ECLI:NL:GHARL:2013:6754

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
200.101.356-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van taxatierapporten en aansprakelijkheid van makelaars

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de vervalsing van taxatierapporten centraal. De appellante, een makelaarskantoor, is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft een geschil tussen de appellante en de geïntimeerde, waarbij de geïntimeerde schadevergoeding eist wegens onrechtmatig handelen van de appellante en haar werknemer, die taxatierapporten zou hebben vervalst. De feiten van de zaak zijn complex en omvatten een echtscheidingsprocedure tussen de geïntimeerde en haar ex-partner, waarbij taxaties van onroerend goed een cruciale rol spelen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellante aansprakelijk was voor de schade die de geïntimeerde had geleden als gevolg van de vermeende vervalsing van de taxatierapporten. Het hof heeft de grieven van de appellante beoordeeld, waarbij zij aanvoert dat er geen sprake is van wanprestatie jegens de ex-partner van de geïntimeerde, en dat de taxaties niet valselijk zijn opgemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen de taxatiewaarden die door verschillende taxateurs zijn vastgesteld, wat de mogelijkheid van vervalsing ondersteunt. Het hof heeft de appellante en haar ex-partner in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden van vervalsing. De zaak is van belang voor de aansprakelijkheid van makelaars en de betrouwbaarheid van taxatierapporten in juridische geschillen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.101.356/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 110211 / HA ZA 09-469)
arrest van de tweede kamer van 27 augustus 2013
in de zaak van
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudend te Leeuwarden,
en
[voegende partij],
wonende te [woonplaats 1],
gevoegde partij aan de zijde van [appellante],
hierna:
[X],
advocaat: mr. R.G. Holtz, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. P.B. Rietberg, kantoorhoudend te Groningen.
De inhoud van het arrest in het voegingsincident d.d. 15 mei 2012 wordt hier overgenomen.

1.Het verdere procesverloop1.1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:

- de memorie van grieven van de zijde van [appellante] (met producties);
- de memorie van de zijde van [X] (met producties);
- de memorie van antwoord van de zijde van [geïntimeerde] (met producties);
- de pleitnotitie van de zijde van [appellante];
- de pleitnotitie van de zijde van [X];
- de pleitnotitie van de zijde van [geïntimeerde].
1.2
Na afloop van het schriftelijk pleidooi heeft het hof arrest bepaald.
1.3
De vordering van [appellante] in hoger beroep luidt:
"te vernietigen het hierboven genoemde vonnis van de Rechtbank Groningen van 12 oktober 2011 en recht doende, wat de eerste rechter zou hebben behoren te doen, alsnog geïntimeerde, eiseres in prima niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in beide instantiën, met veroordeling van geïntimeerde om het ter voldoening aan het vonnis in eerste aanleg betaalde bedrag aan proceskosten aan appellante terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van de dag der betaling tot aan de dag der (terug)betaling, beide veroordelingen te verhogen met de nakosten."
1.4
De vordering van [X] in hoger beroep luidt:
"dat uw Hof het vonnis van de rechtbank Groningen, gewezen op 12 oktober 2011 onder zaaknummer 110211/HA ZA 09-469 (hoofdzaak) alsmede 115132/HA ZA 09-1108 (vrijwaring) vernietigt, en opnieuw rechtdoende:
in de hoofdzaak:
[geïntimeerde] in haar vorderingen in eerste aanleg alsnog niet-ontvankelijk verklaart, althans haar deze vorderingen ontzegt, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van deze procedure, dit laatste uitvoerbaar bij voorraad.
in de vrijwaringszaak:
[appellante] Makelaars in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaart, althans haar deze vorderingen ontzegt, met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, dit laatste uitvoerbaar bij voorraad."

2.Met betrekking tot de ontvankelijkheid van [X]

Het hof zal [X] niet-ontvankelijk verklaren voor zover zijn vordering betrekking heeft op de vrijwaringszaak, aangezien de vrijwaringszaak een zelfstandige procedure is en derhalve geen onderdeel uitmaakt van dit hoger beroep.

3.De feiten

3.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 12 oktober 2011 onder 3 (3.1 tot en met 3.15) een aantal feiten vastgesteld. De oorspronkelijke partijen in de hoofdzaak ([appellante] en [geïntimeerde]) hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze feitenvaststelling. Van de zijde van de gevoegde partij, [X], is daartegen wel bezwaar gemaakt. Het hof zal in dit hoger beroep van de door de rechtbank vastgestelde feiten uitgaan met inachtneming van hetgeen hierna met betrekking tot laatstbedoeld bezwaar zal worden overwogen.
