ECLI:NL:GHARL:2013:6577

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
200.121.263
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorhaling erkenning en verbetering geboorteakte in het kader van familierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van het openbaar ministerie tot doorhaling van een latere erkenning en verbetering van de geboorteakte van een minderjarige. De zaak betreft de erkenning van de minderjarige door verzoeker, die in 2004 heeft plaatsgevonden. De moeder van de minderjarige was ten tijde van de erkenning gehuwd met een andere man, [belanghebbende 2], wat aanleiding gaf tot het verzoek van het openbaar ministerie. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank Utrecht van 31 oktober 2012, waarin het verzoek van het openbaar ministerie was toegewezen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juni 2013 is de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, verschenen. De advocaat-generaal en de ambtenaar van de burgerlijke stand waren ook betrokken bij de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat er een Poolse uitspraak is die bevestigt dat [belanghebbende 2] niet de vader van de minderjarige is. Dit vonnis is op 19 juli 2005 onherroepelijk geworden en heeft terugwerkende kracht.

Het hof heeft overwogen dat de erkenning door verzoeker rechtsgeldig is, ondanks het huwelijk van de moeder met [belanghebbende 2] ten tijde van de erkenning. De erkenning is nietig verklaard op basis van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, maar het hof concludeert dat de erkenning door verzoeker geldig blijft. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van het openbaar ministerie tot doorhaling van de erkenning af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.121.263
(zaaknummer rechtbank Utrecht 295371)
beschikking van de familiekamer van 5 september 2013
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder ook te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. G.J.R. van der Kolk te Hilversum,
en
de advocaat-generaal bij het ressortspakket Arnhem-Leeuwarden,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de advocaat-generaal,
en
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [-],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen: de moeder,
en
[belanghebbende 2],
wonende in Polen,
verder te noemen: [belanghebbende 2].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Utrecht van 31 oktober 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 28 januari 2013;
- een verweerschrift van de advocaat-generaal, ingekomen op 13 maart 2013;
- een verweerschrift van de ambtenaar van de burgerlijke stand, ingekomen op 29 maart 2013;
- een brief van mr. Van der Kolk van 16 mei 2013 met bijlagen, ingekomen op 17 mei 2013.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 juni 2013 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de gemeente [-] zijn verschenen J.C. Kragt en M.J. Sluijs. Tevens is de moeder verschenen. De advocaat-generaal is met kennisgeving vooraf niet verschenen.
2.3
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van het hof ingekomen een brief van mr. Van der Kolk van 10 juli 2013 en een brief van de advocaat-generaal van 24 juli 2013.

3.De vaststaande feiten

3.1
Op 21 juni 2003 is de moeder gehuwd met [belanghebbende 2], welk huwelijk op 8 oktober 2004 is ontbonden door echtscheiding.
3.2
Op [geboortedatum] 2004 is te [woonplaats] [minderjarige] (verder te noemen: [minderjarige]) geboren. Op [datum] 2004 is een geboorteakte opgemaakt onder nummer [nummer], welke akte weergeeft de geboorte van [minderjarige] met als moeder [belanghebbende 1].
3.3
Op 9 september 2004 is [minderjarige] door [verzoeker] erkend. Op
9 september 2004 is een latere vermelding betreffende erkenning opgemaakt onder nummer [nummer]/2004. Gekozen is voor de geslachtsnaam [van verzoeker].
3.4
De geboorteakte en de akte erkenning zijn in 2004 ingeschreven in het geboorteregister van de gemeente [-].
3.5
Bij vonnis van 27 juni 2005 heeft het kantongerecht te Rzeszów in Polen vastgesteld dat [belanghebbende 2] niet de vader van [minderjarige] is.
3.6
Sinds het einde van de relatie tussen de moeder en [verzoeker] in 2006 verblijft [minderjarige] door de week bij [verzoeker] en in het weekend bij de moeder. Sinds oktober 2012 staat [minderjarige] in de gemeente [woonplaats] ingeschreven bij [verzoeker].

