ECLI:NL:GHARL:2013:6259

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 augustus 2013
Publicatiedatum
26 augustus 2013
Zaaknummer
21-003763-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gemotiveerde vrijspraak van het tenlastegelegde stalken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 maart 2013. De verdachte was beschuldigd van stalking van zijn ex-partner, waarbij hij stelselmatig inbreuk zou hebben gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De tenlastelegging omvatte verschillende gedragingen, zoals het herhaaldelijk contact opnemen met de slachtoffer, het volgen van haar en het ongevraagd betreden van haar woning.

Tijdens de zitting op 9 augustus 2013 heeft de verdediging, vertegenwoordigd door mr. V.P.J. Tuma, gepleit voor vrijspraak. De advocaat-generaal heeft daarentegen gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kon worden verklaard op basis van de in eerste aanleg gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft het proces-verbaal van aangifte van de slachtoffer als uitgangspunt genomen voor zijn beoordeling. De slachtoffer verklaarde dat zij zich pas na de beëindiging van de relatie met de verdachte bewust werd van zijn vreemde gedragingen.

Het hof heeft geconcludeerd dat uit de verklaring van de slachtoffer niet kan worden afgeleid dat zij zich gedurende de tenlastegelegde periode belemmerd heeft gevoeld in haar persoonlijke levenssfeer. Dit werd bevestigd door het feit dat de slachtoffer in die periode ook zelf contact met de verdachte zocht. Daarom heeft het hof geoordeeld dat het aan de verdachte ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. R. de Groot als voorzitter, en is op 23 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003763-13
Uitspraak d.d.: 23 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 maart 2013 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 augustus 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 15 november 2011, te [plaats], en/of [plaats], in elk in Nederland en/of Spanje, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (zijn ex-partner) [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, - (bij voortduring en veelvuldig) telefonisch en/of SMS-contact gezocht met die [slachtoffer] en/of een of meer van haar familieleden en/of vrienden en/of - zich (bij voortduring en veelvuldig) opgehouden in de directe omgeving van de woning van die [slachtoffer] en/of - (bij voortduring en/of veelvuldig) die [slachtoffer] gevolgd met de auto en/of - de woning van die [slachtoffer] ongevraagd betreden/binnengdrongen en/of - ongevraagd en ongezien (een) naaktfoto(s) van die [slachtoffer] genomen en/of - zich (al dan niet vermomd) opgehouden op het vakantie-adres van die [slachtoffer] en/of - zich (al dan niet vermomd) opgehouden bij gelegenheden waarbij hij niet en die [slachtoffer] wel was uitgenodigd en/of - afluisterapparatuur geplaatst in de woning van die [slachtoffer] en/of - plaatsbepalingsapparatuur geplaatst onder de auto van die [slachtoffer], (terwijl hem, verdachte, in elk geval op 12 oktober 2011 te kennen is gegeven dat die [slachtoffer] geen contact meer met hem wenste).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ter zitting van het hof op het standpunt gesteld dat verdachte behoort te vrijgesproken van het hem ten laste gelegde (zie ter nadere adstructie de aan het hof overgelegde pleitnota).
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich ter zitting van het hof op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard op basis van de in eerste aanleg gebezigde bewijsmiddelen.
Het oordeel van het hof
Het hof neemt het proces-verbaal van aangifte door aangeefster [slachtoffer] van 24 oktober 2011 als uitgangspunt voor zijn beoordeling. In die aangifte verklaart aangeefster, onder meer het volgende (doorgenummerde pag. 26):
“Ik heb een relatie met [verdachte] gekregen in 2008. Midden 2008 zijn we een keer uit eten gegaan en daarna is er een relatie ontstaan. Hij loog over van alles en nog wat. Zo wilde hij geen contact met mijn familie en vrienden. Zij mochten ook niets van de relatie weten. Ik kon hier niet langer tegen en heb de relatie beëindigd. Hij bleef mij echter benaderen en bij mij thuis komen. Hij bleef ook wel bij mij eten en nam me ook mee uit eten. We hadden ook veel telefonisch contact. Dagelijks en soms meerdere keren. Hij belde mij eigenlijk steeds. Het zal wel eens voorgekomen zijn dat ik hem belde. Ik denk wel eens: “Ben ik niet duidelijk genoeg geweest naar hem toe en heb ik het zelf zo ver laten komen.” Tot ongeveer vier weken terug had ik het niet in de gaten. Daarvoor zijn er verschillende dingen geweest waardoor ik later besefte dat hij zich toen al vreemd gedroeg.”
Het hof leidt uit het vorenstaande af dat aangeefster eerst na eind september/begin oktober 2011 tot het besef is gekomen dat verdachte zich vreemd had gedragen. Uit die verklaring kan, naar het oordeel van het hof, evenwel niet worden afgeleid dat aangeefster zich gedurende haar omgang met verdachte in de tenlastegelegde periode belemmerd heeft gevoeld in haar persoonlijke levenssfeer. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat ook aangeefster in die periode vele malen zelf contact heeft gezocht met verdachte.
Daarom kan het aan verdachte ten laste gelegde niet bewezen worden verklaard.
Op grond van het voorgaande acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer], zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr R. de Groot, voorzitter,
mr H. Abbink en mr P.R. Wery, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr D. Mientjes, griffier,
en op 23 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr R. de Groot is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.