3.2
[X] betwist dat hij begin 2007 op het kantoor van [appellante] te [plaats 1] aan [Q] heeft verzocht de taxatierapporten te vernietigen (zie het bestreden vonnis onder 3.7 en hierna onder 3.3.7). Het hof overweegt dienaangaande dat [X] als gevoegde partij slechts de stellingen en verweren van [appellante] mag ondersteunen en geen zelfstandige verweren en gronden mag aanvoeren voor zover [appellante] die niet reeds zelf had kunnen aanvoeren. Aangezien de onderhavige betwisting slechts het belang van [X] in de vrijwaringszaak tegen [appellante] dient, gaat het hof daaraan thans voorbij.
3.3
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede gelet op hetgeen in hoger beroep verder is komen vast te staan, staat in deze zaak het volgende vast.
3.3.1
[geïntimeerde] en [X] zijn op 24 mei 1995 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd.
3.3.2
In deze huwelijkse voorwaarden is onder meer bepaald dat bij ontbinding van het huwelijk verrekening plaatsvindt alsof er tussen [geïntimeerde] en [X] een algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan.
3.3.3
[X] heeft in juni 2006 een procedure tot echtscheiding aanhangig gemaakt bij de rechtbank Groningen (nummer 87651 FA RK 06-1160).
3.3.4
In de zomer van 2006 heeft [X] aan [appellante] opdracht gegeven tot taxatie van meerdere onroerende zaken (woningen en bedrijfspanden).
3.3.5
Naar aanleiding van de opdracht heeft op het kantoor van [appellante] te [plaats 2] een gesprek plaatsgevonden waarbij [Q] en [R] (makelaars en taxateurs, verbonden aan [appellante] te [plaats 1]), [S] (makelaar en taxateur, verbonden aan [appellante] te [plaats 2]), [T] (vestigingsmanager [appellante] te [plaats 2]) en [X] aanwezig waren. Afgesproken is dat volgens het vaste beleid van [appellante] [Q] en [R] de bedrijfspanden zouden taxeren en [S] de woningen.
3.3.6
Ter uitvoering van de onder 3.3.5 genoemde opdracht zijn door [R] (en [Q]) en [S] taxatierapporten uitgebracht die gedateerd zijn op 12 september 2006.
3.3.7
Begin 2007 heeft [X] op het kantoor van [appellante] te [plaats 1] aan [Q] verzocht de taxatierapporten te vernietigen, aan welk verzoek geen gehoor is gegeven.
3.3.8
Op 23 april 2007 is het huwelijk van [geïntimeerde] en [X] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 3 april 2007 in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.9
Op 20 november 2007 heeft in vervolg op de echtscheidingsbeschikking met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden bij de rechtbank een comparitie plaatsgevonden. Voorafgaand aan de comparitie heeft [geïntimeerde] op 29 augustus 2007 aan de rechtbank (en in afschrift aan [X]) laten weten dat zij zich niet kan verenigen met de door [X] overgelegde taxaties in een zestiental rapporten van [S]. Daarbij heeft zij verwezen naar de bij haar brief overgelegde taxaties van [makelaardij Z] van 19 mei 2004 waarin de waarde van de panden veelal hoger is vastgesteld dan in de taxaties van [S].
3.3.10
Na de comparitie is op 2 juni 2008 tussen [geïntimeerde] en [X] een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij – onder meer – de verrekening/verdeling van de onroerende zaken heeft plaatsgevonden op basis van de waarden zoals aangegeven in de
zestien taxatierapporten van [S].
3.3.11
Op 1 oktober 2008 heeft [geïntimeerde] een aan [X] gerichte brief d.d. 30 september 2008 van [Y], manager juridische zaken & riskmanagement van [appellante] ontvangen, waarin – voor zover hier van belang – staat:
“In […] 2006 heeft u ons opdracht gegeven voor waardering van een aantal panden. Voor het bedrijfsmatige gedeelte hiervan is deze taxatie uitgevoerd door mevrouw[R] van ons kantoor in Groningen.
[…] kwamen wij, bij toeval, in het bezit van een taxatierapport van een tweetal, in uw opdracht getaxeerde bedrijfsruimten, te weten de [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats 2]. Echter, dit rapport is uitgebracht door de heer [S] van ons voormalige kantoor in [plaats 2].
