ECLI:NL:GHARL:2013:6595

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2013
Publicatiedatum
6 september 2013
Zaaknummer
AVNR 372-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking rechtbank en toekenning lagere vergoeding ex artikel 591a Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Utrecht van 4 december 2012. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die een vergoeding verzocht op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor schade die hij zou hebben geleden door tijdverzuim in de behandeling van zijn strafzaak. De rechtbank had eerder een vergoeding van € 16.282,= toegekend, maar het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk inkomstenderving had geleden door het tijdverzuim. Het hof concludeerde dat de gedeclareerde tijd voor rechtsbijstand bovenmatig was, gezien de juridische en feitelijke eenvoud van de zaak. De advocaat-generaal had gepleit voor een vergoeding van € 10.000,=, maar het hof besloot uiteindelijk een lagere vergoeding van € 15.810,= toe te kennen, inclusief BTW. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en kende de appellant de nieuwe vergoeding toe, terwijl het overige verzoek werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de criteria voor het toekennen van schadevergoeding in het kader van artikel 591a Sv, waarbij de rechter rekening houdt met de billijkheid en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Arnhem
Prktnr: 16-610209-11
Avnr: 372-13
Het gerechtshof heeft te beslissen op het
hoger beroepingesteld door:
[appellant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende te [plaats], [adres], ten kantore van zijn raadsvrouw,
hierna te noemen appellant.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van 4 december 2012, houdende de beslissing op een verzoek ex artikel
591avan het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 3 juni 2013 de advocaat-generaal en appellant, bijgestaan door mr. [advocaat], advocaat te Den Haag.
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, ingediend op 23 juli 2012 ter griffie van de rechtbank Utrecht door mr. [advocaat] voornoemd;
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte rechtsmiddel van 24 december 2012, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Utrecht, waarbij door appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.

OVERWEGINGEN

1.
Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de politierechter in de rechtbank te Utrecht van 11 mei 2012 is appellant vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Het inleidend verzoekschrift houdt in dat verzocht wordt om een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering voor de schade die appellant tengevolge van tijdverzuim door de behandeling van de zaak ter terechtzitting heeft geleden en in de kosten van de raadsvrouw, in totaal ter hoogte van € 64.276,34 inclusief BTW, vermeerderd met de kosten voor het indienen en behandelen van dit verzoekschrift.
3.
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist dat aan appellant wordt toegekend een vergoeding ten bedrage van € 16.282,= en is het verzoek voor het overige afgewezen.
4.
Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Appellant kan in zoverre daarin worden ontvangen.
5.
Door en namens appellant is als grief tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd dat de opgevoerde kosten voor rechtsbijstand daadwerkelijk gemaakte kosten zijn en dat deze kosten noodzakelijk waren voor het behalen van het uiteindelijke resultaat. Voor het overige hebben appellant en zijn raadsvrouw volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht.
6.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing waarvan beroep en tot vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 10,000.=. De advocaat-generaal acht deze vergoeding, gelet ook op vergelijkbare zaken, redelijk. Het verzoek tot vergoeding van schade ten gevolge van tijdverzuim dient naar het oordeel van de advocaat-generaal te worden afgewezen.
7.
Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman of raadsvrouw.
Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
8.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door tijdverzuim daadwerkelijk inkomstenderving heeft geleden wegens het bijwonen van de mini-instructie en de behandeling van de zaak door de politierechter in de rechtbank te Utrecht zodat die gevraagde vergoeding zal worden afgewezen.
9.
Bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof voorop dat de declaratie van de raadsman/raadsvrouw niet meer is dan een uitgangspunt, dat door het hof wordt betrokken in zijn oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan appellant een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman/raadsvrouw en zo ja, tot welk bedrag. Deze maatstaf voor het beoordelen van het verzoek brengt met zich mee dat het hof geenszins gebonden is aan de door de raadsman/raadsvrouw gedeclareerde tijd of het door hem/haar gehanteerde uurtarief.
10.
Het hof heeft ten aanzien van de gevraagde vergoeding ter zake van de kosten voor rechtsbijstand acht geslagen op de aard, de omvang en de complexiteit van de strafzaak. De zaak was naar aard juridisch noch feitelijk complex. Evenmin had deze een bijzonder omvang.
Dat brengt het hof tot het oordeel dat de gedeclareerde tijd bovenmatig geacht moeten worden. Hierbij is in het bijzonder gelet op de door de raadsvrouw in rekening gebrachte hoeveelheid voorbereidingstijd. Voorts is ook door twee advocaten tegelijkertijd aan de zaak gewerkt en zijn voor beide advocaten de volledige uren in rekening gebracht tegen een hoog uurtarief . Daarnaast komt overeenkomstig het beleid van het hof de gedeclareerde reistijd slechts voor de helft voor vergoeding in aanmerking. Het hof zal gelet op het voorgaande tot een lagere vergoeding komen dan gevorderd en op gronden van billijkheid als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toekennen een bedrag van € 15.000,= (inclusief BTW).
11.
Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding kan, nu het verzoekschrift in twee instanties is behandeld, in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift worden toegewezen € 810,= (inclusief BTW).
12.
Het hof zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de beschikking waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

BESCHIKKENDE

Het hof:
- vernietigt de beschikking waarvan beroep en kent aan appellant toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 15.810,= (vijftienduizend achthonderdtien) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer/girorekeningnummer [nummer] t.n.v. [stichting] o.v.v. [appellant].
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. R.W. van Zuijlen, voorzitter, J.H.C. van Ginhoven en P. van Kesteren, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2013.