aan [geïntimeerde] heeft afgegeven, acht het hof juist. Wel is aan de bewijsopdracht ten onrechte toegevoegd dat [geïntimeerde] het vervolgens niet meer heeft teruggebracht, omdat de stellingen van partijen daar geen aanleiding toe gaven. In zoverre is grief II terecht voorgedragen dat de bewijsopdracht beter had kunnen luiden dat er voorshands, behoudens tegenbewijs, van wordt uitgegaan dat het geweer na 28 mei 2003 weer aan door [geïntimeerde] aan [appellante] is afgegeven en dat [appellante] mag bewijzen dat zij het geweer in 2004 weer aan [geïntimeerde] heeft afgegeven.
getuigengehoord.
2003het geweer aan [geïntimeerde] heeft afgegeven, omdat [geïntimeerde] het wapen nodig had voor een jachtpartij in Zuid-Europa. [medewerker 3] verklaarde dat hij altijd 2003 tegen [directeur] had gezegd en niet betrokken is geweest bij het opstellen van de ter comparitie overgelegde verklaring. Volgens [medewerker 3] was [medewerkster 1] ook in de winkel.
2003in de winkel is geweest om het geweer op te halen voor een jacht in Portugal.
conclusie na enquêtenog een nadere verklaring van de getuige [medewerker 3] bijgevoegd van 12 oktober 2009. Daarin verklaart [medewerker 3] nog dat [geïntimeerde] het geweer heeft meegenomen op 30 oktober
2002en weer teruggebracht op 2 maart
2003.