In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2013, gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de proceskostenveroordeling van het vonnis van 20 december 2012. De appellant en geïntimeerde hebben een complexe relatie, waarbij de appellant eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor belaging en bedreiging van de geïntimeerde. De rechtbank had de appellant verboden om contact op te nemen met de geïntimeerde en hem een straatverbod opgelegd. In hoger beroep heeft de appellant drie grieven ingediend, die voornamelijk betrekking hebben op de proceskostenveroordeling en de financiële situatie van de appellant. Het hof heeft vastgesteld dat de hoofdveroordeling niet door de grieven wordt aangevallen en dat de voorzieningenrechter terecht geen gebruik heeft gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om de proceskosten te compenseren. De aard van de vordering en de omstandigheden van de zaak rechtvaardigen geen compensatie van de proceskosten, ondanks de financiële situatie van de appellant. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.