Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende een koopovereenkomst van een woonhuis. De appellant had het woonhuis van de geïntimeerde gekocht voor € 310.000,00, onder de ontbindende voorwaarde dat hij tijdig een hypothecaire lening zou verkrijgen. De appellant kon echter geen hypothecaire lening verkrijgen, wat leidde tot een geschil over de ontbinding van de koopovereenkomst en de daaruit voortvloeiende contractuele boete van 10% van de koopsom. De rechtbank Utrecht had in eerdere vonnissen de vordering van de geïntimeerde tot betaling van de boete toegewezen, maar de appellant ging hiertegen in hoger beroep.
Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de grieven van de appellant. De kern van het geschil was of de verklaring van de kandidaat-notaris [B] dat de geïntimeerde akkoord ging met een verlenging van de termijn voor het financieringsvoorbehoud, als rechtsgeldig kon worden beschouwd. Het hof oordeelde dat de kandidaat-notaris niet als vertegenwoordiger van de geïntimeerde handelde, maar als bode, en dat de verklaring van de kandidaat-notaris niet de wil van de geïntimeerde correct weergaf. Hierdoor was de termijn voor het financieringsvoorbehoud verlengd tot 25 februari 2011, en had de appellant deze voorwaarde op geldige wijze ingeroepen.
Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en wees de vorderingen van de geïntimeerde af. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van vertegenwoordiging en de juiste overbrenging van verklaringen in het civiele recht, met specifieke verwijzingen naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek.