ECLI:NL:GHARL:2013:6716

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
200.112.466-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over contact- en straatverbod in verband met omgangsregeling en geweldsdreiging

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot een contact- en straatverbod. De appellant, de man, had eerder in eerste aanleg een straatverbod opgelegd gekregen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Dit verbod was opgelegd in het kader van een moeizame omgangsregeling met zijn kinderen en de dreiging van geweld. De vrouw, de geïntimeerde, had vorderingen ingesteld om de man te verbieden zich in de nabijheid van haar en de kinderen te bevinden. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij verschillende memorie's en aktes zijn ingediend. De man had in zijn vordering verzocht om het vonnis van de voorzieningenrechter te vernietigen, terwijl de vrouw in incidenteel appel ook een vernietiging van het vonnis vroeg, maar met behoud van bepaalde onderdelen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen waren op 7 september 1995 met elkaar gehuwd en zijn op 23 december 2009 gescheiden. De vrouw heeft het gezag over de minderjarige kinderen. Eerdere vonnissen hadden de man al straat- en contactverboden opgelegd, en in het vonnis van 4 juli 2012 werd dit opnieuw bevestigd. Het hof heeft de grieven van de man in het principaal appel verworpen, maar heeft de grief van de vrouw in het incidenteel appel deels gegrond verklaard. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd voor wat betreft de formulering van het verbod, maar het verbod zelf in stand gehouden. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, gezien de eerdere relatie tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.112.466/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 198845/ KL ZA 12-177)
arrest in kort geding van de tweede kamer van 10 september 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
appellant in het principaal appel, geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. E. Lucas, kantoorhoudend te Lelystad,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde in het principaal appel, appellante in het incidenteel apppel,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. F.A. de Munnik-Hoogendoorn, kantoorhoudend te Dronten.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 4 juli 2012 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 24 juli 2012,
- de memorie van grieven, (met productie),
- de memorie van antwoord, tevens van grieven in incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep,
- een akte aanvulling incidenteel appel van 23 april 2013,
- een akte van 21 mei 2013,
- een antwoordakte van 18 juni 2013.
2.2
Vervolgens hebben partijen stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"het vonnis van de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 juli 2012, waarvan beroep, te vernietigen en opnieuw rechtdoende, wat de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad in eerste aanleg had behoren te doen, alsnog, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [geïntimeerde] jegens [appellant] af te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties."
2.4
De vordering van [geïntimeerde] in incidenteel appel luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis van 4 juli 2012 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad, gewezen onder zaaknummer 198845/KL ZA 12-177, voor zover dat vonnis toeziet op de zin onder 7.1 van het vonnis 'tenzij met toestemming van de vrouw en/of [kind 1] en/of [kind 2]' en opnieuw rechtdoende de overige onderdelen van de beslissing van de voorzieningenrechter in conventie en reconventie te bekrachtigen.
Zowel in principaal appèl als in incidenteel appèl:
Appellant in principaal appèl, geïntimeerde in incidenteel appèl te veroordelen in de kosten van deze procedure."

3.De feiten

3.1
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 van genoemd vonnis van 4 juli 2012 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Deze feiten, aangevuld met wat in hoger beroep is komen vast te staan, luiden:
3.1.1
Partijen zijn op 7 september 1995 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 december 2009 is de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 1 april 2010 ingeschreven in de daartoe bestemde registers.
3.1.2
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum 1] in de[gemeente X] en
- [kind 2], geboren op [geboortedatum 2] in de[gemeente X].
3.1.3
De vrouw heeft het gezag over de kinderen.
3.1.4
Bij vonnis in kort geding van 14 augustus 2009 is onder meer aan de man een straatverbod opgelegd.
3.1.5
Bij vonnis in kort geding van 10 september 2010 is aan de man opnieuw een straatverbod opgelegd, alsmede een contactverbod.
3.1.6
Bij vonnis in kort geding van 9 maart 2011 is aan de man een straat- en contactverbod opgelegd voor de duur van een jaar. De man heeft een van zijn kinderen na afloop van dat jaar, op 25 mei 2012 en 2 juni 2012, op straat gesproken.
3.1.7
In het vonnis waarvan beroep van 4 juli 2012 is andermaal een straat- en contactverbod aan de man opgelegd, thans voor de duur van twee jaar.

4.Het geschil in eerste aanleg

4.1
Op vordering van de vrouw in de oorspronkelijke conventie heeft de voorzieningenrechter de man kort gezegd onder verbeurte van dwangsommen verboden zich gedurende twee jaar op te houden in de omgeving van de woning van de vrouw en de scholen van de kinderen. Gedurende deze periode is het hem ook verboden met de vrouw en de kinderen contact op te nemen. In reconventie is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn eigen vordering. Tegen die beslissing is geen klacht gericht, zodat de beoordeling van de zaak zich in hoger beroep beperkt tot de vordering van de vrouw.
In het principaal appel

5.Ontvankelijkheid

5.1
Voor zover de man met zijn
tweede griefheeft willen bestrijden dat de vrouw in haar vordering kan worden ontvangen, heeft hij dat niet onderbouwd met enig argument dat een dergelijke conclusie kan dragen. De grief faalt in zoverre.

