ECLI:NL:GHARL:2013:6273

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2013
Publicatiedatum
26 augustus 2013
Zaaknummer
KS 21-006089-13_tussenarrest 26-8-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake onderzoekswensen in hoger beroep met betrekking tot voorlopige hechtenis en getuigenverhoren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 augustus 2013 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 17 juni 2013. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en de verdediging had verschillende onderzoekswensen ingediend, waaronder het horen van getuigen en het uitvoeren van deskundigenonderzoek. Het hof heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van het verdedigingsbelang en het noodzakelijkheidcriterium, zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft besloten om het verzoek om medeverdachten als getuigen te horen toe te wijzen, maar voor de overige getuigen is niet van noodzaak gebleken. De verzoeken om deskundigenonderzoek, waaronder het onderzoeken van getuigenbeïnvloeding en het uitvoeren van forensisch onderzoek, zijn afgewezen. Het hof oordeelde dat de verzoeken tot beëindiging van de voorlopige hechtenis niet gehonoreerd konden worden, gezien de aanhoudende verdenkingen en het eerdere veroordelende vonnis.

Daarnaast heeft het hof een schriftelijke ronde gelast voor de vorderingen van de benadeelde partijen, waarbij de raadsvrouw van de verdachte de gelegenheid krijgt om zich schriftelijk uit te laten over de ingediende vorderingen tot schadevergoeding. Het hof heeft de voortgang van de zaak in het oog gehouden en is voornemens om de getuigenverhoren te plannen in de periode van eind oktober tot en met medio november 2013. De behandeling van de zaak zal achter gesloten deuren plaatsvinden, met bijzondere toegang voor nabestaanden en de pers tijdens bepaalde onderdelen van de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006089-13
Uitspraak d.d.: 26 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van
17 juni 2013 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1997],
ingeschreven te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 13 augustus 2013, welk onderzoek is aangewezen voor het houden van een regiezitting.
Het hof heeft kennisgenomen van
- hetgeen door de raadsvrouw, mr. N.C.E.C. Luns, ter terechtzitting naar voren is gebracht,
- het standpunt van de advocaat-generaal, mr. L.P. den Hollander, en van
- hetgeen ter terechtzitting door mr. Y. Moszkowicz, namens de benadeelde partijen, is meegedeeld.