[…] Een controle in onze boeken leert dat we èn geen opdracht tot de taxatie hebben kunnen vinden èn dat er geen remuneratie aan [appellante] is betaald. Voorts ontbreekt in onze administratie het dossier van de door de heer [S] uitgebrachte taxatie, het taxatierapport alsmede de bijbehorende factuur.
Gelet op het bovenstaande en in aanmerking nemende dat de door de heer [S] uitgebrachte waardering aanmerkelijk afwijkt van de door mevrouw [R] vastgestelde waarde distantiëren wij ons van het rapport dat door de heer [S] is opgesteld.”
3.3.12
Op 17 maart 2009 zijn [Q] en [R] door de politie als getuigen verhoord in het kader van het politieonderzoek naar aanleiding van de aangifte door of namens [appellante] van het vervalsen althans het doen vervalsen van taxatierapporten.
3.3.13
Blijkens het hiervan opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 april 2009 heeft [Q] – voor zover hier van belang – als volgt verklaard:
“Ik ben werkzaam als Register makelaar taxateur bij [appellante].
[…]
Wij doen vanuit [plaats 1] de bedrijfstaxaties. Deze worden altijd vanuit het kantoor [plaats 1] gedaan. Woning taxaties worden vanuit de lokale kantoren verricht. Dat is binnen [appellante] zo vastgelegd.
[…]
Medio 2006 ben ik met [R] op het [appellante] kantoor in [plaats 2] geweest voor een portefeuille taxatie van diverse bedrijfspanden en woningen. De opdrachtgever was de heer [X] uit [woonplaats 2] welke eveneens bij die afspraak aanwezig was. Aanwezig waren eveneens: de heer [S] die de woonhuizen zou gaan taxeren en de heer [T] (toenmalig vestigingsleider van [appellante] [plaats 2].).
De afspraak werd die dag gemaakt dat ik samen met [R] de bedrijfs onroerende goederen zou taxeren terwijl de heer [S], werkzaam op het kantoor [plaats 2], het woningdeel voor zijn rekening zou nemen.
[…]
Voordat de definitieve rapporten waren opgemaakt, heeft […] [X] de rapporten bekeken en met ons besproken. Hij ging met de vastgestelde waarden akkoord en de definitieve rapporten werden op 12 september 2006 aan hem ter beschikking gesteld.
[…]
Ik kan mij overigens nog herinneren, dat de heer [X] enige maanden later, mogelijk begin 2007, onverwacht op het kantoor te [plaats 1] kwam. Hij vroeg mij toen of ik de gehele portefeuille taxatierapporten, die wij voor hem hadden getaxeerd, wilde vernietigen, […]
Opgemaakte taxatierapporten blijven in afschrift op het kantoor bewaard gedurende 10 jaren terwijl de digitale versie voor altijd blijft bewaard.
[…]
Na de vakantie van 2008, ergens in augustus, werd ik gebeld door een medewerkster van een notariskantoor uit [woonplaats 2], […]. Zij vroeg of ik een hertaxatie wilde doen van de panden [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats 2]. […]
Deze panden zouden na de echtscheiding eigendom worden van mevrouw [geïntimeerde]. Vanwege deze eigendomsovergang was de kapsalon van mevrouw [geïntimeerde] (gevestigd op [adres 1]) niet meer in verhuurde staat maar in eigen gebruik.
Ik pakte de archiefexemplaren erbij en zei […] dat de aanpassing alleen betrekking had op [adres 1] en niet op [adres 2] zodat slechts een rapport hoefde te worden aangepast. Na wat heen en weer gepraat te hebben vermoedde ik dat de notaris maar 1 taxatierapport had van de nummers[adres 1] en [adres 2], terwijl in ons archief twee (2) verschillende rapporten lagen.
[…]
Door bovenstaande kwam aan het licht dat er een andere versie van ons taxatierapport bestond. Dit laatste taxatierapport is onbekend in de [appellante] administratie [plaats 1].
Mevrouw [R] en ik zijn hierna nog op het kantoor in [plaats 2] geweest […]. Het kantoor in [plaats 2] was inmiddels gesloten en niet meer in gebruik. In het kantoor stond de gehele administratie in verhuisdozen. Wij hebben alle verhuisdozen ingezien, maar bedoeld taxatierapport niet in afschrift aangetroffen. Ook de taxatierapporten van de woningen, welke deel uit maakten van de portefeuille taxatie waren niet in de administratie aanwezig.
[…]
Later werd door [appellante] ICT een back-up tape aangetroffen van 2006 waarop de aangepaste taxatierapporten (zowel woningen als bedrijfsonroerend goed panden) werden aangetroffen.
