ECLI:NL:GHARL:2013:6210

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
200.119.434-01 20-08-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de relatie tussen ongehuwd samenwonenden en de vraag naar een beperkte gemeenschap en stilzwijgende aanvaarding van een aanbod

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de beëindiging van de relatie tussen twee ongehuwd samenwonenden. De vrouw, appellante, vorderde onder andere erkenning van een beperkte gemeenschap van goederen en betaling van alimentatie door de man, geïntimeerde. De vrouw stelde dat zij het aanbod van de man om gedurende twee jaar € 500,- per maand te betalen stilzwijgend had aanvaard, maar het hof oordeelde dat stilzwijgen zonder bijkomende omstandigheden niet kan worden aangemerkt als aanvaarding. Het hof verwees naar artikel 6:221 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een schriftelijk aanbod vervalt als het niet binnen een redelijke termijn wordt aanvaard. De rechtbank had eerder de vorderingen van de vrouw afgewezen, omdat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen. Het hof bevestigde deze lijn, maar oordeelde dat de vrouw recht had op een belastingteruggave van € 2.181,-, die de man moest betalen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke wilsverklaringen in het civiele recht en de voorwaarden waaronder een overeenkomst tot stand komt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.119.434/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 126462/ HA ZA 11-413)
arrest van de tweede kamer van 20 augustus 2013
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats 1] (Duitsland),
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
de vrouw,
advocaat: mr. L.H. Haarsma, kantoorhoudende te Paterswolde, voor wie heeft gepleit
mr. K. Croezen, kantoorhoudende te Paterswolde,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
de man,
advocaat: mr. M. Weissink, kantoorhoudende te Groningen, die ook heeft gepleit.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 13 juli 2011 en 12 september 2012 van de rechtbank Groningen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 7 december 2012 tevens houdende memorie van grieven (met producties,)
- de memorie van antwoord,
- het gehouden pleidooi waarbij pleitnotities zijn overgelegd.
2.2
Na afloop van het pleidooi heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van Hoekstra luidt:
"
het vonnis op 12 september 2012 door de rechtbank Groningen gewezen met zaak- en rolnummer 126462 HA ZA 11-413 tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde, te vernietigen en opnieuw recht doende:
I. te verklaren voor recht dat er een rechtsgeldige beperkte gemeenschap tussen de man en de vrouw tot stand is gekomen;
II te verklaren voor recht dat er een rechtsgeldige overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, die de man verplicht aan de vrouw gedurende twee jaar, met ingang van 1 oktober 2008, maandelijks een bedrag van € 500,- betaalbaar te stellen;
III. de man te veroordelen tot het binnen een week na dagtekening van het vonnis in deze te betalen aan de vrouw van een bedrag van € 9.500,- aan achterstallige alimentatietermijnen, uit hoofde van de tussen partijen bestaande overeenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. de man te veroordelen bij de verkoop van de onderneming [X] te [woonplaats 2], na de overdracht ineens een bedrag van € 20.000,- aan de vrouw te voldoen,van welk feit hij de vrouw binnen een week op de hoogte stelt;
V. de man te veroordelen tot het betalen aan de vrouw van een bedrag van € 2.181,- binnen een week na dagtekening van het vonnis ter zake van de aan haar toekomende belastingteruggave 2008, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. de man te veroordelen in de kosten van de procedures in beide instanties."

