ECLI:NL:GHARL:2013:6853

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 augustus 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
TBS P13/0221
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van het openbaar ministerie tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland inzake terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 augustus 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 8 mei 2013. De rechtbank had besloten dat de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde niet (voorwaardelijk) zou worden beëindigd. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.T.G. van Wandelen, en de advocaat-generaal, mr. E.J. Julsing-Nijenhuis.

Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing van 8 mei 2013 is voorafgegaan door een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 31 januari 2013, waarin de termijn van de terbeschikkingstelling was verlengd. De officier van justitie had in zijn akte van beroep van 21 mei 2013 niet expliciet aangegeven dat het beroep ook tegen de beslissing van 31 januari 2013 was gericht, maar uit zijn proceshouding ter zitting van 24 april 2013 kon worden afgeleid dat hij dit wel bedoelde.

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de officier van justitie geen belang heeft bij het hoger beroep, omdat hij zich kan verenigen met de beslissing van de rechtbank van 31 januari 2013. Het hof heeft geoordeeld dat de officier van justitie inderdaad geen belang heeft bij het instellen van het hoger beroep, zowel tegen de beslissing van 31 januari 2013 als tegen die van 8 mei 2013. Het hof heeft het openbaar ministerie dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.

De uitspraak is gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter, mr. J.W. Rijkers en mr. P.H.A.J. Cremers als raadsheren, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, D.P. Post.

Uitspraak

TBS P13/0221
Beslissing d.d. 8 augustus 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek] te [plaats].
Het beroep is blijkens de appelakte ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 8 mei 2013 Deze beslissing houdt in dat de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde niet (voorwaardelijk) wordt beëindigd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van het openbaar ministerie van 21 mei 2013;
- de schriftuur hoger beroep van het openbaar ministerie van 30 mei 2013, ingekomen bij het gerechtshof op 4 juni 2013.
- het aanvullend verlengingsadvies van de kliniek van 16 juli 2013 met als bijlagen de wettelijke aantekeningen van 2 mei 2012 tot en met 23 april 2013
Het hof heeft ter zitting van 8 augustus 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr A.T.G. van Wandelen, advocaat te Utrecht, en de
advocaat-generaal mr E.J. Julsing-Nijenhuis.

Overwegingen:

Het hof stelt het volgende vast.
Aan de beslissing van 8 mei 2013 is voorafgegaan een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 31 januari 2013. Deze beslissing houdt in dat de bij onherroepelijk geworden uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 juni 2008 aan de terbeschikkinggestelde opgelegde maatregel van TBS met verpleging in termijn gemaximeerd is, en dat deze termijn wordt verlengd met 1 jaar.
Uit de akte rechtsmiddel van 21 mei 2013 blijkt niet dat het rechtsmiddel tevens tegen de beslissing van 31 januari 2013 is aangewend. Uit de naar aanleiding van de beslissing van 31 januari 2013 door de officier van justitie ter zitting van 24 april 2013 ingenomen proceshouding, zoals weergegeven in het van die zitting opgemaakte proces-verbaal, kan echter worden afgeleid dat de officier van justitie bedoeld heeft het hoger beroep mede betrekking te doen hebben op de beslissing van 31 januari 2013.
De advocaat-generaal heeft ter zitting verklaard dat het beroep ook als zodanig moet worden opgevat.
Het hof zal - gelet op het vorenstaande - het beroep als gericht tegen zowel de beslissing van 31 januari 2013 als tegen die van 8 mei 2013 aanmerken.
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat de officier van justitie bij het ingestelde beroep geen belang heeft, nu deze zich in zijn schriftuur op het standpunt heeft gesteld dat het gerechtshof in hoger beroep de beslissing van de rechtbank van 31 januari 2013 voor zover strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van 1 jaar . dient te bevestigen. Dit betekent dat het beroep van de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het oordeel van het hof
De rechtbank Midden- Nederland heeft op 31 januari 2013 met betrekking tot de duur van de verlenging van de maatregel beslist in afwijking van de vordering van de officier van justitie.
Nu de officier van justitie zich blijkens zijn schriftuur kan verenigen met de door de rechtbank uitgesproken -tot een jaar beperkte- verlenging, komt het hof tot het oordeel dat de officier van justitie geen belang heeft bij het instellen van het hoger beroep tegen deze beslissing, en overigens ook niet voor zover het beroep is ingesteld tegen de beslissing van 8 mei 2013, waarbij overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie is beslist om de verpleging van overheidswege niet (voorwaardelijk) te beëindigen. De omstandigheid dat de officier van justitie met het instellen van het hoger beroep kennelijk beoogt door het hof de juistheid te laten beoordelen van het oordeel van de rechtbank dat de aan de terbeschikkinggestelde opgelegde maatregel gemaximeerd is, maakt dit niet anders.
Het hof zal het openbaar ministerie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het beroep.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het beroep.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr J.W. Rijkers en mr P.H.A.J. Cremers als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van D.P. Post als griffier,
en op 8 augustus 2013 in het openbaar uitgesproken.
mr P.H.A.J. Cremers en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.