[…]
Op kantoor hebben wij een lijstje gemaakt waarin we de getaxeerde panden hebben gesplitst in de 1e versie (originele) en de 2e versie ([S]).
In de 1e versie is […] de gezamenlijk waarde […] ruim 5.528.000,--.
In de 2e versie is de gezamenlijke waarde 2.910.000,00.
Een negatief verschil van 2.618.000,--.”
3.3.14
[R] heeft – zo blijkt uit het op 9 april 2009 opgemaakte proces-verbaal – bij de politie onder meer verklaard:
“Ik ben werkzaam als Register makelaar taxateur bij [appellante]. […]
Er wordt bij [appellante] onderscheid gemaakt tussen taxaties van woningen en taxaties van bedrijfs onroerend goed.
Wij voeren alle regionale bedrijfstaxaties uit. Deze worden, conform het [appellante] taxatieprotocol, altijd vanuit het kantoor [plaats 1] gedaan.
Woning taxaties worden vanuit de lokale kantoren verricht.
De heer [F], van Aegon afdeling speciale zaken, heeft namens [appellante] Makelaardij, aangifte gedaan van het plegen van valsheid in geschrifte met betrekking tot taxatierapporten. Meerdere taxatierapporten zouden zijn vervalst of valselijk zijn opgemaakt.
Medio 2006 werd onze afdeling benaderd door de heer [T] (kantoordirecteur van [appellante] [plaats 2]). Deze had de opdracht gekregen een portefeuille te taxeren van verschillende bedrijfspanden en woningen. De opdrachtgever/tevens eigenaar was de heer [X] uit [woonplaats 2].
Conform het [appellante] taxatieprotocol zou ik samen met collega [Q] de bedrijfs onroerende goederen taxeren.
De woningmakelaar verbonden aan het [appellante] kantoor te [plaats 2]; de heer [S], zou het woningdeel voor zijn rekening nemen.
[…]
In augustus 2006 zijn uiteindelijk zoals genoemd alle bedrijfspanden door de heer [Q] en ondergetekende getaxeerd, […]
Na realisatie van de rapporten en berekening van de waardes is een afspraak met de heer [X] […] gemaakt, waarna wij (collega [Q] en ondergetekende) met de heer [X] ten kantore [appellante] de verkregen waarden hebben besproken. De heer [X] ging met de vastgestelde waarden accoord en de rapporten werden op 12 september 2006 aan hem ter beschikking gesteld.
[…]
Opgemaakte taxatierapporten blijven altijd digitaal, en in afschrift 10 jaar op het kantoor bewaard.
In het najaar van vorig jaar vernamen wij dat er vermoedelijk met taxatierapporten was geknoeid. Het bleek dat van een door ons uitgegeven rapport ([adres 1] en [adres 2] te [woonplaats 2]) nog een andere versie gedateerd op dezelfde dag maar voorzien van afwijkende waarde in omloop was.
De betreffende versie was ingediend bij het notariskantoor in [woonplaats 2] en opgemaakt door de heer [S].
Van deze versie was ons niets bekend.
[Q] en ik hebben onderzoek verricht op het kantoor in [plaats 2] […]. Het kantoor in [plaats 2] was gesloten en niet meer in gebruik. In het kantoor stonden verhuisdozen met daarin de gehele administratie van dat kantoor. Wij hebben alle verhuisdozen ingezien, maar bedoeld taxatierapport niet in afschrift aangetroffen. […]
Er waren wel taxatierapporten van andere woningen […].
Op de laptop en de computer van [S] werd niets gevonden. Later is, door de afdeling ict, een back-up aangetroffen.
U toont mij enkele taxatierapporten. Onze eigen versie en de versie “[S]”. Ik geef aan wat mij opvalt.
[…]
6. “versie [S]” taxatierapporten wijken qua opmaak en lay-out sterk af van het/de originele taxatierapport(en). De eerst genoemde versie is opgemaakt in een standaard NVM taxatiemodel bedoeld voor woonhuizen. De originele versie is opgemaakt in een door [appellante] taxaties ontwikkeld taxatierapport speciaal bedoeld voor bedrijfsonroerend goed.
[…] een lijstje gemaakt waarin de getaxeerde panden zijn gesplitst in de 1e versie (originele) en de 2e versie (valse/valselijk opgemaakt). Daarin is duidelijk het verschil in waarden te zien.
In de 1e versie is er een gezamenlijke waarde van ruim 5.528.000,-- euro.
