In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een executiegeschil dat voortvloeit uit een kort geding. De appellante, een besloten vennootschap, had aandelen in ECI Holding B.V. gekocht van een verkoper. In een eerdere procedure had de voorzieningenrechter bepaald dat de appellante een afschrift van de koopovereenkomst moest verstrekken aan de geintimeerden, die een vordering hadden ingesteld tegen ECI. De geintimeerden vorderden op basis van een mondelinge overeenkomst naar Duits recht en hadden de appellante verzocht om de koopovereenkomst te overleggen. De voorzieningenrechter had geoordeeld dat de appellante de koopovereenkomst, met uitzondering van bedrijfsgevoelige informatie, moest verstrekken. De appellante voldeed hier niet aan, wat leidde tot het verbeuren van dwangsommen.
In hoger beroep heeft de appellante haar eis gewijzigd en vorderde zij dat de geintimeerden het bedrag van € 110.000 terugstorten dat zij op de derdenrekening van de advocaten van de geintimeerden had gestort. Het hof oordeelde dat de appellante niet had voldaan aan de veroordeling van de voorzieningenrechter, omdat zij niet tijdig een leesbaar afschrift van de koopovereenkomst had verstrekt. Het hof bevestigde dat de appellante artikel 7.20 van de koopovereenkomst leesbaar had moeten laten, omdat dit essentieel was voor de geintimeerden om te beoordelen of hun vordering gegrond was.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de gewijzigde eis van de appellante af. Tevens werd de appellante veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, inclusief griffierecht en salaris van de advocaat. De beslissing van het hof benadrukt het belang van transparantie in juridische procedures en de noodzaak om aan gerechtelijke uitspraken te voldoen.