De door de verdediging ingediende verzoeken

Verdachte is op 17 juni 2013 veroordeeld door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad. Tegen dit vonnis is namens verdachte hoger beroep ingesteld op 26 juni 2013. Door de verdediging is op 8 juli 2013 een appelschriftuur ingediend met daarin de navolgende onderzoekswensen.
Het horen van de getuigen
1.
[getuige3];
2.
[medeverdachte4];
3.
[medeverdachte5];
4.
[medeverdachte3];
5.
[medeverdachte7];
6.
[medeverdachte1] en
7.
[medeverdachte2].
Nadere onderzoekswensen
8.
De verdediging wenst beschikking te krijgen over de opname van het auditief geregistreerd verhoor van getuige [getuige5];
9.
de verdediging verzoekt om de opnames van de verhoren op cd-rom van de medeverdachten [medeverdachte2], [medeverdachte1], [medeverdachte7], [medeverdachte5],[medeverdachte3],
[medeverdachte4] en [getuige3];
10.
de verdediging verzoekt een forensisch patholoog alsmede een forensisch statisticus als deskundigen te benoemen, die voor een objectieve kwantificering van de kans op overlijden kunnen zorgdragen. Zij dienen - aldus de raadsvrouw - in hun rapportages aandacht te besteden aan de hoeveelheid zaken in Nederland waarbij sprake is van soortgelijk gering geweld als in de onderhavige zaak, het letsel dat over het algemeen intreedt, de frequentie van het optreden van dissectie van de arteria vertebralis of enige andere (slag)ader, de mortaliteit bij een dergelijke dissectie, de gevolgen die toepassing van geweld als in onderhavige zaak onder soortgelijke omstandigheden over het algemeen betreft, de mortaliteit in dergelijke zaken in het algemeen alsmede eventuele overige kwesties, aldus de raadsvrouw.
Voorts heeft de raadsvrouw ter terechtzitting primair een verzoek tot opheffing en subsidiair een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte gedaan.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat de onderzoekswensen van de verdediging, zoals genoemd onder 2 tot en met 7 en 10, dienen te worden afgewezen. Toegewezen kan worden het verzoek tot het horen van [getuige3] (hierboven vermeld onder 1). De verzoeken tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis dienen te worden afgewezen.
Ten aanzien van de verzoeken zoals genoemd onder 8 en 9 heeft de advocaat-generaal betoogd dat volgens de OM-Aanwijzing 'Auditief en audiovisuele registeren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten' het uitgangspunt is dat geen kopieën van audiovisuele registraties worden versterkt. Ook het onder 8 genoemde verhoor betreft een audiovisueel verhoor en kan niet in kopie worden verstrekt. De verdediging kan met instemming van de advocaat-generaal, met de politie of het ressortsparket afspraken maken om kennis te nemen van de audiovisuele registratie.
Maatstaf bij de beoordeling van de verzoeken: criterium verdedigingsbelang of noodzakelijkheidscriterium
De door het hof gehanteerde maatstaf bij de beoordeling van de verzoeken tot het horen van (niet verschenen) getuigen of deskundigen in hoger beroep laat zich als volgt weergeven.
1.
Bij tijdig (bij appelschriftuur) ingediende verzoeken (in de zin van artikel 410 lid 3 jo. lid 1 van het Wetboek van Strafvordering) gaat het criterium van het 'verdedigingsbelang' op, doordat artikel 264 van het Wetboek van Strafvordering uitdrukkelijk van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
2.
Oproeping van getuigen of deskundigen kan in een dergelijk geval - door van toepassing verklaring van artikel 288 van het Wetboek van Strafvordering (zie artikel 418 lid 1 van Wetboek van Strafvordering) - worden geweigerd indien:
2.1.
onaannemelijk is dat de getuige/deskundige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen;
2.2.
het - kort gezegd - gegronde vermoeden bestaat van het gevaar van schade aan de gezondheid/veiligheid van de getuige/deskundige;
2.3.
redelijkerwijs valt aan te nemen dat het openbaar ministerie niet in zijn vervolging of de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad.
3.
Bij niet bij appelschriftuur ingediende verzoeken vormt het 'noodzakelijkheidscriterium
'(in de zin van artikel 315 van het Wetboek van Strafvordering) het beoordelingskader waarbinnen verzoeken dienen te worden beoordeeld (artikel 418 lid 3 jo. artikel 414 van het Wetboek van Strafvordering).
4.
In het geval de appelschriftuur met verzoeken later wordt ingediend dan in de artikel 410 van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn, maar wel binnen 14 dagen nadat het uitgewerkte vonnis door de verdediging is ontvangen, is het 'noodzakelijkheidscriterium' van toepassing. Maar - afhankelijk van de omstandigheden van het geval - kan aan het 'noodzakelijkheidscriterium' een zodanige invulling worden gegeven dat er geen wezenlijk verschil is met het resultaat dat bij de toepassing van het criterium van het verdedigingsbelang zou worden bereikt (HR 19 juni 2007, LJN AZ1702, NJ 2007, 626).
5.
Het 'noodzakelijkheidscriterium' fungeert eveneens als maatstaf indien de berechting in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden en de getuige/de deskundige om
wiens verhoorwordt verzocht ten overstaan van een rechter (rechter-commissaris of een rechter ter zitting) is gehoord (artikel 418 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).
6.
Voor wat betreft gevraagd (nader) deskundigenonderzoek toetst het hof of het belang van de verdediging – voor zover daarvan sprake is - tegen de achtergrond van een eerlijke procesvoering en het belang van het onderzoek, (nader) deskundigenonderzoek noodzakelijk doen zijn. Bij die afweging dienen bij ieder gevraagd deskundigenonderzoek de relevante specifieke omstandigheden te worden betrokken (HR 19 juni 2007, NJ 2008, 169).

