Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie en de draagkracht van de man, die onder een wettelijke schuldsaneringsregeling valt. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 januari 2013, waarin de alimentatiebijdrage van de man op nihil was gesteld. Het huwelijk van partijen was op 8 augustus 2005 ontbonden en zij hebben samen twee minderjarige kinderen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 250,- per kind per maand moest betalen, maar door de schuldsaneringsregeling stelde de rechtbank dat hij niet in staat was deze bijdrage te voldoen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2013 heeft de man verklaard dat hij sinds 2011 voor 20 uur per week werkt, maar dat zijn inkomen onvoldoende is om bij te dragen aan de kosten van levensonderhoud van de kinderen. De vrouw betwistte deze stelling en voerde aan dat de man en zijn nieuwe partner, die ook aandeelhouder is van zijn werkgever, hun financiële situatie ondoorzichtig maken. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij geen draagkracht had. Het hof concludeerde dat de man in staat moest worden geacht om de eerder vastgestelde alimentatie te betalen, ondanks zijn schuldsaneringsregeling.
Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de man af, waarbij de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd. Deze uitspraak benadrukt het belang van het leveren van bewijs in alimentatiezaken, vooral wanneer de financiële situatie van de betrokken partijen complex is.