ECLI:NL:GHARL:2013:6624

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
21-002504-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wrakingsverzoek tegen mr. R. de Groot in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. R. de Groot, gedaan door de verzoeker, die in een strafzaak is veroordeeld voor moord op zijn echtgenote. De verzoeker heeft zijn echtgenote erkend te hebben omgebracht, maar stelt dat het moet worden gekwalificeerd als doodslag, wat zou leiden tot een kortere straf. De raadsvrouw van de verzoeker heeft op 5 augustus 2013 om wraking verzocht, omdat zij vreesde dat mr. De Groot vooringenomen was. De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend.

De wrakingsgronden waren gebaseerd op de gang van zaken rondom de planning van de zitting en de communicatie tussen de raadsvrouw en het hof. De raadsvrouw had meerdere keren aangegeven verhinderd te zijn op de geplande zittingsdatum van 27 september 2013, maar het hof had hier geen rekening mee gehouden. De wrakingskamer oordeelde dat de opmerkingen van mr. De Groot over de complexiteit van de zaak, in combinatie met het gebrek aan overleg over de zittingsdatum, zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor de vrees van de verzoeker dat mr. De Groot niet onpartijdig zou zijn.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking toegewezen, waarbij zij oordeelde dat de omstandigheden voldoende grond gaven voor de vrees van de verzoeker. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. R. van den Heuvel als voorzitter en mrs. J.P.M. Kooijmans en R. den Ouden als raadsheren, en werd op 27 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Wrakingskamer

Parketnummer: 21-002504-13
Wrakingsnummer: 200.131.387/01
Uitspraakdatum: 27 augustus 2013
Beslissinggewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door