Beoordeling van de verzoeken

Het hof stelt vast dat de appelschriftuur tijdig is ingediend waardoor de verzoeken in beginsel dienen te worden beoordeeld aan de hand van het criterium van het verdedigingsbelang.
De door de raadsvrouw opgegeven getuigen, allen medeverdachten van verdachte, zoals genoemd onder 1 tot en met 7, zijn eerder gehoord door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad. De raadsvrouw is bij een aantal van de verhoren aanwezig geweest. Voor zover daarvan sprake is heeft zij de gelegenheid gehad de getuige bevragen. Nu de berechting in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden, fungeert het noodzakelijkheidscriterium als maatstaf bij de beoordeling van het horen van die getuigen. Voor wat betreft de getuigenverhoren waar de raadsvrouw
nietaanwezig is geweest geldt het verdedigingsbelang als criterium bij de beoordeling van die getuigenverzoeken.
Het hof
wijst afhet verzoek tot het horen van de getuige zoals hierboven genoemd onder 5, te weten getuige [medeverdachte7], nu de noodzaak daartoe niet, evenmin door hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht, is gebleken. Hiertoe overweegt het hof dat [medeverdachte7] op 26 april 2013 door de rechter-commissaris te Lelystad is gehoord, welk verhoor heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van een kantoorgenoot van de raadsvrouw, mr. C.W. Flokstra. Tijdens dat verhoor heeft de verdediging alle gelegenheid gehad de getuigen te bevragen en van deze gelegenheid ook gebruik gemaakt.
Het hof
wijst toehet verzoek tot het horen van getuigen genoemd onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7. Dit betreft de navolgende getuigen:
[getuige3], geboren op [1997], wonende te [woonplaats], [adres];
[medeverdachte4], geboren op [1996], thans verblijvende in [verblijfplaats];
[medeverdachte5], geboren in 1962, thans verblijvende in [verblijfplaats];
[medeverdachte3], geboren op [1996], thans verblijvende in [verblijfplaats];
[medeverdachte1], geboren op [1996], thans verblijvende in [verblijfplaats];
[medeverdachte2], geboren op [1996], thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hof is voornemens om wat betreft het horen van bovengenoemde getuigen één van de raadsheren die ter zitting over de zaak oordeelt, aan te wijzen als gedelegeerd raadsheer-commissaris. Nu krachtens het gestelde in artikel 316 lid 2 jo. 415 van het Wetboek van Strafvordering een dergelijke aanwijzing alleen kan indien de advocaat-generaal en de verdachte daarmee instemmen, verzoekt het hof de advocaat-generaal en de verdediging binnen één week na de datum van dit arrest schriftelijk aan de griffier te laten weten of dit voornemen van het hof op instemming kan rekenen of dat er bezwaren hiertegen bestaan.
De onder 8 en 9 omschreven verzoeken betreffende een kopie dan wel uitluisteren van verschillende verhoren
Met betrekking tot dit verzoek van de raadsvrouw overweegt het hof dat, nu er tijdens de terechtzitting overeenstemming met de advocaat-generaal is bereikt over het verkrijgen van de eventuele incomplete auditieve registraties dan wel het uitluisteren/bekijken van de opnamen, het hof het verzoek aldus zal verstaan dat ervan mag worden uitgegaan dat dit verder wordt afgehandeld tussen de verdediging en de advocaat-generaal en er voor het hof geen verzoek meer ligt waarop moet worden beslist. Het hof verzoekt met het oog op de voortgang in de zaak de verdediging binnen
twee weken na hedenaan de advocaat-generaal schriftelijk kenbaar te maken of en zo ja welke registraties van verhoren ontbreken en voor het bekijken of uitluisteren van de opnamen een afspraak te maken.
Voor wat betreft het verzoek van de verdediging genoemd onder nummer 10, toetst het hof
- zoals hierboven reeds omschreven - of het belang van de verdediging tegen de achtergrond van een eerlijke procesvoering en het belang van het onderzoek, (nader) deskundigenonderzoek noodzakelijk doen zijn. Bij die afweging dienen bij ieder gevraagd deskundigenonderzoek de relevante specifieke omstandigheden te worden betrokken.
Het hof zal dan ook bij het bovenomschreven verzoek de specifieke omstandigheden in ogenschouw nemen.
Het hof
wijsthet onder 10 genoemde verzoek tot het benoemen van zowel een forensisch patholoog als een forensisch statisticus
af.
Het verzoek van de raadsvrouw is ontoereikend onderbouwd, gaat uit van vooronderstellingen die juist in de onderhavige strafzaak onderwerp uitmaken van debat en is zo weinig specifiek geformuleerd dat in redelijkheid niet mag worden verwacht dat enig deskundige in Nederland in staat zal zijn dit onderzoek voor zijn rekening te nemen.
Het hof is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden het belang van het onderzoek in deze strafzaak niet noopt tot het oordeel dat het gevraagde nadere onderzoek noodzakelijk is.
Voorlopige hechtenis
Het hof
wijst afhet verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, nu de verdenkingen, bezwaren en gronden voor de voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig zijn. Daarnaast ligt er een veroordelend vonnis.
Het hof
wijsteveneens
afhet verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, nu de belangen van strafvordering om de voorlopige hechtenis te laten voortduren zwaarder wegen dan de belangen van verdachte om uit voorlopige hechtenis te worden geschorst, ook al is er in casu sprake van een minderjarige verdachte.
Het hof merkt op dat de voorwaardelijke standpunten van de advocaat-generaal, gelet op bovenstaande, hier geen bespreking behoeven.