4.De omvang van het geschil

4.1
Het openbaar ministerie heeft de rechtbank verzocht de doorhaling te gelasten van de latere erkenning van [verzoeker] omdat de moeder ten tijde van de erkenning gehuwd was met [belanghebbende 2]. Verzocht is dat [belanghebbende 2] als vader wordt vermeld op de geboorteakte van [minderjarige] en dat de geslachtsnaam van [minderjarige] wordt gewijzigd in [belanghebbende 2]. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van het openbaar ministerie toegewezen.
4.2
De grieven van [verzoeker] strekken tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot afwijzing van het verzoek van het openbaar ministerie.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek (verder BW) kunnen onvolkomenheden in de registers van de burgerlijke stand worden hersteld. In dat artikel is bepaald :
1. Aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, kan op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie worden gelast door de rechtbank.
5.2
[verzoeker] voert aan dat de geregistreerde erkenning in 2004 juist is, althans in overeenstemming is met het feit dat hij de biologische vader van [minderjarige] is. Ter ondersteuning van zijn stelling heeft hij het - onder 3.5 genoemde - vonnis van het kantongerecht te Rzeszów in Polen van 27 juni 2005, alsmede een beëdigde vertaling van dat vonnis overgelegd. Doorhaling van de erkenning leidt volgens [verzoeker] tot een ongerechtvaardigde inmenging in het gezinsleven in de zin van artikel 8 lid 2 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
5.3
Het hof overweegt als volgt. Het hof stelt voorop dat het door [verzoeker]
overgelegde Poolse vonnis van 27 juni 2005, in welk vonnis is vastgesteld dat [belanghebbende 2] niet de vader van [minderjarige] is, op grond van het bepaalde in artikel 10:100 BW in Nederland van rechtswege kan worden erkend indien dit vonnis onherroepelijk is. Dat sprake is van een onherroepelijk vonnis was ten tijde van de mondelinge behandeling in deze zaak niet duidelijk. Nu ook onduidelijkheid bestond over de terugwerkende kracht van het vonnis, heeft het hof zich op 25 juni 2013 ambtshalve tot het kantongerecht te Rzeszów te Polen gewend en aan dit kantongerecht verzocht hierover aan het hof nadere informatie te verstrekken. Op 27 juni 2013 heeft het kantongerecht te Rzeszów in Polen het hof bericht dat het Poolse vonnis op 19 juli 2005 onherroepelijk is geworden en dat de ontkenning vaderschap door [belanghebbende 2] naar Pools recht terugwerkende kracht heeft.
5.4
Het hof heeft partijen bij brief van 9 juli 2013 in de gelegenheid gesteld om te
reageren op het bericht van het kantongerecht te Rzeszów te Polen. In de hierop gevolgde reactie van [verzoeker] en de advocaat-generaal ligt besloten dat zij de inhoud van het bericht onderschrijven.
5.5
Het hof oordeelt als volgt. Op grond van artikel 1:199 BW wordt de man die ten tijde van de geboorte met de moeder is gehuwd vermoed de verwekker van het kind te zijn. Erkenning door een man, niet zijnde de echtgenoot, is in dat geval op grond van artikel 1:204 lid 1, aanhef en onder f, BW nietig omdat er al twee ouders zijn. Nu gebleken is dat het Poolse vonnis van 27 juni 2005 onherroepelijk is, wordt dit vonnis in Nederland van rechtswege erkend. Het hof is van oordeel dat door het vonnis van 27 juni 2005, waarbij is vastgesteld dat [belanghebbende 2] niet de vader is van [minderjarige], het gegeven dat dit vonnis terugwerkende kracht heeft tot de geboorte en nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van één van de andere voor de erkenning geldende nietigheidsgronden van artikel 1:204 lid 1 BW, het vermoeden van artikel 1:199 sub a BW is weerlegd en dat alleen het moederschap van [belanghebbende 1] ten tijde van de geboorte van [minderjarige] vaststaat. De nietigheidsgrond van artikel 1:204 lid 1, aanhef en onder f, BW is daardoor niet meer aanwezig. Het hof concludeert dat de erkenning van [minderjarige] door [verzoeker] op 9 september 2004 rechtsgeldig is geschied.
5.6
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Utrecht van 31 oktober 2012 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van het openbaar ministerie tot doorhaling van de bij de genoemde geboorteakte [belanghebbende 1] horende latere vermeldingen betreffende erkenning en de verbetering van de geboorteakte [nummer] van het jaar 2004, ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [-], alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, R. Krijger en
M.S. van Gaalen, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op
5 september 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.