In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de man, verzoeker in het incidenteel hoger beroep, zijn beiden vertegenwoordigd door hun advocaten. De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de rechtbank Utrecht, waar de echtscheiding tussen de partijen op 21 april 2010 werd uitgesproken. De rechtbank had eerder bepaald dat de man een alimentatie van € 1.960,- bruto per maand aan de vrouw zou betalen, welke later werd aangepast naar € 1.520,- bruto per maand. De vrouw heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij zij onder andere de invloed van haar vermogen op haar behoefte aan de alimentatie aanvoert. De man heeft ook grieven ingediend, waaronder de verzoek om de alimentatie te verlagen naar € 500,- per maand.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2013 zijn beide partijen verschenen. Het hof heeft de financiële situatie van beide partijen grondig onderzocht, inclusief hun inkomsten, uitgaven en de noodzaak van de alimentatie. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw geen relevante inkomsten uit vermogen kan verwerven en dat de man voldoende draagkracht heeft om de alimentatie te betalen. Het hof heeft de alimentatie vastgesteld op € 1.255,- per maand, met een jaarlijkse indexering op basis van de pensioenuitkering van de man. De beslissing van de rechtbank Utrecht is vernietigd en de alimentatie is aangepast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.