Schriftelijke ronde standpunten vorderingen schadevergoeding

Het hof gaat niet in op de door mr. Y. Moszkowicz gedane opmerking ter zitting over te gaan tot het horen van de door hem ingeschakelde deskundige. Het hof is van oordeel dat een dergelijk verhoor in de onderhavige zaak een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het hof vindt in de stukken evenwel aanleiding de raadsvrouw van verdachte in de gelegenheid te stellen zich binnen drie weken na heden schriftelijk uit te laten over de door mr. Y. Moszkowicz namens de benadeelde partijen ingediende vorderingen tot schadevergoeding. De raadsvrouw wordt door het hof uitgenodigd bij gelegenheid van deze schriftelijke ronde tevens vragen te stellen - voorzover die bestaan - over de gevraagde schadevergoedingen en hun onderbouwing. Na ontvangst van de reactie van de raadsvrouw van verdachte, zal mr. Y. Moszkowicz in de gelegenheid worden gesteld binnen drie weken na ontvangst van het schriftelijk standpunt daarop schriftelijk te reageren. De advocaat-generaal en de verdediging krijgen vervolgens de gelegenheid tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting in repliek en dupliek op de ingenomen standpunten te reageren.
Het hof beoogt op deze wijze zoveel mogelijk te komen tot een inhoudelijke beoordeling van het ingediende vorderingen van de benadeelde partijen.

