Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
27 augustus 2013
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de waarde van een recreatiewoning is vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Zeewolde. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan de [A-straat 1], per waardepeildatum 1 januari 2010 vastgesteld op € 320.000, met een bijbehorende aanslag onroerende-zaakbelasting van € 345. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 22 mei 2013 in Arnhem, hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en concludeerde tot een verlaging naar € 270.000, terwijl de heffingsambtenaar de waarde handhaafde. De heffingsambtenaar had ter onderbouwing van de waarde een taxatierapport en een waardematrix overgelegd, maar de belanghebbende stelde dat de referentieobjecten niet vergelijkbaar waren en dat de waarde te hoog was vastgesteld.
Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende had aangetoond dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De heffingsambtenaar had geen inzicht gegeven in de verschillen tussen de onroerende zaak en de referentieobjecten. Aangezien geen van beide partijen hun voorgestelde waarde aannemelijk had gemaakt, heeft het hof de waarde in goede justitie vastgesteld op € 300.000. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, met een bijbehorende vermindering van de aanslag onroerende-zaakbelasting en een vergoeding van griffierechten aan de belanghebbende.