Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
[Geopposeerde 2 in hb],
1.Het geding in hoger beroep
2.Voortgezette motivering van de beslissing in verzet in hoger beroep
LJN: AT4039 nog steeds voor bepalend. Indien in hoger beroep het vonnis in eerste aanleg wordt vernietigd ontstaat op de voet van artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek een vordering tot ongedaanmaking van de verrichte prestatie. Het strookt volgens het genoemde arrest met de eisen van een goede rechtspleging de mogelijkheid aan te nemen dat een zodanige vordering in hoger beroep met het oog op het verkrijgen van een executoriale titel wordt verbonden aan de vordering tot vernietiging van het bestreden vonnis. Indien de wederpartij de gelegenheid heeft gehad om zich over de ongedaanmakingsvordering uit te laten, is ook een in een laat stadium van de appelprocedure ingestelde vordering tot ongedaanmaking niet in strijd met de goede procesorde (en ook niet in strijd met de tweeconclusieregel, die kan worden beschouwd als een uitwerking van wat de goede procesorde in hoger beroep meebrengt). De omstandigheid dat hier de ongedaanmakingsvordering is ingesteld aan het slot van een
verzetprocedure, maakt niet dat de vordering ontoelaatbaar is. De strekking van de bedoelde rechtspraak van de Hoge Raad is klaarblijkelijk dat waar in een procedure tussen partijen de juistheid van een veroordelend vonnis ter toets staat, het doelmatig is om aan een partij de gelegenheid te bieden om in dezelfde procedure een executoriale titel te verkrijgen ter ongedaanmaking van hetgeen zij ter uitvoering van het bedoelde vonnis heeft verricht. In de onderhavige verzetprocedure staat nog steeds de juistheid van het vonnis van de rechtbank Zutphen van 9 september 2009 ter toets, zodat de in bedoeld onderdeel II besloten liggende ongedaanmakingsvordering toelaatbaar is.
executoriaal(niet: conservatoir) beslag. In het verlengde van hetgeen hiervoor naar aanleiding van onderdeel II is overwogen, is ook deze vordering van [geopposeerden] toelaatbaar.
3.Slotsom
Zutphen van 9 september 2009 verrichte betalingen van in totaal € 17.800,— (productie 20 bij de antwoordmemorie van [geopposeerden]), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de diverse deelbetalingen.