6.Het horen van [kind 1]

6.1
In zijn
derde griefhandhaaft de man zijn door de rechtbank verworpen verzoek om zijn oudste dochter, [kind 1], te horen. Dat verzoek wordt ook door het hof afgewezen omdat dit kort geding - anders dan het geschil met betrekking tot de omgangsregeling - niet een procedure betreft waarbij de rechtspositie van deze minderjarige in het geding is. Bovendien komt niet de man maar [kind 1] het recht toe om desgewenst te worden gehoord; het is geen recht dat de man kan afdwingen.

7.Motiveringsklacht

7.1
De man klaagt in zijn
eerste griefover rechtsoverweging 5.2 van het bestreden vonnis, waarin de stellingen van de vrouw zijn samengevat. Hij voert aan dat de voorzieningen-rechter de stellingen van de vrouw zonder deugdelijke motivering overneemt. Deze grief gaat uit van onjuiste lezing van het vonnis, dat in de rechtsoverwegingen 5.4 en verder zelfstandige overwegingen kent. De grief faalt om die reden.

8.De noodzaak van het straatverbod

8.1
De bezwaren van de man richten zich met name tegen het oordeel van de voorzieningenrechter over de noodzaak van het straatverbod. Voorafgaand aan de beoordeling van de desbetreffende grieven overweegt het hof het volgende.
8.2
Onder de stukken bevinden zich behalve de bij de vaststaande feiten genoemde uitspraken ook rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, onder meer van 23 april 2010. Daarin is opgenomen de conclusie van GGZ De Meerkanten dat de man lijdt aan chronische schizofrenie, waardoor hij chaotisch en agressief kan zijn als het aan structuur in zijn leven ontbreekt. In een brief van 13 april 2011 van de Polikliniek Interculturele Psychiatrie Avicenna wordt twijfel uitgesproken over de juistheid van die diagnose, maar wordt wel gesproken over een voortgezette behandeling met aandacht voor structuur, regelmaat en orde. Ook in een een pro-justitiarapport van 26 mei 2011 wordt de diagnose schizofrenie niet bevestigd. Duidelijk wordt uit al deze stukken echter wel, dat de man belast is met psychische problematiek, van welke aard ook, waarvan de symptomen bepalend zijn geweest voor de situatie die de afgelopen jaren is ontstaan. Deze situatie wordt sinds het uiteengaan van partijen gekenmerkt door een toenemende angst van de vrouw en de kinderen voor confrontatie met de man. De omgangsregeling tussen hem en zijn dochters is om die reden uiterst beperkt van omvang, en is bovendien aan strenge voorwaarden verbonden. Het hof krijgt tegelijkertijd de indruk dat de man zijn kinderen oprecht mist, en dat de vrouw zo goed en zo kwaad als dat gaat probeert tegemoet te komen aan zijn wens om hen te zien en te spreken, voor zover dat veilig en verantwoord is.
8.3
Bij de beoordeling van de door de vrouw gevraagde verboden is steeds van belang geweest dat de man zich ophoudt rond de scholen van de kinderen en de woning van de vrouw teneinde zijn kinderen te kunnen zien en aanspreken. Voor zover de man dergelijke contacten heeft erkend, heeft hij ze telkens als toevallige ontmoetingen afgedaan. Die houding is echter al in het vonnis van 10 september 2010 als ongeloofwaardig beoordeeld. Ook in het vonnis van 9 maart 2011 wordt overwogen dat de man nog steeds pogingen onderneemt om de kinderen buiten de in de omgangsregeling vastgelegde momenten te zien. Bij de uitspraak van 9 maart 2011 was bovendien van groot gewicht dat de man, die door de vrouw van huislijk geweld wordt beschuldigd, medio oktober 2010 een professionele begeleider die de omgang moest gaan begeleiden ernstig zou hebben mishandeld.
8.4
In het bestreden vonnis van 4 juli 2012 heeft centraal gestaan dat de man zijn dochters opnieuw, op 25 mei en 2 juni 2012, in de nabijheid van hun woning heeft gesproken. Dit terwijl de man, naar hij zelf erkent, nog kort daarvoor, tijdens de zitting in de omgangszaak van 22 mei 2012, had toegezegd dat hij zich daarvan zou onthouden.
8.5
De man voert in zijn
eerste en tweede griefaan dat hij deze keer een bezoek heeft willen brengen aan vrienden die wonen in een straat om de hoek van de straat in [woonplaats 2] waar de vrouw zonder noodzaak naartoe bleek te zijn verhuisd.
8.6
Het hof begrijpt dat de man zich door middel van deze grieven wenst te beroepen op het belang dat hij erbij heeft om vrienden op te zoeken die in de nabijheid van de woning van de vrouw wonen. Een dergelijke klacht is ongefundeerd. Hij heeft immers zelf opgemerkt dat de gebiedsverboden geen betrekking hebben op het gebied waar hij is geweest toen hij bij vrienden op bezoek ging en op straat zijn dochter tegenkwam. Ook overigens is niet onderbouwd dat hij op enige manier wordt gehinderd in de contacten met vrienden en kennissen die in Dronten wonen.