In de 2e versie is de gezamenlijke waarde 2.910.000,-- euro.
Een negatief verschil van 2.618.000 euro […]”
3.3.15
Bij tussenvonnis d.d. 1 juli 2010 heeft de rechtbank – op vordering van [geïntimeerde] – [appellante] bevolen bij akte de afschriften van de taxatierapporten die in opdracht van [X] op 12 september 2006 zijn opgemaakt door mevrouw [R] en/of de heer [Q] te overleggen, alsmede [geïntimeerde] bevolen bij akte de afschriften van de door de heer [S] opgemaakte taxatierapporten en een afschrift van het door de heer [D] opgemaakte taxatierapport te overleggen.
Uit deze bij akte d.d. 14 juli 2010 door zowel [geïntimeerde] als [appellante] overgelegde taxatierapporten, die alle zijn gedateerd 12 september 2006, blijkt het volgende:
Onroerende zaak
Taxatierapport door
[R] of [Q]
Taxatierapport door [S]
Verschil
[adres 3]
- waarde, vrij van huur =
EUR 50.000,00
- waarde, vrij van huur =
EUR 45.000,00
EUR 5.000,00
[adres 4]
- waarde =
EUR 167.000,00
- waarde =
EUR 113.000,00
EUR 54.000,00
[adres 5]
- waarde =
EUR 239.000,00
- waarde =
EUR 117.000,00
EUR 122.000,00
[adres 6]
- waarde =
EUR 181.000,00
- waarde =
EUR 195.000,00
EUR 20.000,00
[adres 7]
- waarde, vrij van huur =
EUR 34.000,00
[adres 8]
- waarde =
EUR 138.000,00
- waarde =
EUR 119.000,00
EUR 19.000,00
[adres 9]
- waarde =
EUR 34.000,00
X
[adres 1]
- waarde =
EUR 277.000,00
- waarde =
EUR 309.000,00
EUR 247.000,00
[adres 2]
- waarde =
EUR 279.000,00
[adres 10]
- waarde =
EUR 148.000,00
- waarde =
EUR 262.000,00
(incl. [adres 17])
[adres 11]
- waarde vrij van huur =
EUR 189.000,00 (in
beschadigde staat)
- waarde, vrij van huur =
EUR 60.000,00 (in
beschadigde staat)
EUR 129.000,00
[adres 12]
- waarde, vrij van huur =
EUR 142.000,00
- waarde, vrij van huur =
EUR 106.000,00
EUR 36.000,00
[adres 13]
- waarde =
EUR 475.000,00
- waarde =
EUR 585.000,00
EUR 708.000,00
[adres 14]
- waarde =
EUR 818.000,00
[adres 15]
- waarde =
EUR 552.000,00
- waarde =
EUR 349.000,00
EUR 203.000,00
[adres 16]
- waarde, vrij van huur =
EUR 200.000,00
- waarde, vrij van huur =
EUR 365.000,00
(inclusief 8A)
3.3.16
Bij brief van 27 juli 2012 heeft het Openbare Ministerie een kennisgeving niet verdere vervolging aan [X] verzonden.

4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg

4.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg in de hoofdzaak – na vermeerdering van eis – gevorderd:
1) [appellante] te veroordelen om afschriften te verstrekken van:
  • de door [R] op 12 september 2006 opgemaakte taxatierapporten zoals omschreven in de dagvaarding;
  • de aangifte(n) van 5 januari 2009 van valsheid in geschrift die door of namens [appellante] tegen [X] of [S] is/zijn gedaan;
  • de lijst met een overzicht van de taxatierapporten en het verslag van bevindingen, die aan de politie zijn overgelegd;
  • de door [S] opgemaakte taxatierapporten van de woningen, zoals omschreven in de conclusie van repliek, tevens vermeerdering van eis;
en als komt vast te staan dat [geïntimeerde] door onrechtmatig handelen van één van de werknemers van [appellante] schade heeft geleden;
2) [appellante] te veroordelen tot betaling van alle door [geïntimeerde] geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, daaronder begrepen de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 2 juni 2008 tot de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [appellante] in de kosten van deze procedure.
