Uitspraak
[appellante],
[X],
[geïntimeerde],
1.Het verdere procesverloop1.1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
"dat uw Hof het vonnis van de rechtbank Groningen, gewezen op 12 oktober 2011 onder zaaknummer 110211/HA ZA 09-469 (hoofdzaak) alsmede 115132/HA ZA 09-1108 (vrijwaring) vernietigt, en opnieuw rechtdoende:
2.Met betrekking tot de ontvankelijkheid van [X]
3.De feiten
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
- de door [R] op 12 september 2006 opgemaakte taxatierapporten zoals omschreven in de dagvaarding;
- de aangifte(n) van 5 januari 2009 van valsheid in geschrift die door of namens [appellante] tegen [X] of [S] is/zijn gedaan;
- de lijst met een overzicht van de taxatierapporten en het verslag van bevindingen, die aan de politie zijn overgelegd;
- de door [S] opgemaakte taxatierapporten van de woningen, zoals omschreven in de conclusie van repliek, tevens vermeerdering van eis;
5.De beoordeling van de grieven
- eerst moet vaststaan of [appellante] in de relatie tot [X] wanprestatie heeft gepleegd alvorens sprake kan zijn van onrechtmatig handelen jegens [geïntimeerde] als derde (grief 1); dit verweer is als volgt uitgewerkt:
1) er is geen sprake van wanprestatie jegens [X] en derhalve geen sprake van onrechtmatig handelen jegens [geïntimeerde] als derde;
2) zelfs indien sprake zou zijn van wanprestatie jegens [X] is dit niet voldoende om aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad jegens [geïntimeerde] aan te nemen;
- [S] heeft de taxaties niet valselijk opgemaakt en heeft derhalve niet onrechtmatig gehandeld; de bewijslast ter zake rust op [geïntimeerde] (grief 2); deze grief wordt ondersteund door [X] in zijn memorie onder 2.2 e.v.;
- [appellante] is niet op grond van artikel 6:170 lid 1 BW aansprakelijk voor het handelen van [S]; dit verweer is als volgt uitgesplitst:
1) het handelen van [S] is niet onrechtmatig (grief 3 in verband met grief 2);
2) [S] heeft niet tijdens dienstverband gehandeld (grief 4);
- [geïntimeerde] heeft niet aangetoond dat zij als gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van [S] schade heeft geleden; causaal verband tussen dit handelen en het sluiten van de (voor [geïntimeerde] nadelige) vaststellingsovereenkomst ontbreekt (grief 5); deze grief wordt ondersteund door [X] in zijn memorie onder 3.7 en 4.4 ten aanzien van de panden aan de [adres 1]/[adres 2].
- er bestaan ook verschillende taxatierapporten van de woningen die door [S] zijn getaxeerd; de door [appellante] op de server achterhaalde rapporten wijken in extreme mate af van de door [X] tijdens de echtscheidingsprocedure in het geding gebrachte taxatierapporten van [S] (zie memorie van antwoord inzake [appellante] met betrekking tot grief II; memorie van antwoord inzake [X] met betrekking tot grief I);
- er zijn ook nog taxatierapporten opgemaakt met betrekking tot de bovenwoningen aan de [adres 17] en [adres 6]; in totaal waren er vijfentwintig te taxeren eenheden, terwijl [X] maar zestien eenheden heeft besproken en derhalve negen eenheden onbesproken heeft gelaten;
- ongerijmdheden ten aanzien van de data van de opdracht, de opvraag van de kadastrale informatie, de opname en de factuur, het ontbreken van de paraaf van [S] op de foto's, etc. duiden op vervalsing.
Het hof neemt daartoe de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
- de opdracht is door [X] verstrekt aan [appellante] te [plaats 2] ([S]);
- conform het beleid bij [appellante] zijn de bedrijfspanden door [Q] en [R] getaxeerd en de woningen door [S];
- [X] is akkoord gegaan met de taxatierapporten van [Q] en [R];
- [S] heeft de bedrijfspanden ook getaxeerd; de opmaakdatum van deze rapporten is dezelfde als die van de taxatierapporten van Akkerrnan en [R], te weten 12 september 2006, terwijl ook de opdracht- en opnamedata niet of nauwelijks van elkaar verschillen;
- tussen de taxatiewaarden die vastgesteld zijn door [Q] en [R] (in totaal ruim € 5.528.000,-) en de door [S] vastgestelde taxatiewaarden (in totaal € 2.910.000,-), zit een verschil van in totaal ruim € 2.618.000,-;
- [S] maakt in zijn rapporten geen melding van de taxaties van dezelfde panden door [Q] en [R], laat staan dat hij de aanzienlijke verschillen in waarden verklaart/verantwoordt;
- [Q] heeft verklaard dat [X] begin 2007 op het kantoor van [appellante] te Groningen aan hem heeft verzocht de taxatierapporten van [Q] en [R] te vernietigen;
- [geïntimeerde] heeft in het kader van de echtscheidingsprocedure zestien, door [S] ondertekende taxatierapporten van [X] ontvangen; de taxatierapporten van [Q] en [R] heeft [X] niet aan [geïntimeerde] afgegeven, wel aan de bank;
- naar aanleiding van het verzoek van de notaris aan [appellante] tot aanpassing van het taxatierapport met betrekking tot de panden [adres 1]/[adres 2], hetgeen [appellante] heeft geweigerd vanwege het gevaar van belangenverstrengeling tussen [X] en [geïntimeerde], heeft [appellante] ontdekt dat er verschillende taxatierapporten met betrekking tot deze panden bestonden;
- in het kader van de overdracht van de panden [adres 1]/[adres 2] die aan [geïntimeerde] waren toegescheiden heeft [geïntimeerde] - na de weigering van [appellante] - een derde makelaar/erkend taxateur, de heer [D], ingeschakeld; deze heeft de rapporten van [S] overgenomen met uitzondering van het gedeelte dat betrekking heeft op het huuraandeel van [geïntimeerde];
- van de door [S] opgemaakte taxatierapporten zijn geen hardcopies (papieren exemplaren) aangetroffen op het kantoor te [plaats 2]; wèl zijn op de server van [appellante] verwijderde exemplaren van rapporten van een aantal woningen aangetroffen; niet bekend is of deze verwijderde rapporten ook werkelijk aan [X] zijn afgegeven.
