Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
3 september 2013
[Z], Zwitserland(hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De feiten
f78 miljoen. De waarde van de 75% van de aandelen [G] B.V. die aan [F] B.V. toebehoorden bedroeg op 24 november 1999 ongeveer
f63 miljoen. De waarde van (de aandelen in) [G] B.V. was gebaseerd op – onder meer – de waarde van het dealerschap van [ABC] apparatuur in Nederland.
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
f63 miljoen. In de aangifte IB/PVV 1999 van belanghebbende is geen vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang opgenomen. Ook is niet vermeld dat in 1999 (een) aanmerkelijk(e) belang(en) (door emigratie fictief) zou(den) zijn vervreemd. Niet in geschil is dat, indien sprake is van een emigratie van belanghebbende naar Zwitserland in 1999, zulks wel had gemoeten.
f63 miljoen. Bij notariële akte van eigendomsoverdracht van 24 november 1999 is deze deelneming aan [J] N.V. verkocht voor
f33 miljoen. De Inspecteur stelt dat [F] B.V. zich ten aanzien van deze verkoop een bedrag van
f30 miljoen (hierna: de uitdeling) heeft laten ontgaan ten behoeve van haar aandeelhouder (belanghebbende).
f33 miljoen van [F] B.V. op [J] N.V. eind 1999 zijn gecedeerd aan de Zwitserse vennootschap [AA] AG zonder dat voor deze cessie een zakelijke grondslag zou hebben bestaan. Naar het oordeel van het Hof is het ook tegen deze achtergrond aannemelijk dat nimmer de bedoeling heeft bestaan uitvoering te geven aan de overeenkomst, aangezien de “beschermingsconstructie” zoals die door belanghebbende is gesteld alleen dan zin heeft, indien het economische belang van de aandelen [J] N.V. juist niet bij [F] B.V. ligt.
5.Proceskosten
6.Beslissing
3 september 2013.