4.2
De rechtbank heeft in de hoofdzaak, voor zover thans van belang, [appellante] veroordeeld tot betaling van alle door [geïntimeerde] geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

5.De beoordeling van de grieven

5.1
De grieven van [appellante] leggen de volgende verweren tegen de schadevordering van [geïntimeerde] ter beoordeling aan het hof voor:
- eerst moet vaststaan of [appellante] in de relatie tot [X] wanprestatie heeft gepleegd alvorens sprake kan zijn van onrechtmatig handelen jegens [geïntimeerde] als derde (grief 1); dit verweer is als volgt uitgewerkt:
1) er is geen sprake van wanprestatie jegens [X] en derhalve geen sprake van onrechtmatig handelen jegens [geïntimeerde] als derde;
2) zelfs indien sprake zou zijn van wanprestatie jegens [X] is dit niet voldoende om aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad jegens [geïntimeerde] aan te nemen;
- [S] heeft de taxaties niet valselijk opgemaakt en heeft derhalve niet onrechtmatig gehandeld; de bewijslast ter zake rust op [geïntimeerde] (grief 2); deze grief wordt ondersteund door [X] in zijn memorie onder 2.2 e.v.;
- [appellante] is niet op grond van artikel 6:170 lid 1 BW aansprakelijk voor het handelen van [S]; dit verweer is als volgt uitgesplitst:
1) het handelen van [S] is niet onrechtmatig (grief 3 in verband met grief 2);
2) [S] heeft niet tijdens dienstverband gehandeld (grief 4);
- [geïntimeerde] heeft niet aangetoond dat zij als gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van [S] schade heeft geleden; causaal verband tussen dit handelen en het sluiten van de (voor [geïntimeerde] nadelige) vaststellingsovereenkomst ontbreekt (grief 5); deze grief wordt ondersteund door [X] in zijn memorie onder 3.7 en 4.4 ten aanzien van de panden aan de [adres 1]/[adres 2].
5.2
Bij memorie van antwoord voert [geïntimeerde] de volgende (deels) nieuwe feiten aan:
- er bestaan ook verschillende taxatierapporten van de woningen die door [S] zijn getaxeerd; de door [appellante] op de server achterhaalde rapporten wijken in extreme mate af van de door [X] tijdens de echtscheidingsprocedure in het geding gebrachte taxatierapporten van [S] (zie memorie van antwoord inzake [appellante] met betrekking tot grief II; memorie van antwoord inzake [X] met betrekking tot grief I);
- er zijn ook nog taxatierapporten opgemaakt met betrekking tot de bovenwoningen aan de [adres 17] en [adres 6]; in totaal waren er vijfentwintig te taxeren eenheden, terwijl [X] maar zestien eenheden heeft besproken en derhalve negen eenheden onbesproken heeft gelaten;
- ongerijmdheden ten aanzien van de data van de opdracht, de opvraag van de kadastrale informatie, de opname en de factuur, het ontbreken van de paraaf van [S] op de foto's, etc. duiden op vervalsing.
5.3
Het hof constateert dat [appellante] en [X] geen eensluidende verklaring geven voor het feit dat [S] - naast de woningen - ook de bedrijfspanden heeft getaxeerd. De stelling van [X] dat de taxaties twee doeleinden dienden, te weten de boedelscheiding en herfinanciering door de bank, vormt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, een ontoereikende onderbouwing voor de taxatie van de bedrijfspanden door [S]. Zo de opdracht van [X] aan [appellante] al tweeledig zou zijn geweest, hetgeen overigens door [appellante] wordt betwist (volgens [appellante] was het doel van de taxatie haar onbekend en is [S] uitgegaan van herfinanciering), verklaart dit immers op zich niet waarom [S] - in afwijking van de tijdens de onder 3.3.5 genoemde bespreking gemaakte afspraken - de bedrijfspanden heeft getaxeerd. [appellante] stelt dat, mede gelet op de afzonderlijke facturering, sprake is geweest van een afzonderlijke opdracht van [X] aan [S] tot taxatie van de bedrijfspanden met het oog op de boedelscheiding, waarmee het hoofdkantoor te Groningen niet bekend was.
5.4
Het hof zal eerst ingaan op het meest verstrekkende verweer van [appellante] dat [S] de taxaties niet valselijk heeft opgemaakt en derhalve niet onrechtmatig heeft gehandeld.