3.De feiten

In hoger beroep kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.
In 1996 hebben de man en de vrouw een affectieve relatie gekregen.
In 1998 zijn zij gaan samenwonen in de beheerderswoning van het camping-, watersport- en horecabedrijf
[X](hierna kortheidshalve aangeduid als: de onderneming) te
[woonplaats 2]. De onderneming was en is een eenmanszaak op naam van de man.
De vrouw vervulde de rol van huisvrouw en was daarnaast werkzaam in de onderneming.
Zij ontving geen salaris voor haar inzet. Een deel van de ontvangsten van de onderneming
werd maandelijks overgeboekt naar een gezamenlijke bankrekening van partijen; met
deze gelden bestreed de vrouw de kosten van de huishouding en deed zij persoonlijke
uitgaven. Voor de belastingdienst stond de vrouw geregistreerd als meewerkend partner.
De vrouw en de man waren niet gehuwd; evenmin hadden zij een samenlevingscontract
opgesteld. Zij hebben samen geen kinderen.
3.2.
In de zomer van 2008 zijn er tussen de vrouw en de man relationele
problemen ontstaan. De vrouw verlangde ter gelegenheid van het uiteengaan een financiële regeling. Zij maakte kenbaar dat zij wilde dat de man haar € 1.000,- per maand zou gaan voldoen, alsmede een bedrag van € 50.000,- ineens bij verkoop van de onderneming.
De man heeft in reactie daarop in of omstreeks juli 2008 het volgende geschreven:
“Graag zou ik het een en ander op papier willen zetten zodat we weten waar we staan.De volgende punten:
- € 500,-per maand gedurende twee jaar (= 12.000) > notarieel vast te leggen- Bij verkoop bedrijf € 20.000,- ineens- Wat wil je verder nog meenemen uit huis e.d. (wil ik graag van tevoren weten) lijst
maken
- Ook zou ik graag een tijdslimiet willen afspreken voor wat betreft het wonen op de
Camping (...)”.
3.3.
Eind september 2008 is de vrouw vertrokken en heeft zij met een van haar dochters een huurwoning in [Y] betrokken. De man heeft in financiële zin bijgedragen aan inrichting van de woning.
3.4.
Na het feitelijk uiteengaan van partijen in september 2008 hebben partijen
relatietherapie gevolgd.
In de eerste maanden van 2009 is de vrouw gedurende enkele dagen per week weer
werkzaam geweest in de onderneming. Toen de vrouw haar verhouding met een ander niet
wilde beëindigen, heeft de man aan de verdere samenwerking een einde gemaakt.
3.5.
Op 22 oktober en 21 november 2008, alsmede op 20 januari en 23 maart 2009 heeft
de man telkens een bedrag van € 500,- overgemaakt aan de vrouw op haar
bankrekeningnummer 3461.30.018; op 24 april 2009 heeft de man € 575,- overgemaakt aan
de vrouw. Al deze overboekingen geschiedden onder de vermelding ‘alimentatie’.
Ondanks aanmaning is de man niet bereid geweest verdere betalingen ad € 500,-
per maand te doen aan de vrouw.

4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank

4.1.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij het aanbod van de man van juli 2008 heeft aanvaard. Voorts heeft zij betoogd dat er tussen partijen een beperkte gemeenschap tot stand is gekomen. De vrouw heeft in eerste aanleg - kort samengevat en voor zover in dit hoger beroep nog van belang - nakoming van de door haar gestelde overeenkomst gevorderd alsmede betaling van een bedrag van € 2.181,- ter zake van een belastingteruggave. Laatstgenoemde vordering heeft zij ter gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg ingetrokken.
4.2.
De man heeft verweer gevoerd en benadrukt dat de vrouw nimmer op zijn voorstel van juli 2008 heeft gereageerd. Hij heeft gesteld dat hij uit coulance een aantal malen een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw heeft betaald en met een bedrag van circa
€ 10.000,- heeft bijgedragen aan de kosten van herinrichting van de vrouw.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen. Daartoe heeft zij overwogen dat een gemeenschap niet ‘uit het niets’ ontstaat maar dat daar rechtshandelingen aan vooraf moeten gaan. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat uit het eerste lid van artikel 6:221 BW volgt dat een schriftelijk aanbod vervalt wanneer het niet binnen een redelijke termijn wordt aanvaard. De vrouw heeft aangevoerd dat haar stilzwijgen als een aanvaarding van het aanbod moet worden gezien. Dat laat zich evenwel bezwaarlijk verenigen met het in art. 6:217 BW bepaalde, aldus de rechtbank. Nu de vrouw het aanbod van de man niet binnen redelijke termijn heeft aanvaard is geen overeenkomst tot stand gekomen, zo heeft de rechtbank geoordeeld.

5.Vermeerdering van eis

5.1
De vrouw, die haar vordering ten aanzien van de belastingteruggave ter gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg had ingetrokken, heeft haar eis bij de appeldagvaarding vermeerderd door ter zake opnieuw een bedrag van € 2.181,- van de man te vorderen.
5.2
De man heeft bezwaar gemaakt tegen deze vermeerdering van eis. Hij stelt zich op het standpunt dat de vrouw deze vordering zonder voorbehoud heeft ingetrokken en daarmee haar vorderingsrecht heeft prijsgegeven.
5.3
De vrouw heeft benadrukt dat zij haar vordering op dit punt tijdens de comparitie heeft ingetrokken in het licht van het voorlopig oordeel dat toen door de rechtbank werd gegeven en dat inhield dat er wel een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
5.4
Nu de rechtbank in het eindvonnis tot een ander oordeel is gekomen, staat het de vrouw naar 's hofs oordeel vrij terug te komen op haar beslissing.
Het hof verwerpt het bezwaar van de man dan ook. Het hof zal recht doen op de gewijzigde eis.