9.Het werkingsgebied van het straatverbod

9.1
De vierde griefstelt de proportionaliteit van het verbod ter discussie, gelet op de omgangsregeling in de beschikking van 12 november 2012. De man gaat in de toelichting op deze grief voorbij aan de strikte voorwaarden die aan de omgang van 1 uur per maand met [kind 2] zijn verbonden. Met betrekking tot [kind 1] is door de rechtbank geen omgangsregeling vastgelegd in verband met haar bezwaren daartegen. De omgang is bovendien tijdelijk bepaald, voor de duur van een half jaar. In dat licht bezien is een straat- (en contact)verbod zoals dat is opgelegd niet disproportioneel, en in lijn met de begeleide omgang op een neutrale plek. De grief faalt dan ook.
9.2
De strekking van de
vijfde griefvan de man is, dat hij ook zonder rechterlijk verbod bereid is om weg te blijven uit een door hemzelf beschreven gebied, dat beperkter is dan het door de voorzieningenrechter omschreven verbodsgebied. Ook die grieven falen, op grond van het navolgende.
9.3
Op grond van de gebeurtenissen op 25 mei 2012 en 2 juni 2012, beoordeeld in het licht van de voorgeschiedenis, is het hof met de rechtbank voorshands van oordeel dat de man de neiging om zijn kinderen op straat te benaderen en aan te spreken nog steeds niet kan onderdrukken. Hoewel die behoefte op zichzelf invoelbaar is, is het belang van de kinderen er op dit moment nog steeds mee gediend dat hem dit wordt verboden, en dat de grenzen van het verbod daarbij enigszins ruim worden getrokken.
9.4
In zijn
vijfde griefvoert de man verder aan dat het verbodsgebied te ruim is omschreven omdat - zo begrijpt het hof - hij daardoor parkeerproblemen kan krijgen of problemen met het openbaar vervoer. Deze grieven falen bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing.

10.Het contactverbod

10.1
De zesde griefvan de man is tegen het contactverbod gericht. Aangevoerd wordt dat hij daardoor in zijn procedurele belangen kan worden belemmerd omdat het hem (ook) is verboden om bescheiden aan de vrouw te zenden met betrekking tot andere procedures die tussen hen spelen. Deze klacht kan geen doel treffen omdat het verbod niet in de weg staat aan confraternele correspondentie tussen de advocaten van partijen of de mogelijkheid van de man zich rechtstreeks tot de advocaat van de vrouw te wenden.
10.2
Voor zover de man een beroep doet op zijn aanbod om geen contact met de kinderen te zoeken, zij op deze plaats herhaald wat het hof daaromtrent in het voorgaande heeft overwogen.

11.Veeggrief

11.1
De
zevende griefvan de man heeft naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis en kan daarom verder onbesproken blijven.
In het incidenteel appel

12.Toestemming

12.1
De vrouw klaagt in haar enige grief over het feit dat het straatverbod is opgelegd behoudens haar toestemming 'en/of' van [kind 1] 'en/of' van [kind 2]. Een dergelijke formulering kan volgens haar leiden tot executieproblemen. Het hof kan haar daarin volgen voor zover het (de betekenis van) de toestemming van de kinderen betreft. In zoverre treft de grief doel. Indien zij zelf - al dan niet schriftelijk - toestemming verleent, ligt het echter in de rede dat geen dwangsommen kunnen worden verbeurd. In zoverre faalt de grief.

13.Slotsom

13.1
De grieven in het principaal appel falen, de grief in het incidenteel appel treft deels doel. Het bestreden vonnis moet in zoverre worden vernietigd en voor het overige worden bekrachtigd.
13.2
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, omdat partijen met elkaar getrouwd zijn geweest.

14.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
In principaal en in incidenteel appel
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
4 juli 2012, voor zover dat onder 7.1. is gewezen en voor het opnieuw recht doende;
7.1.
verbiedt de man gedurende 2 jaar na betekening van het vonnis van 4 juli 2012 zich te begeven naar en/of zich te bevinden in het gebied de gehele [straat 1] te [woonplaats 2], de [straat 2] te [woonplaats 2], voor zover het betreft het [Q College] en het daarbij horende schoolplein en om deze school gelegen stoepen en parkeerplaatsen en het [straat 3] te [woonplaats 2], voor zover het betreft de [school] en het daarbij behorende schoolplein en om deze school gelegen stoepen en parkeerplaatsen, tenzij met toestemming van de vrouw;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. A.H. Garos en mr. B.J.H. Hofstee en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 10 september 2013.