Het hof neemt daartoe de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
- de opdracht is door [X] verstrekt aan [appellante] te [plaats 2] ([S]);
- conform het beleid bij [appellante] zijn de bedrijfspanden door [Q] en [R] getaxeerd en de woningen door [S];
- [X] is akkoord gegaan met de taxatierapporten van [Q] en [R];
- [S] heeft de bedrijfspanden ook getaxeerd; de opmaakdatum van deze rapporten is dezelfde als die van de taxatierapporten van Akkerrnan en [R], te weten 12 september 2006, terwijl ook de opdracht- en opnamedata niet of nauwelijks van elkaar verschillen;
- tussen de taxatiewaarden die vastgesteld zijn door [Q] en [R] (in totaal ruim € 5.528.000,-) en de door [S] vastgestelde taxatiewaarden (in totaal € 2.910.000,-), zit een verschil van in totaal ruim € 2.618.000,-;
- [S] maakt in zijn rapporten geen melding van de taxaties van dezelfde panden door [Q] en [R], laat staan dat hij de aanzienlijke verschillen in waarden verklaart/verantwoordt;
- [Q] heeft verklaard dat [X] begin 2007 op het kantoor van [appellante] te Groningen aan hem heeft verzocht de taxatierapporten van [Q] en [R] te vernietigen;
- [geïntimeerde] heeft in het kader van de echtscheidingsprocedure zestien, door [S] ondertekende taxatierapporten van [X] ontvangen; de taxatierapporten van [Q] en [R] heeft [X] niet aan [geïntimeerde] afgegeven, wel aan de bank;
- naar aanleiding van het verzoek van de notaris aan [appellante] tot aanpassing van het taxatierapport met betrekking tot de panden [adres 1]/[adres 2], hetgeen [appellante] heeft geweigerd vanwege het gevaar van belangenverstrengeling tussen [X] en [geïntimeerde], heeft [appellante] ontdekt dat er verschillende taxatierapporten met betrekking tot deze panden bestonden;
- in het kader van de overdracht van de panden [adres 1]/[adres 2] die aan [geïntimeerde] waren toegescheiden heeft [geïntimeerde] - na de weigering van [appellante] - een derde makelaar/erkend taxateur, de heer [D], ingeschakeld; deze heeft de rapporten van [S] overgenomen met uitzondering van het gedeelte dat betrekking heeft op het huuraandeel van [geïntimeerde];
- van de door [S] opgemaakte taxatierapporten zijn geen hardcopies (papieren exemplaren) aangetroffen op het kantoor te [plaats 2]; wèl zijn op de server van [appellante] verwijderde exemplaren van rapporten van een aantal woningen aangetroffen; niet bekend is of deze verwijderde rapporten ook werkelijk aan [X] zijn afgegeven.
5.5
Het hof acht, gelet op de hiervoor onder 5.4 weergegeven omstandigheden, voorshands bewezen dat [S] op verzoek van [X] de taxatierapporten van [Q] en [R] heeft vervalst en de bedrijfspanden opzettelijk op veel lagere waarden heeft getaxeerd. Het hof sluit hierbij aan bij hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 5.9 van het bestreden vonnis heeft overwogen. Hetgeen [appellante] en [X] aanvoeren ter weerlegging van de - voorshands bewezen - vervalsing, namelijk dat de taxaties door [S] "naar eer en geweten" en conform de marktwaarden zijn geschied, hetgeen zij per pand onderbouwen, is naar het oordeel van het hof in het licht van de onder 5.4 genoemde omstandigheden ontoereikend om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen. Het hof kent hierbij gewicht toe aan het feit dat [S] als werknemer van [appellante] in zijn taxatierapporten geen melding maakt van de taxaties door - eveneens - [appellante] (het hoofdkantoor te [plaats 1]) van dezelfde bedrijfspanden noch in zijn rapporten verklaart/verantwoordt waarom hij op aanzienlijk lagere waarden uitkomt dan zijn collega's te [plaats 1]. Het hof zal [appellante] en [X] echter in de gelegenheid stellen tot het leveren van tegenbewijs.
5.6
Voor het geval [appellante] en [X] niet mochten slagen in het leveren van vorenbedoeld tegenbewijs overweegt het hof thans reeds als volgt.
5.7
De voorshands veronderstelde vervalsing door [S] van de opgemaakte taxatierapporten levert een onrechtmatige daad van [S] jegens [geïntimeerde] op. Krachtens artikel 6:170 lid 1 BW is [appellante] in haar hoedanigheid van werkgever aansprakelijk voor het onrechtmatig handelen van [S]. Het hof verwerpt het verweer van [appellante] dat [S] de fout niet heeft begaan tijdens zijn dienstverband bij [appellante], nu zij in het licht van alle omstandigheden van het geval niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd dat [S] ten tijde van het opstellen van de bewuste taxatierapporten niet bij haar in dienst was.
5.8
Met betrekking tot het verweer van [appellante] dat geen causaal verband bestaat tussen de fout van [S] en de door [geïntimeerde] gestelde schade overweegt het hof als volgt.