Alhoewel [geïntimeerde] een eigen verantwoordelijkheid had bij het akkoord gaan met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, mocht zij daarbij uitgaan van de betrouwbaarheid van de door [appellante] verrichte taxaties, hetgeen zij volgens haar eigen stelling - op instigatie van de zittingsrechter - ook heeft gedaan. De omstandigheid dat [D] deze taxatiewaarden op haar verzoek (deels) heeft "overgenomen", vloeit voort uit hetzelfde vertrouwen. Aldus heeft de fout van [S] geleid tot schade voor [geïntimeerde], voor zover zij door deze taxaties is benadeeld bij de verdeling. In hoeverre sprake is van 'eigen schuld' aan de zijde van [geïntimeerde] als bedoeld in artikel 6:101 BW, kan in een eventuele schadestaatprocedure aan de orde komen.
Het hof stelt voorop dat voor verwijzing naar de schadestaatprocedure voldoende is dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is geworden.
De stelling van [appellante] dat alleen de aan [geïntimeerde] en [X] in mede-eigendom toebehorende woning aan de [adres 18] te [woonplaats 2], de opstallen aan de [adres 1] tot en met 66c (alle toebedeeld aan [geïntimeerde]) en de aan [X] toebedeelde panden gelegen aan de [adres 16] en 8a te Groningen, in de verdeling zijn betrokken, is feitelijk onjuist. Uit artikel 3.6 van de vaststellingsovereenkomst blijkt dat ook het aan [X] in privé-eigendom toebehorende perceel grond te [woonplaats 2], [kadastraal bekend] met daarop de beide gagargeboxen in de verdeling is betrokken. Bovendien blijkt uit artikel 3.2 in samenhang met artikel 3.7 van de vaststellingsovereenkomst dat de waarden van alle getaxeerde panden in de verdeling zijn verdisconteeerd. De omstandigheid dat [geïntimeerde] volgens [appellante] door de de toedeling van de panden [adres 1] tot en met [adres 2] voor een waarde van € 487.000,- (artikel 3.5 van de vaststellingsovereenkomst) juist is bevoordeeld, nu uitgaande van de oorspronkelijke taxaties van [appellante] [plaats 1] en [appellante] [plaats 2] de gezamenlijke waarde van deze vier panden € 926.000,- bedroeg (zie de pleitnotitie pagina 3 sub 2.4 en pagina 8-9 sub 3.6), brengt op zich niet mee dat [geïntimeerde] per saldo niet is benadeeld bij de verdeling.
Gelet op de aanzienlijke verschillen tussen de taxatiewaarden die vastgesteld zijn door [Q] en [R] (in totaal ruim € 5.528.000,-) en de door [S] vastgestelde taxatiewaarden (in totaal € 2.910.00,-), derhalve in totaal een verschil van ruim € 2.618.000,-, is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk geworden dat [geïntimeerde] mogelijk schade heeft geleden als gevolg van de fout van [S].
[appellante] verweert zich - ondersteund door [X] - met de stelling dat de 'server rapporten' niet zijn afgegeven aan [X] en dat deze rapporten derhalve geen enkele rol hebben gespeeld bij de boedelscheiding. Voorts stelt zij dat dit enkele feit nog niet meebrengt dat de aan [X] afgegeven rapporten vervalst zijn.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] deze stelling, mede in het licht van genoemde verweren, onvoldoende heeft onderbouwd met feiten of omstandigheden, zodat het hof hieraan voorbijgaat.
6.De beslissing
mr. M.W. Zandbergen, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
allepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum van dinsdag 10 september 2013, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
twee wekenvoor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [geïntimeerde] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk
één weekvoor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;