Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006063-13
Uitspraak d.d.: 26 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van
17 juni 2013 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1996],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 13 augustus 2013, welk onderzoek is aangewezen voor het houden van een regiezitting.
Het hof heeft kennisgenomen van
- hetgeen door de raadsman, mr. J.P. Plasman, ter terechtzitting naar voren is gebracht,
- het standpunt van de advocaat-generaal, mr. L.P. den Hollander, en van
- hetgeen ter terechtzitting door mr. Y. Moszkowicz, namens de benadeelde partijen, is opgemerkt.
De door de verdediging ingediende verzoeken
Verdachte is op 17 juni 2013 veroordeeld door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad. Tegen dit vonnis is namens verdachte hoger beroep ingesteld op 27 juni 2013. Op 9 juli 2013 is door de verdediging een appelschriftuur ingediend. De raadsman heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat zijn standpunt aangaande de onderzoekswensen is gewijzigd en de appelschriftuur integraal door hem wordt ingetrokken. De raadsman heeft meegedeeld geen onderzoekswensen te hebben.
De raadsman heeft wel verzocht voor het geval dat het hof in de zaken van de mede-verdachten getuigenverhoor en/of nader (deskundigen) onderzoek zou bevelen, de raadsman in de gelegenheid wordt gesteld bij die verhoren aanwezig te zijn dan wel over de stukken te kunnen beschikken afkomstig van eventueel nader bevolen onderzoek.
Voorts heeft de raadsman een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte gedaan. In dat kader heeft hij onder meer aangevoerd dat het hof bij de beslissing op dat verzoek tevens rekening dient te houden met artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, en dan in het bijzondere in het licht van de voortdurende detentie van verdachte.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte dient te worden afgewezen. Ten aanzien van het hetgeen de raadsman heeft aangevoerd met betrekking tot artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, betoogd de advocaat-generaal dat een dergelijk standpunt thuishoort bij een verzoek tot opheffing en niet bij een verzoek tot schorsing.
Beoordeling van het verzoek
Het hof heeft in een aantal zaken van de medeverdachten ingestemd met het horen van getuigen, te weten steeds medeverdachten van verdachte. Vanuit proces-economisch oogpunt zal de raadsman van verdachte in verband met verknochtheid van de zaken in de gelegenheid worden gesteld deze getuigenverhoren bij te wonen. Het betreft de navolgende getuigen:
1.[medeverdachte3], geboren op [1996], thans gedetineerd in het [verblijfplaats];
2.[getuige3], geboren op [1997], wonende te [woonplaats], [adres];
3.[medeverdachte2], geboren op [1996], thans gedetineerd in [verblijfplaats];
4.[medeverdachte5], geboren in 1962, thans gedetineerd in [verblijfplaats];
5.[medeverdachte1], geboren op [1995] te [geboorteplaats], thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Voorlopige hechtenis
Het hof
wijsthet verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis
af, nu de belangen van strafvordering om de voorlopige hechtenis te laten voortduren zwaarder wegen dan de belangen van verdachte om uit voorlopige hechtenis te worden geschorst, ook al is er in casu sprake van een minderjarige verdachte.
Schriftelijke ronde standpunten vorderingen schadevergoeding
Het hof gaat niet in op de door mr. Y. Moszkowicz gedane opmerking ter zitting over te gaan tot het horen van de door hem ingeschakelde deskundige. Het hof is van oordeel dat een dergelijk verhoor in de onderhavige zaak een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het hof vindt in de stukken evenwel aanleiding de raadsman van verdachte in de gelegenheid te stellen zich binnen drie weken na heden schriftelijk uit te laten over de door mr. Y. Moszkowicz namens de benadeelde partijen ingediende vorderingen tot schadevergoeding. De raadsman wordt door het hof uitgenodigd bij gelegenheid van deze schriftelijke ronde tevens vragen te stellen - voorzover die bestaan - over de gevraagde schadevergoedingen en hun onderbouwing. Na ontvangst van de reactie van de raadsman van verdachte, zal mr. Y. Moszkowicz in de gelegenheid worden gesteld binnen drie weken na ontvangst van het schriftelijk standpunt daarop schriftelijk te reageren. De advocaat-generaal en de verdediging krijgen vervolgens de gelegenheid tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting in repliek en dupliek op de ingenomen standpunten te reageren.
Het hof beoogt op deze wijze zoveel mogelijk te komen tot een inhoudelijke beoordeling van het ingediende vorderingen van de benadeelde partijen.
Voortgang van de behandeling van de zaak
Het hof geeft er de voorkeur aan om voorafgaand aan de behandeling van de strafzaken ter zitting de getuigen te laten horen door een gedelegeerd raadsheer-commissaris. Met het oog op een voortvarende voortgang zal het hof in overleg met de advocaat-generaal en de raadsman voornoemde getuigenverhoren plannen in de periode van eind oktober tot en met medio november 2013 (weken 42 tot en met 45). Insteek is dat aansluitend op de getuigenverhoren het hof zal aanvangen met de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting. Daarvoor zal een zoveel mogelijk aaneengesloten aantal dagen worden gereserveerd. De agenda’s van de raadslieden van de medeverdachten worden bij de planning tevens betrokken.
Het hof is voornemens de behandeling van de zaak conform het uitgangspunt van artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering achter gesloten deuren te behandelen, zowel het de behandeling van de feiten als de bespreking van de persoonlijke omstandigheden betreft. Dit laat onverlet dat de nabestaanden op grond van artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering bijzondere toegang zal worden verleend zoals tot heden ook is toegestaan. Bij gelegenheid van de (in alle zaken gelijktijdige) behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen en het (in alle zaken gelijktijdige) requisitoir van de advocaat-generaal zal ook de pers bijzondere toegang worden verleend op de wijze zoals is dit toegestaan tijdens de regiezitting. Voorts zal te zijner tijd in overleg worden getreden met de betrokken raadslieden in hoeverre toestemming wordt verleend de pers toe te laten bij het (gezamenlijk) pleidooi zoals te doen gebruikelijk en overeenkomstig de geldende persrichtlijn.
Het hof heeft in het kader van het bovenstaande de belangen van de minderjarige, waaronder diens persoonlijke levenssfeer, gewogen tegen de belangen van openbaarheid in deze zaak. In deze belangenafweging heeft het hof ook het belang van waarheidsvinding betrokken, voor welk belang sommige raadslieden ook uitdrukkelijk de aandacht van het hof hebben gevraagd.
Het bovenstaande betekent tevens dat de raadslieden van medeverdachten - nu de zitting van medeverdachten achter gesloten deuren zal worden behandeld - niet de gelegenheid wordt geboden de zitting bij te wonen in de zaken van de medeverdachten, voorzover het de bespreking van de feiten en de persoonlijke omstandigheden betreft.
Beslissing