Alhoewel [geïntimeerde] een eigen verantwoordelijkheid had bij het akkoord gaan met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, mocht zij daarbij uitgaan van de betrouwbaarheid van de door [appellante] verrichte taxaties, hetgeen zij volgens haar eigen stelling - op instigatie van de zittingsrechter - ook heeft gedaan. De omstandigheid dat [D] deze taxatiewaarden op haar verzoek (deels) heeft "overgenomen", vloeit voort uit hetzelfde vertrouwen. Aldus heeft de fout van [S] geleid tot schade voor [geïntimeerde], voor zover zij door deze taxaties is benadeeld bij de verdeling. In hoeverre sprake is van 'eigen schuld' aan de zijde van [geïntimeerde] als bedoeld in artikel 6:101 BW, kan in een eventuele schadestaatprocedure aan de orde komen.
5.9
Met betrekking tot de stelling van [appellante] dat [geïntimeerde] geen schade heeft geleden als gevolg van de fout van [S], overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor verwijzing naar de schadestaatprocedure voldoende is dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is geworden.
De stelling van [appellante] dat alleen de aan [geïntimeerde] en [X] in mede-eigendom toebehorende woning aan de [adres 18] te [woonplaats 2], de opstallen aan de [adres 1] tot en met 66c (alle toebedeeld aan [geïntimeerde]) en de aan [X] toebedeelde panden gelegen aan de [adres 16] en 8a te Groningen, in de verdeling zijn betrokken, is feitelijk onjuist. Uit artikel 3.6 van de vaststellingsovereenkomst blijkt dat ook het aan [X] in privé-eigendom toebehorende perceel grond te [woonplaats 2], [kadastraal bekend] met daarop de beide gagargeboxen in de verdeling is betrokken. Bovendien blijkt uit artikel 3.2 in samenhang met artikel 3.7 van de vaststellingsovereenkomst dat de waarden van alle getaxeerde panden in de verdeling zijn verdisconteeerd. De omstandigheid dat [geïntimeerde] volgens [appellante] door de de toedeling van de panden [adres 1] tot en met [adres 2] voor een waarde van € 487.000,- (artikel 3.5 van de vaststellingsovereenkomst) juist is bevoordeeld, nu uitgaande van de oorspronkelijke taxaties van [appellante] [plaats 1] en [appellante] [plaats 2] de gezamenlijke waarde van deze vier panden € 926.000,- bedroeg (zie de pleitnotitie pagina 3 sub 2.4 en pagina 8-9 sub 3.6), brengt op zich niet mee dat [geïntimeerde] per saldo niet is benadeeld bij de verdeling.
Gelet op de aanzienlijke verschillen tussen de taxatiewaarden die vastgesteld zijn door [Q] en [R] (in totaal ruim € 5.528.000,-) en de door [S] vastgestelde taxatiewaarden (in totaal € 2.910.00,-), derhalve in totaal een verschil van ruim € 2.618.000,-, is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk geworden dat [geïntimeerde] mogelijk schade heeft geleden als gevolg van de fout van [S].
5.1
Met betrekking tot de (nieuwe) stelling van [geïntimeerde] dat [S] ook zijn oorspronkelijke taxaties van de woningen naar beneden heeft bijgesteld overweegt het hof als volgt.
[appellante] verweert zich - ondersteund door [X] - met de stelling dat de 'server rapporten' niet zijn afgegeven aan [X] en dat deze rapporten derhalve geen enkele rol hebben gespeeld bij de boedelscheiding. Voorts stelt zij dat dit enkele feit nog niet meebrengt dat de aan [X] afgegeven rapporten vervalst zijn.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] deze stelling, mede in het licht van genoemde verweren, onvoldoende heeft onderbouwd met feiten of omstandigheden, zodat het hof hieraan voorbijgaat.
5.11
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

laat [appellante] en [X] toe tegenbewijs te leveren tegen het onder 5.5 geformuleerde bewijsvermoeden dat [S] op verzoek van [X] de taxatierapporten van [Q] en [R] heeft vervalst en de bedrijfspanden opzettelijk op veel lagere waarden heeft getaxeerd;
bepaalt dat, indien [appellante] en [X] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wensen te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof
mr. M.W. Zandbergen, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat [appellante] en [X] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
allepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum van dinsdag 10 september 2013, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellante] en [X] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
verstaat dat de advocaat van [appellante] uiterlijk
twee wekenvoor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [geïntimeerde] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk
één weekvoor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. G. van Rijssen en mr. B.J.H. Hofstee en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 augustus 2013.