Voortgang van de behandeling van de zaak

Het hof geeft er de voorkeur aan om voorafgaand aan de behandeling van de strafzaken ter zitting de getuigen te laten horen door een gedelegeerd raadsheer-commissaris. Met het oog op een voortvarende voortgang zal het hof in overleg met de advocaat-generaal en de raadsvrouw voornoemde getuigenverhoren plannen in de periode van eind oktober tot en met medio november 2013 (weken 42 tot en met 45). Insteek is dat aansluitend op de getuigenverhoren het hof zal aanvangen met de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting. Daarvoor zal een zoveel mogelijk aaneengesloten aantal dagen worden gereserveerd. De agenda’s van de raadslieden van de medeverdachten worden bij de planning tevens betrokken.
Het hof is voornemens de behandeling van de zaak conform het uitgangspunt van artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering achter gesloten deuren te behandelen, zowel het de behandeling van de feiten als de bespreking van de persoonlijke omstandigheden betreft. Dit laat onverlet dat de nabestaanden op grond van artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering bijzondere toegang zal worden verleend zoals tot heden ook is toegestaan. Bij gelegenheid van de (in alle zaken gelijktijdige) behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen en het (in alle zaken gelijktijdige) requisitoir van de advocaat-generaal zal ook de pers bijzondere toegang worden verleend op de wijze zoals is dit toegestaan tijdens de regiezitting. Voorts zal te zijner tijd in overleg worden getreden met de betrokken raadslieden in hoeverre toestemming wordt verleend de pers toe te laten bij het (gezamenlijk) pleidooi zoals te doen gebruikelijk en overeenkomstig de geldende persrichtlijn.
Het hof heeft in het kader van het bovenstaande de belangen van de minderjarige, waaronder diens persoonlijke levenssfeer, gewogen tegen de belangen van openbaarheid in deze zaak. In deze belangenafweging heeft het hof ook het belang van waarheidsvinding betrokken, voor welk belang sommige raadslieden ook uitdrukkelijk de aandacht van het hof hebben gevraagd.
Het bovenstaande betekent tevens dat de raadslieden van medeverdachten - nu de zitting van medeverdachten achter gesloten deuren zal worden behandeld - niet de gelegenheid wordt geboden de zitting bij te wonen in de zaken van de medeverdachten, voorzover het de bespreking van de feiten en de persoonlijke omstandigheden betreft.

Beslissing

Het hof:
wijst afhet verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte;

wijst af het verzoek zoals hierboven genoemd onder 5;

wijst af het verzoek zoals hierboven genoemd onder 10;

wijst toede getuigen zoals hierboven genoemd onder 1 tot en met 4, 6 en 7 en stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde als getuigen te horen:
[getuige3], geboren op [1997], wonende te [woonplaats], [adres];
[medeverdachte4], geboren op [1996], thans verblijvende in [verblijfplaats];
[medeverdachte5], geboren in 1962, thans verblijvende in [verblijfplaats];
[medeverdachte3], geboren op [1996], thans verblijvende in [verblijfplaats];
[medeverdachte1], geboren op [1996], thans verblijvende in [verblijfplaats];
[medeverdachte2], geboren op [1996], thans verblijvende in [verblijfplaats].
steltde raadsvrouw
in de gelegenheidde getuigenverhoren door de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris in de zaken van medeverdachten bij te wonen;
bepaaltdat de verhoren van de getuigen, toegewezen in de zaak van een medeverdachte, worden toegevoegd aan het dossier van verdachte;
bepaaltdat de raadsvrouw in de gelegenheid wordt gesteld binnen drie weken na de datum waarop dit tussenarrest is gewezen een schriftelijke reactie bij mr. Y. Moszkowicz en bij de griffie van het hof in te dienen op de ingediende vorderingen tot schadevergoeding dan wel in dit kader nadere vragen te formuleren;
steltmr. Y. Moszkowicz in de gelegenheid na ontvangst van voornoemde schriftelijke reactie respectievelijk nadere vraagstelling, binnen drie weken na ontvangst van dit stuk een schriftelijke reactie bij de raadsvrouw en griffie van het hof in te dienen;
bepaaltdat de raadsvrouw, de advocaat-generaal en de gemachtigde van de benadeelde partijen binnen een week na heden schriftelijk bij de griffie hun beschikbaarheid indienen voor wat betreft de weken 42 tot en met 45;
bepaaltdat de raadsvrouw binnen een week na heden schriftelijk aan de griffie meedeelt of zij conform art. 316 jo. 415 Wetboek van Strafvordering kan instemmen met een getuigenverhoor door een
gedelegeerdraadsheer-commissaris;
schorsthet onderzoek ter terechtzitting voor
onbepaalde tijd, maximaal drie maanden en gelet op de klemmende reden dat de getuigenverhoren naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, zal het onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden worden geschorst;
beveeltde oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van verdachte, aan de benadeelde partijen en diens vertegenwoordiger;
beveeltde oproeping van de ouder(s) van verdachte, de nabestaanden aan wie bijzondere toegang is verleend, Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van L.R. Span, griffier,
en op 26 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.