ECLI:NL:GHARL:2013:6861

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
KS 24-000407-12 4-9-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging wegens onzorgvuldig handelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 12 januari 2011, waarbij hij was veroordeeld. De raadsman van de verdachte voerde ter terechtzitting een preliminair verweer aan, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Hij stelde dat het openbaar ministerie onzorgvuldig had gehandeld door relevante informatie niet te overleggen aan de politierechter. Dit betrof onder andere een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 oktober 2010, waarbij het beroepschrift tegen een ongewenstverklaring gegrond was verklaard, en een beschikking van de IND van 23 december 2010, waarbij de ongewenstverklaring was opgeheven.

Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie had moeten zorgen voor een dossier dat deze relevante informatie bevatte en dat het niet vermelden van deze stukken ter terechtzitting van de politierechter een schending van de procesorde vormde. De advocaat-generaal steunde het verweer van de raadsman en concludeerde eveneens dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Het hof concludeerde dat het openbaar ministerie door het ontbreken van deze informatie in het dossier en het niet melden ervan ter terechtzitting, onzorgvuldig had gehandeld, wat leidde tot de beslissing om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in het strafproces, en het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-000407-12
Uitspraak d.d.: 4 september 2013
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 12 januari 2011 in de strafzaak met parketnummer 17-880375-10 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof een preliminair verweer gevoerd, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. De raadsman heeft hiertoe een aantal stukken overgelegd, waaronder de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 20 oktober 2010, waarbij het beroepschrift tegen het (oorspronkelijke) besluit tot ongewenstverklaring d.d. 7 december 2009 gegrond is verklaard, en de beschikking van de IND d.d. 23 december 2010, waarbij de ongewenstverklaring van verdachte is opgeheven. Uit deze stukken volgt – aldus de raadsman – dat de vervolgingsbeslissing als onzorgvuldig aan te merken is, nu de dagvaarding dateert van na de gegrondverklaring van het beroepschrift door de rechtbank ’s-Gravenhage en ten tijde van de behandeling in eerste aanleg tevens de beschikking van de IND tot opheffing van de ongewenstverklaring bekend was.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting verklaard de raadsman in zijn verweer te volgen. De advocaat-generaal komt eveneens tot het standpunt dat het openbaar ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het hof oordeelt hieromtrent als volgt.
De uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, d.d. 20 oktober 2010 en de beschikking van de IND d.d. 23 december 2010 tot opheffing van de ongewenstverklaring zijn stukken die bekend waren voordat de onderhavige zaak op 12 januari 2011 werd behandeld bij de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. Het betreffen twee stukken die uitermate relevant zijn voor de beoordeling van de onderhavige zaak door de politierechter. Het lag op de weg van het openbaar ministerie om deze stukken voor te leggen aan de politierechter dan wel van het bestaan daarvan melding te maken ter terechtzitting van de politierechter. Dat is echter niet geschied.
Voorts merkt het hof op dat het bevreemding wekt dat uit de zeer recente informatie van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), die door de advocaat-generaal aan het dossier is toegevoegd, in het geheel niets blijkt van deze – voor de beoordeling van onderhavige zaak – zeer relevante omstandigheden.
Het hof is van oordeel dat het openbaar ministerie, door aan de politierechter een dossier aan te bieden waarin deze informatie ontbrak en daarvan ook ter terechtzitting van de politierechter geen gewag te maken, dermate onzorgvuldig heeft gehandeld in het licht van een behoorlijke procesorde en het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak, dat hem het vervolgingsrecht moet worden ontzegd. Het hof zal, met vernietiging van het vonnis van de politierechter, het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de strafvervolging .

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van der Ploeg, griffier,
en op 4 september 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O. Anjewierden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.