[verzoeker]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [kliniek] te [plaats].
De procedure
Bij brief van 5 augustus 2013 is namens verzoeker om wraking verzocht van mr. R. de Groot. Mr. De Groot heeft bij e-mail van 14 augustus 2013 aangegeven dat hij niet in de wraking berust en dat hij er geen behoefte aan heeft om te worden gehoord bij de behandeling van het wrakingsverzoek. Voorts heeft hij in een notitie van 14 augustus 2013 een inhoudelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft ter zitting van 19 augustus 2013 gehoord de raadsvrouw van verzoeker en de advocaat-generaal, die heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Ontvankelijkheid
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het verzoek tot wraking
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek is - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Na enige correspondentie tussen de raadsvrouw en het hof over het indienen van onderzoekswensen door de raadsvrouw, is op 3 juni 2013 door het ressortsparket aan de raadsvrouw doorgegeven dat de zaak inhoudelijk zal worden behandeld op 27 september 2013. Deze zittingsdatum is niet in overleg met de raadsvrouw tot stand gekomen. De raadsvrouw heeft daarop direct aan het hof en het ressortsparket laten weten op die dag verhinderd te zijn. De raadsvrouw heeft bij brief van 11 juli 2013 haar onderzoekswensen ingediend. Bij brief van 24 juli 2013 heeft het hof de raadsvrouw laten weten dat zij haar verzoeken ter terechtzitting van 27 september 2013 kan doen en dat zij er rekening mee dient te houden dat de zaak op die terechtzitting inhoudelijk behandeld zal worden; in dat geval zal dus ook gerekwireerd en gepleit worden. Bij brief van 25 juli 2013 heeft de raadsvrouw nogmaals laten weten dat zij op 27 september 2013 verhinderd is. Voorts heeft zij in die brief verzocht om - gelet op haar verzoeken - een regiezitting te plannen. Bij brief van 30 juli 2013 heeft mr. De Groot aan de raadsvrouw bericht dat de onderhavige zaak naar het oordeel van het hof niet gecompliceerd is, waarbij hij heeft verwezen naar de lengte van het vonnis van de rechtbank. Namens verzoeker is geconcludeerd dat de bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, zwaarwegende aanwijzingen opleveren dat mr De Groot jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer stelt voorts voorop, dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoeker onwelgevallige (processuele) beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om, gaande de procedure, beslissingen te nemen over (onder meer) de planning van de zaak. Grond voor wraking bestaat alleen als uit de beslissing, waaronder begrepen de motivering, zwaarwegende aanwijzingen als hiervoor omschreven kunnen worden afgeleid.
Ter zitting heeft de raadsvrouw erkend dat het niet nakomen van afspraken van haar zijde mogelijk heeft geleid tot het vasthouden aan de vastgestelde datum voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. Uit de inhoud van de brief van mr. De Groot van 30 juli 2013 blijkt naar haar mening echter dat niet slechts organisatorische maar ook inhoudelijke redenen aan zijn beslissingen ten grondslag hebben gelegen.
De wrakingskamer overweegt met betrekking tot de aangevoerde wrakingsgronden als volgt.
Verzoeker is door de rechtbank tot een gevangenisstraf van 15 jaar veroordeeld wegens moord op zijn echtgenote. Verzoeker erkent dat hij zijn echtgenote om het leven heeft gebracht, maar de verdediging stelt zich op het standpunt dat niet van moord maar van doodslag sprake is, hetgeen in hoger beroep tot de oplegging van een aanzienlijk kortere vrijheidsstraf zou moeten leiden. Voor de keuze van de kwalificatie zijn de resultaten van het forensisch medisch onderzoek van groot belang.
Mr. De Groot heeft in zijn brief van 30 juli 2013 aan de raadsvrouw van verzoeker medegedeeld dat naar het oordeel “van het hof” haar brief van 25 juli 2013 geen aanleiding geeft het eerdere standpunt te herzien en dat de zaak niet gecompliceerd is. Mr. De Groot heeft daarbij verwezen naar (de geringe lengte van) het rechtbankvonnis.
Dit is naar het oordeel van de wrakingskamer opmerkelijk te noemen, aangezien de procedure in appel nu juist - in beginsel - ertoe dient de zaak opnieuw te onderzoeken en te beoordelen. In dat licht bezien - en nog daargelaten dat de lengte van een vonnis niets hoeft te zeggen over de complexiteit van een zaak - is de wrakingskamer van oordeel dat deze
- kennelijk namens de gehele strafkamer gemaakte - opmerking van mr. De Groot over de geringe complexiteit van de zaak onder verwijzing naar het bestreden rechtbankvonnis, een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de bij verzoeker bestaande vrees dat mr. De Groot jegens hem een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Dit geldt te meer nu, naar objectieve maatstaven gesproken, in de gemaakte opmerking een (voor verzoeker negatief) oordeel besloten zou kunnen liggen omtrent de inmiddels door de raadsvrouw ingediende, van een uitgebreide motivering voorziene, onderzoekswensen.
Deze vrees bij verzoeker is naar het oordeel van de wrakingskamer mede gevoed door de gang van zaken met betrekking tot de planning van de zaak. De zittingsdatum in deze zaak, waarbij grote belangen voor verzoeker op het spel staan, is namelijk gepland zonder enig overleg met de raadsvrouw. Aan deze datum is vervolgens onverkort vastgehouden, ook nadat de raadsvrouw (meermalen) had aangegeven dat zij op die dag verhinderd is. De wrakingskamer merkt daarbij overigens op dat de stelling van de raadsvrouw ter zitting, dat uit de bijlage 1 bij de notitie van mr. De Groot blijkt dat het ressortsparket bij het vaststellen van de zittingsdag reeds bekend was met haar verhindering op 27 september 2013, berust op een onjuiste lezing van die bijlage, gezien de tijdsvolgorde waarin de in die bijlage afgedrukte elektronische berichten zijn verzonden.
Daar komt ten slotte nog bij dat door mr. De Groot om (gezien de verzoeken) niet goed te begrijpen redenen is besloten om geen regiezitting te plannen.
Op grond van het vorenoverwogene zal het wrakingsverzoek worden toegewezen.
BESLISSING
Het hof (wrakingskamer):
Wijst het verzoek tot wraking van mr. R. de Groot toe.
Aldus gewezen door
mr. R. van den Heuvel, voorzitter,
mrs. J.P.M. Kooijmans en R. den Ouden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok, griffier,
en op 27 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.