6.Bespreking van de grieven

6.1
Grief 1houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er geen sprake is van een beperkte gemeenschap. De vrouw betoogt dat zij een grote bijdrage heeft geleverd aan de opbouw van de onderneming van de man en dat er daarom alle aanleiding is uit te gaan van een beperkte gemeenschap. Zij stelt zich op het standpunt dat het daarbij niet van belang is of partijen dit uitdrukkelijk zijn overeengekomen en of dit (schriftelijk) is vastgelegd.
6.2
Het standpunt van de vrouw vindt geen steun in het recht. Het enkele feit dat de vrouw heeft meegewerkt in de onderneming van de man doet geen vermogensrechtelijke gemeenschap ontstaan. Daartoe zijn - zoals de rechtbank heeft overwogen - rechtshandelingen vereist. De grief is vergeefs voorgedragen.
6.3
Grief 2is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. De vrouw benadrukt dat de man geen termijn voor de aanvaarding van zijn aanbod heeft gesteld en voert aan dat haar stilzwijgen als een aanvaarding dient te worden begrepen. Uit het feit dat de vrouw geen tegenaanbod heeft gedaan blijkt dat zij het aanbod van de man in juli 2008 heeft aanvaard. De omstandigheid dat de advocaat van de man het aanbod bij brief van 23 november 2009 alsnog heeft ingetrokken, doet volgens de vrouw niet ter zake nu er in juli 2008 al een overeenkomst tot stand was gekomen.
6.4
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). Vast staat dat de man in juli 2008 een schriftelijk aanbod heeft gedaan. De man heeft geen termijn gesteld voor de aanvaarding van zijn aanbod. Op grond van artikel 6:221 lid 1 BW vervalt een schriftelijk aanbod wanneer het niet binnen een redelijke tijd wordt aanvaard.
De aanvaarding is een tot de wederpartij gerichte wilsverklaring die in beginsel in ieder vorm kan geschieden. Een verklaring kan uitdrukkelijk geschieden of in een of meer gedragingen besloten liggen (artikel 3:37 BW).
De vrouw heeft ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep bevestigd dat zij geen verklaring jegens de man heeft afgelegd. Zij meent evenwel dat uit het feit dat zij geen tegenaanbod heeft gedaan volgt dat zij het aanbod van de man aanvaardde.
Het hof verwerpt dat standpunt. Voor aanvaarding is een wilsverklaring van de vrouw nodig. Zoals de rechtbank heeft overwogen, kan enkel stilzwijgen - zonder bijkomende omstandigheden, die gesteld noch gebleken zijn - bezwaarlijk als een aanvaarding worden aangemerkt.
Voorts is het hof met de rechtbank van oordeel dat ook uit de omstandigheid dat de man een aantal malen een onderhoudsbijdrage aan de vrouw heeft betaald niet volgt dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Deze betalingen passen immers ook binnen de verklaring van de man dat hij deze uit coulance heeft gedaan, evenals zijn bijdrage in de herinrichtingskosten van de vrouw, over welke laatste bijdrage in het aanbod van de man niet is gesproken.
6.5.
Grief 2 faalt.
6.6.
De vrouw heeft - bij wijze van
derde, ongenummerde grief- haar eis vermeerderd. Zij vordert een bedrag van € 2.181,- van de man ter zake van een belastingteruggave.
De man heeft ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep erkend dat deze belastingteruggave aan de vrouw toekomt en dat het betreffende bedrag bijna een jaar na het vertrek van de vrouw, namelijk in augustus 2009, op een en/of rekening van partijen is gestort. De man heeft eveneens erkend dat de vrouw op dat moment niet meer over een bankpas van deze rekening beschikte aangezien zij deze reeds bij de man had ingeleverd. Bovendien heeft de man de stelling van de vrouw dat de bank genoemd bedrag niet zonder toestemming van de man aan haar wil uitbetalen niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Nu de man aldus de feitelijke beschikking over het bedrag heeft gekregen, zal het hof hem veroordelen genoemd bedrag aan de vrouw te voldoen.
6.7
De derde, ongenummerde, grief slaagt.
Slotsom6.8 Het vonnis van de rechtbank van 12 september 2012 zal - om proceseconomische redenen - worden vernietigd. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de man veroordelen om een bedrag van € 2.181,- aan de vrouw te voldoen. Het hof zal de wettelijke rente over dit bedrag toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding in hoger beroep omdat de vrouw de vordering die zij tijdens de procedure in eerste aanleg had ingetrokken toen opnieuw heeft ingesteld. Voor het overige zullen de vorderingen van de vrouw worden afgewezen. Gelet op het feit dat partijen gewezen partners zijn, zal het hof de kosten van de procedure compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Groningen van 12 september 2012 en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de man om binnen een week na dagtekening van dit arrest een bedrag van
€ 2.181,- aan de vrouw te betalen ter zake van de aan haar toekomende belastingteruggave 2008, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten van de procedure draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. M.M.A. Wind en
mr. M.A.L.M. Willems en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 augustus 2013.